Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 8: de boeken I, N, M en R
(1998)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 718]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+Item hier begint een spreeckende prologe waer van het spel volcht.' gesproocken ende gespeelt op den Treves sijnde gebubb. liceert tot haerlem den .5.en meijus anno 1609 ende den .7.en meij daer aen volgende alhier tot haerlem op de merckt gespeeltD'almogende godt die is en was / euwich sal wesen
uuijt niet alles geschapen.' wiens wil tallen stonden
.2.
Wiens enigen soon ons siels wonden heeft genesen
d'almogende godt / die is.' en was / euwich sal wesen
.1.
Vercondigen u vreden / wat willen die goeden vreesen
15[regelnummer]
goodts soon verwonnen heeft de cracht des helsch doot sonden
.2.
D'almogende godt / die is.' en was / euwich sal wesen
uuijt niet alles geschapen wiens wil t'allen stonden
.1.
20[regelnummer]
Bidden wij dat sijn Jonst mach werden bevonden
tot ons Stathouder Graeff Mauritsz sijn soon ter eeren
.2.
D'stralen dijns godlijcken Lichts. doet sijn hart doorwonden
om met d'heeren staten de Landen wijsslijck te regeeren
.1.
D'illustren / heeren staeten / wij eerbiedich saluteeren
Onder wiens regiering / wij vreedsaem Lang sijn geseten
.2.
Benevens dees groeten wij Oock alle eerwaerdige heeren
30[regelnummer]
wiens voorsichticheijt wij tot ons voorstant genoch weten
In ons salutatie wij Oock niet vergeten
Schouwt Bailljou / die tswaert dragen des rechts befaemt
.1.
D'heeren Burgemeestren / Schepenen met vrientschap uijtgemeten
35[regelnummer]
groeten wij eerbiedich / In gehoorsaemheijt soot betaemt
.2.
| |||||||||||
[pagina 719]
| |||||||||||
[pagina 720]
| |||||||||||
[pagina 721]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+Oock groeten wij allen burgers / hoe sij mogen sijn genaempt
40[regelnummer]
godt gund heur / vreedsaem In eendrachticheijt te Leven
.1.
Dwijnranck Constrijck gegroet op dat wij niet werden beschaemt
door wiens / Liefd Boven Al / seer hooch werd verheven
.2.
45[regelnummer]
Tot Widt Angierken / ons groet geplant hier beneven
In Liefde getrouw / Constrijck in al haer wercken
gegroet die op t'register van Rethorica sijt ongeschreven
onder dees gerekent / de Jonge vernuftige clercken
.1.
50[regelnummer]
Gegroet cleijn en groot al die hier sijt ter percken
om te sien / wat cunstich Rethorica / voorstellen // doet
.2.
Hoort en siet so meucht ghij den gront van haer mening bemercken
speelwijs voor al men Toorloch tirannich wreet / uijt beelden moet
.1.
Siet bij seventhien Maechden d'neerlanden men verhogen soet
dien t'oorloch soeckt te schoffieren / maer door medoogen.
verplet.' godt Toorlochs gewelt.' daer na wilt bemercken goet
hoe d'machtige Princen. na vred handelinge pogen
.2.
Besloten vast bestant door heeren groot van vermogen
voor twaelff Jaeren woor door men verhoopt vaster vreden
.1.
Door dees Nieuw maer / d'Neerlanden al blijschap vertogen
65[regelnummer]
dancken prijsen godt van sijn goetheijt in dorpen in steden
.2.
Ter Liefde van dien oock nu te doen is meer dan reden
daer in verheucht allen Christen Conincrijcken
.1.
70[regelnummer]
Verhopende dat vrede bloeijen sal / Toorloch vertreden
wanneer twist / tweedracht / haet / nijdt / uijt de Landen wijcken
op dat door eendracht Lieft / en vrede / Trouw doet Blijcken
dit sal sijn van alles verstaet wel den grondt
.2.
75[regelnummer]
Hoort en swijcht wij beginnen als nu terstont
Maer wacht u voor den beurssnijderen practijcken.
Lang .48. regulen.
| |||||||||||
[pagina 722]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+64Begint het spel van sinnen gecomponeert op den Treves gespeelt den .7. meijus anno 1609.. de parsonages sijn desen
Toorloch spreeckt
90[regelnummer]
D'sond der menschen boos / tot den hemelen hooch
niet goets verschijnt meer In dat godlijck ooch
t'geslacht der menschen / is vol vuijle gebreecken
niet om uijt te spreecken
die groote godt vergramt / doet door mij vertooch
95[regelnummer]
wat sijn gramschap vermach / hem dienst te doen ick pooch
over den menschen snoot moet Ick sijn Leet wreecken
ten baet geen smeecken
dien te vernielen veel met tpunt des sweerts doorsteecken
Ga naar margenoot+ben Ick gewapent wreet brijsschende d'lancij vel
100[regelnummer]
mijn vermogen groot nu als voortijts / wijt gebleecken
tot mijnen dienst gereet d'furijen uijt de hel
Ga naar margenoot+Ick sal wel Leeren haer godt te wesen rebel
Die t'gebodt goodts dus Lang hebben weijnich geacht
sijn nu vervallen al / onder mijn cracht onsacht
105[regelnummer]
dus mach ick breet en wijt / hier dommineeren
t'onderste boven keeren
ter zee te Land streckt mijn onverwinlijcke Macht
elendich seer / die mijn gedruijs grouwelijck verwacht
van duijssende veel / wil ick smenschen bloet verteeren
110[regelnummer]
mijn sulckx niet sal deeren
| |||||||||||
[pagina 723]
| |||||||||||
[pagina 724]
| |||||||||||
[pagina 725]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+weduwen oock weesen arm mogen dan wel querelleren
te water te Land / raeckt ijeder in groot gequel
115[regelnummer]
tot haer schaden groot sal hongers noot vermeeren
allen wreetheijt over haer te plegen mijn opstel
Ick sal wel Leeren haer godt te wesen rebel
Men sal Lachen niet / breng ick t'garisoen int velt
machtige steden haest vernielt door mijn gewelt
120[regelnummer]
tot een proij geraeckt al wadt daer is binnen
alsmen dat cunnen versinnen
tis veel dat hem ijemant rantsonneert om een somme gelt
tswaert ontgaende dan / In hechtenis vast gestelt
rontsom benaut beangst wat sullen sij beginnen
125[regelnummer]
tsal costen haer sinnen
ellendich blijven sij diemen overwinnen
hoe veel t'rommelen pijpen / schijnt enich geneuchlijck spel
donervaren meest sulckx wel souden hier beminnen
maer beijd. want ick niemant int Lest quijt en schel
130[regelnummer]
Ick sal wel Leeren haer godt te wesen rebel
Moort rooff pillering / over al het platte Lant
Castelen rasering / door vernielende brant
die toorloch verciert / dies moet d'huijssen ruijmen
na doude costuijmen
135[regelnummer]
Lover noch gras blijft opt velt niet gesaeijt geplant
geen Leet machmen te veel doen aenden gemeen vijant
vrouwe cracht cleijn schant ijeder rept sijn duijmen
men moet geen tijt versuijmen
die geen sack en heeft schudt uijt dat bed en pluijmen
140[regelnummer]
met meublen vervult tot rooff dat ijeder dient wel
aldus sal dan ijeder / verdwijnen en gaen in fluijmen
Ga naar margenoot+Alles moet buijgen haest onder mijn gewelt snel
Ga naar margenoot+Ick sal wel Leeren haer godt te wesen rebel
De .17. provincien comen algelijck uijt welcke waeren Jonge maechden ijeder was op het cierlijckx gecleet met goude ketenen om tlijff / ijeder na sij presenteerden / als hartochdommen / ende Graeffschappen / ende heelicheden / ijeder vandesen hadden haer eijgen wapen
| |||||||||||
[pagina 726]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+Inde handt twelck sij toonden waer van twee van dese maechden spraecken als Hollant en Brabant. Brabant spreeckt eerst met haer maechden bij haer hebbende..
Seventhien gesusters Leeffden eertijts eendrachtich
onder een hooft beminden malcandren als Leden
160[regelnummer]
niemant dorst ons schoffieren / door eendracht machtich
maer nu eijlaes ben ick over twedracht clachtich
wadt heeft gebroocken doch der Lieve susters vreden
so dat Lieft verandert In haet is.
Hollant met haer maechden bij haer hebbende spreeckt
Is dat niet mijn suster dien ick so deerlijck hoor clagen
tontroert mijn hert seer dat ick haer hoor suchten
maer op mijn versteurt / durf van dien doorsaeck niet vragen
want ons huijsgenoten hebben malcandren geslagen
170[regelnummer]
dies vrees ick saech sij mijn dat sij snel soude vluchten
nochtans ons twedracht tot groote schaet // is.
Brabant
O goedertieren godt noch bij u geen genaet // is
blijff u rechtvaerdicheijt noch over ons versteurt
175[regelnummer]
Medogentheijt vertoocht over ons eert te Laet // is
tis ons schult ick bekent / heer wij hebben misbeurt
wien sullen wij dat wijten /:'
Hollant
Och suster u geclach mijn diep aent hert raeckt
180[regelnummer]
Langer mach ick niet hier verholen blijven
Laet comen ijemant die tusschen ons vrede maeckt
op dat wij tsaem t'oorloch uijt den landen verdrijven
waer toe ons ondersaeten malcandren smijten.'
Brabant
185[regelnummer]
Mach Lief suster tusschen ons d'oude haet tot niet slijten
wat hoor ick uijt u compt naerder op dat ick u reden verstaen mach
wadt willen wij van vertdts malcandren dus toe crijten
ick noijt Liever / ijemant den vredemaecker ter baen sach
tis Lang genoch dus te gaen pruijlen ..
Hollant
Ist mijn schult susters
Brabant
| |||||||||||
[pagina 727]
| |||||||||||
[pagina 728]
| |||||||||||
[pagina 729]
| |||||||||||
195[regelnummer]
Ga naar margenoot+Laet rusten doorsaecken
tis onser sonden schult / wie sal hem ontschuldigen dan
d'hoverdij even groot blijff / siet wadt fatsoen wij maecken
voor meerder plagen vrees ick over alle man
hoe wel dat Toorloch schijnt te schuijlen
Hollant
Weijnich gedencken nu hoe / sij eertijts hebben sitten huijlen
onder t'oorlochs gewelt om dat de fortuijn wadt Lacht
de wonden niet genesen / mogen weer haest vervuijlen
gedenckende den tijt verleden door dees pracht
205[regelnummer]
vrees ick meerder plaech over thooft hangt
Brabant
Och off ijeder met een gecneurst hert bekenden
sijn schulden d'oorsaeck van dees groot ellenden // swaer
so sonder godt hier medogentheijt neder senden
210[regelnummer]
om dees elenden van ons aff te wenden // swaer
anders na vreed men te vergeeffs verlangt
Hollant
De heer rechtvaerdich ijeder na wercken sijn loon ontfangt
om dat wij goodts geboden hadden vergeeten
215[regelnummer]
so heeft t'oorlochs tijt / Lang ons fel angerangt
ons susters meest Neeringloos hebben geseeten
Ga naar margenoot+sij veel verdriets mosten Lijden
Brabant
Hoe sijn bij na vervallen ons heerlijcke steeden
220[regelnummer]
hoe vloeijt Oceanus over ons groene Landouwen
dijcken en dammen door gesteecken te waeter bestreden
niet veijlich mach den Lantman de Landen bouwen
op behoorlijcke tijden.
Hollant
225[regelnummer]
Niemant cond onse suster Zutphina bevrijden
van overrompeling dat besuerde Naerden
dies maeckten ick mij op inden fellen strijden
aff te weeren / want tgewelt mij vervaerden
dees geraeckten voor Haerlem ons stadts Lage
230[regelnummer]
sij affbeet tgewelt eerst bij winterdage
maer hongers noot drong heur tot ellende groot
Brabant
Geen minder Last hebben wij oock moeten dragen
Flandria weet veel te verhalen van Oostendes noot
235[regelnummer]
geruwineert ter Aerden pladt
Hollant
| |||||||||||
[pagina 730]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+ijeder heeft genoch te clagen dies sijn t'oorloch sadt
240[regelnummer]
doet dat goedertieren heer uijt ons palen scheijen
gelijck ghij voor Alcmaer dien Afcorten padt
na dat ghij vertoocht had genaed in t'onsedt van Leijen
voorts vertogende u segen
Brabant
245[regelnummer]
Jieder heeft gehadt sijn deel wilt heer versachten
u plagen veel verlichten wadt van sware Last
wij hebben geleert wadt het is u gebodt te verachten
te grondt laet ons niet sincken door sware Last vermast
weest tot barmherticheijt genegen
Hollant
>Ga naar margenoot+So sal u loff heer met recht niet werden verswegen. Hemelsche Fama singt een Lietgen op de voijs Ontwaeckt ontslaept In desen meijen tijt
255[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ontwaeckt / uijt der sonden slaep snoot
vervallen Inden doot // van allen deuchden bloot
den nieuwen mensch wilt al antrecken
so daelt neder uijt svaders schoot
medogentheijt seer groot // die sal in meeste noot
260[regelnummer]
goods genaden op wrecken
om te geven gehoor // den gebeden die voor
den heer d'wolcken door opstijgen
geopent goodts Tresoor
vreden sult ghij vercrijgen.
Brabant
Tis mijn eijgen schult heer
dat u handt mijn heeft geslagen
Hollant
Tis heer mijn schult veel meer
Brabant
Tis mijn eijgen schult heer
Hollant
Slaet heer u barmhertich Ooch neer
door Medogen keert van ons doorlochs plagen
Brabant
Tis mijn eijgen schult veel meer
dat u hant mijn heeft geslagen
| |||||||||||
[pagina 731]
| |||||||||||
[pagina 732]
| |||||||||||
[pagina 733]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+
liet .2.
Versaeckt der sonden Joncke swaer
doet boet int openbaer // maeckt u van vlecken claer
so meucht ghij reijn verschijnen
al dan sal / al / dhemelsche schaer
285[regelnummer]
verbidden godt den vaer
dat hij den Lasten daer
des Oorlochs doet verdwijnen
verdreven als vijant // weder over Neerlant
sal vrede aen elcke cant verclaren
290[regelnummer]
doet malcander bijstant // om vrede te bewaeren //
Brabant Hollant
Foeij haet en nijdt .... foeij twist en twedracht
foeij schadelijck discoort ... foeij cnibblich crackeel
foeij vileijnij en spijt .... foeij houvaerdich pracht
295[regelnummer]
foeij haet en nijdt ... foeij twist en twedracht
foeij Oorloch en strijdt ... foeij alle helsche cracht
helaes menich mensch vermoort .. Door u dees plagen veel
foeij haet en nijdt ..... foeij twist en twedracht
foeij schadlijck discoort .. foeij cnibblich krackeel
300[regelnummer]
tot ons alder bederff geheel
Liet .3.
Nu Laeckt al twreet Oorlochs gewelt
dat u Lang heeft gequelt // menich mensch doot gevelt //
doet d'onnoslen verschricken
305[regelnummer]
besteet voorts Aen beter u gelt
aen menich arm helt // goods Loon voor ogen stelt
t'oorlochs banden breeckt in sticken
op dat Liefde weer groeijt
waer door nering meer bloeijt
310[regelnummer]
twistrancken affgesnoeijt verdorren
haet oock nijdt verfoeijt // die tot twedracht anporren.
Medogentheijt compt uijt.
Salich al die over haer sonden seer bedroeft sijn
want sij sullen vertroost werden als sij daer minst op dencken
315[regelnummer]
Ga naar margenoot+hoe vind ick u maechden dus treurich tschijnt dat u bedroeft pijn
crijcht goede Couragie groote droefheijt doet crencken //
Brabant
| |||||||||||
[pagina 734]
| |||||||||||
320[regelnummer]
Ga naar margenoot+t'waeter staet aende Lippen wij in druckx vloeden verdrencken
verschijnt ghij medogenheijt so enige hoop voorhanden // is
Medogentheijt
Den bedruckten wil de heer den wijn des vroolijckheijts schencken
want een getal der goede dat in desen Landen // is
325[regelnummer]
heeft sijn gramschap versoet. gebroocken oorlochs banden // wis
blijft met oprechte herten / volstandich in gebeden
Hollant
Onder gesusters twist / tot een eeuwige schanden // is
dat wij naulijckx weten waerom dat is gestreden
330[regelnummer]
d'onnoselen hebben den meesten schaden geleden
.Liet. Prins
Doen naeckt gebooren was tcleijn kint
ons Prins Goods soon bemindt vercondicht men bevint
vrede van d'engelsche schaeren
335[regelnummer]
Ga naar margenoot+verresen die de zond verwint
sijn vrienden tsaem vast bindt / als hij sijn reden begint
vrede geeff ick om bewaeren.
den selven gund u noch // geslist tswaer Oorloch
verfoeijt dat helsch gespuijs moet wijcken
340[regelnummer]
door eendracht sonder bedroch
moet voorts Aen Trouw vast blijcken
Medogentheijt.
Den Coninck David had tegen godt grootlijckx Misdaen
door overspel en dootslach die hij hem wilden vergelden
345[regelnummer]
sijn Lelijcke fault deden hij hem door Nathan verstaen
Leetwesen Int hert creech / dies godt hem die schult quijt schelden
om sconinckx misdaet t'oorloch den gemeent quelden
waer door menich sneuffelden / d'leden thoofts sond boeten
O diepte der diepte wie sal connen vermelden
350[regelnummer]
des heeren verholentheijt wij niet diepgronden moeten
maer volheijt In gebeden d'heer sal u druck versoeten
hoe sijn Jonst tot u streckt sal ick gaen bespooren
Ick coom haest weder om u vreedsaem te groeten
Ga naar margenoot+gebeden uijt een gebroocken hert gaen niet verlooren
355[regelnummer]
goodts rechtvaerdicheijt / die tot medogen becooren
Toorloch uijt voecht hem tusschen die maechden spreeckt
| |||||||||||
[pagina 735]
| |||||||||||
[pagina 736]
| |||||||||||
[pagina 737]
| |||||||||||
360[regelnummer]
Ga naar margenoot+Tot een staelen aerschadt behoeven veel ijseren roeden
dees bij mij gereet hier nodich na mijn vermoeden
want ghij proncksters noch dunckt mij noch aleven derten blijft
al sijt ghij gecastijt seer Lang tot den bloeden
ghij sult mij noch Langer broodroncken moeten voeden
365[regelnummer]
als ghij pertijschap noch al metter herten drijft
dien ghij minlijck opqueeckt
niet min als eertijts ben ick noch even machtich
Sesthien hondert tachtich Joden ben ick gedachtich
vijfthien duijssent tpunissche Oorloch vernielden ras
370[regelnummer]
enentwintich mael twaelffs hondert duijssent crachtich
In sijnen tijt vernielden Caesar nu ben Ick Jachtich
also ick Langen tijt heb gaen maeijen int t'neerlants gewas
Om wadt te weeten watter aen u getal gebreeckt
op d'eijlanden Cuba Lucaijen van vijftien men spreeckt
375[regelnummer]
die van tsestich duijssent menschen waeren overgebleven
ende noch so te gaen weijen mij Inwendich thert onsteeckt
over u sulck wonder doen dat noch sal werden beschreven
De .17. maechden roepen tsamen
O heer barmhertich behoet ons wilt ons misdaden vergeven
Medogentheijt compt uijt
Salich sijn wiens sonden voor goodts aenschijn sijn bedeckt
waer toe ghij fel Tijran den teern maechden begeckt
waer toe u snercken stuert ghij moet onder gods hant duijcken
Langer niet dan het hem belieft meucht ghij u gewelt gebruijcken
385[regelnummer]
genade sal ontluijcken // haest over dees kersouwen
hebt goeden moet ghij Jonge fleurkens der vrouwen
Op Coningen meucht ghij bouwen geneijcht tot medogen
dies na een goede vrede handelinge wilt pogen
sijn groot van vermogen / die mogen daer veel in doen
390[regelnummer]
Ga naar margenoot+maer Indien ghij wreet Tiran / niet wil bieden soen
al schijnt ghij noch so coen // Ick vadt u bijden necke
Toorloch
Amij Ick beswijck waer so wilt ghij mijn trecke
ijeder sal mijn begecke // Laet ick mijn dus slecht Leijden
Medogentheijt.
Voort voort Langer niet mogen wij verbeijden
van hier moet ghij scheijden / en Leggen onder d'voeten
| |||||||||||
[pagina 738]
| |||||||||||
400[regelnummer]
Ga naar margenoot+der Princen machtich ghij meucht Langer niet wroeten
ghij hebt Lang genoch gaen cloeten // tis nu een anders beurt
Toorloch
Wadt heb ick u misdaen waerom sijt ghij op mijn versteurt
is mijn gewelt uijtgekeurt wilt mijnen dienst opseggen
Medogentheijt
Onder den Princ en voeten seg ick moet ghij Leggen
dus wilt niet Langer staen dreggen // maer set u vooet voort
u macht is uijt godt heeft des gemeents gebeden verhoort
Ga naar margenoot+tot genaden becoort // wilt haer van Last ontlasten
Toorloch
Ga naar margenoot+Ben Ick dus haest verheert die nergens op en pasten
tis maer voor twaelff Jaeren dan coom ick u weer vergasten //
Hier geschiet een vertoning boven op het Toneel alwaer dat Toorloch leght onder de voeten der princen namelijk
onder die voeten vanden Eertshartoch Albertus ende sijn Princelijck Ecxcelentie Graeff Mauritsz welcke princen malcandren die handen gaven waer op dat daelde een duijve uijtbeeldende de heijlige geest hadden oock dese prince tusschen haerlieder hant gesteecken den Treves waer bij noch stond bij den hartoch den Coninck van vranckrijck ende bij sij Prince Excelentie den Coninck van groot britaingien welcke Coningen hielden de Armen vande voorschreven Princen dat haer handen In malcandren soude gesloten blijven dese alle vier hadden vergulde Croonen op haer hooffden noch stonden daer aen weder sijden twee off drie staeten vande Landen hadden haer twee voortste vingeren op gesteecken beteeijckende dat sij den treves beeedichde ende waeren een ijeder seer Cierlijck gecleet na sijnen staet.
Medogentheijt uuijt wijst de .17. Landen op de vertooning om hooch dat haer verlossing vanden Oorloch voorhanden is
Opbeurt ghij bedruckten u ogen wilt nu bemercken
435[regelnummer]
hoe wonderlijck dat sijn / d'onbegrijplijcke goods wercken
In fijguere hier ter percken dat u werdt vertoocht
sijet hoe dat werd vanden Machtigen gepoocht
na vast bestant den tijt verhoocht tot twaelff Jaeren
dies verhoop ick sult ghij geraecken uijt allen beswaeren
440[regelnummer]
ten plaets bequaem vergaeren // ten tijd van vrede past
| |||||||||||
[pagina 739]
| |||||||||||
[pagina 740]
| |||||||||||
[pagina 741]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+Om besluijten sijt ghij dies weerdich / eeuwige vrede vast
soet is des vredens Last / daer meucht ghij vreucht uijt suijgen
445[regelnummer]
wilt nu voor godt den heer Ootmoedich u knijen buijgen
Laet u wercken getuijgen / dat ghij dancbaer sijt van herten
op dat niet volcht door groot ondancbaerheijt derten
veel meerder smerten // danckt / prijst / Looft godt altsaem
dient hem / bemindt hem uijt al u crachten dees tijt bequaem
450[regelnummer]
om te verheven sijn naem // wilt wandlen voorts op sijn paden
want onuijtspreeclijck nu goods groote genaden
voor sijn groote weldaden // wie can hem volprijsen
den Nabuerigen Coningen / wilt u oock danckbaer bewijsen
die tot ons verjolijsen / so groot moeijte hebbe gedaen
455[regelnummer]
wel dancwaerdich dat sij In noot u hebben bijgestaen
ten besten haer vermaen // met moeijten haer tijt versleten
weldaden groot behoortmen niet Lichtelijck te vergeten
Al. die Lande vallen tsaem op haer knien ende Loven godt Brabant
Looft d'heer en sijn heijligen Looft hem int firmament
van sijner cracht / Looft hem in sijn heijrcrachten
Hollant
Na de menichte sijnder grootheijt / moet sijn Lof wesen bekent
465[regelnummer]
door t'geluijt der trompetten wij sijn Lof verwachten
Brabant
Inden psalter en harpen spel. tot Loff al ons gedachten
met bommekens Looft hem / daer bij orglen en snaren geluijt
Hollant
470[regelnummer]
Cimbalen wel Luijdende doet na sijn Loff trachten
als so danich geluijt // ons herten Jolijt beduijt
Brabant
Tot Loff van godt den heer geen vreucht int hert besluijt
wie sal u conen voldancken ons enige weldader
Hollant
Niet t'onrecht / ootmoedlijck ten Noord / Oost / West / Zuijdt
bidden wij als u eijgen kinderen / Onse vader
die inde hemelen woont alleen versader
alder Creatueren geheijlicht u naem // werdt
Brabant
Ga naar margenoot+U rijck daer ghij Coninck regeert come ons naeder
op d'aerde gelijck in d'hemelen op dat ons aerd bequaem // werdt
| |||||||||||
[pagina 742]
| |||||||||||
485[regelnummer]
Ga naar margenoot+geschiede u wille / op dat versterckt bequaem // thert
verleent ons huijden onse dagelijckx broot
Hollant
Onse schulden schelt quijt anders volcht vol blaem // smert
gelijck wij quijtschelden ons schuldenaren bloot
490[regelnummer]
Leijt ons In temtatij niet van quaden aenstoot
verlost ons heer ter Liefden van uwen enigen Soone
Brabant
Hij die voldoening selffs voor ons schulden door sijn doot
betalende dat hij niet had / beschout sijn crone
Hollant
Dees ons advocaet bij u In shemels troone
ons enich Midd'laer tusschen u godt en ons sondaren
Brabant
Doet ons heer niet na ons verdiensten Loone
500[regelnummer]
wilt ons voort tgewelt / des hels gedroch bewaren
Hollant
Maer hoe sullen wij ons voort genoch dancbaer verclaren
aenden Machtigen Coningen hooch verheven
Oock mede Aen Princen / Lettende op slans welvaren
505[regelnummer]
Niet In ons vermogen dat wij tot Loon mogen geven
Brabant
Ons staet voor haer te bidden dat haer godt In dit Leven
wil gebenendijden / met sijn goddlijcke zegen
Int afsterven sij haer zielen gods engel beneven
510[regelnummer]
om dien geheijlicht In dschoot Abraham te dregen
Hollant
Hoe salich sijn die voeten // moet oock niet sijn verswegen
der vredemaeckers / sij bedienende tampt // goet
Christij.' dies Christus tot heur dienst is genegen
515[regelnummer]
wel geluckich die bedienen so danich ampt // moet
Brabant
Dies eerbiedich de heer heur In sodanigen ampt // groet /
Medogentheijt.
Onderhout nu voorts wel te Landt te water vreden
520[regelnummer]
den gemeen rust bestaet / in vrintschap binnen der steden
door Inlantsche twist / vrede haest wert versteurt
wacht u voor dien / op dat sij vrede niet verscheurt
| |||||||||||
[pagina 743]
| |||||||||||
[pagina 744]
| |||||||||||
[pagina 745]
| |||||||||||
822[regelnummer]
Ga naar margenoot+vreemde factien afkeurt laet eendrachts wil ongespleten
alle Injurien schamperheijden wilt vergeten
haet nijt uijtgebeten Laet eendracht Liefden voeden
op dat ghij sijt gods kinderen / dien hij wil behoeden
wilt niet terchste vermoeden // Liefde geen quaet en denckt
530[regelnummer]
Liefde Lijdsaem en geduldich geen twedracht gehengt
Liefde niemant crenckt // alles doet In vreden geschieden
vrede' / Oorlochs endt / doet perijckulen vlieden
kours der gesternt anriede vrede in eendracht
vrede versoeckt Christus snoot dien die veracht
535[regelnummer]
vrede men voorts verwacht // uijt het geniet van dit bestant
dien verleen ons godt almachtich / In dit schoon Nederlant
Brabant en Hollant omvatten malcander
Lieve suster wellecom .....
Hollant
540[regelnummer]
Wellecom mijn beminden .....
Brabant.
Laet ons Leven sonder schromen
Hollant
Lief suster wellecom .....
545[regelnummer]
vrij handelt op ons waterstromen
Brabant.
Laet Liefde en eendracht ons vastbinden
Hollant.
Lief suster wellecom ...
550[regelnummer]
wellecom mijn beminden ....
Brabant
Tschijt mijn te sijn een droom ....
dat wij malcander In vrede vinden
Hollant.
555[regelnummer]
Ga naar margenoot+Loff moet godt den heere sijn van al ons huijsgesinden
Hier werdt een Lang pausa ende singen den .133. spalm tsamen met malcandren een veersken ende werdt ondertuschen vande stats speelluijden gespeelt de voijs / ende daer naer blaest Faema op een Trompet om datmen het Mandaet dan aflesen sal dwelck volcht /
| |||||||||||
[pagina 746]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+
Tmandaet
Men laet ijeder weten dat tot Loff van godt allmachtich
tot welvaren en rust van tgeheel kerstenrijck
particulierlijck van dees Neerlanden eendrachtich
onverbreeclijck is vast gemaeckt oprechte Treves crachtich
570[regelnummer]
stilstant Cassatie van al toorlochs practijck
veraccordeert gesloten is bijden gecommiteerde gelijck
voor eenen tijt ende termijn van twaelff naestcomende Jaren
tusschen den doorluchtichsten Princen so vertooch meer blijck
Eertshertoge Albert en Isabelle na Lang vergaeren
575[regelnummer]
en den Illustren heeren Staten / die godt wil bewaren
der verenichde Provincien ter zee water en Landen
In al haer Conincrijcken heerlicheden so mogen vaeren
al hun ondersaten met Comanschap en costelijcke panden
daer hanteren blijven Cejourneren niet dienende dat tot schanden
580[regelnummer]
streckt Inde Lande // van deen off dandren onbecommert hanteren
Commercerij / Coophandel / ongeschent voor vijanden
ijder voor gebruijck van haer goedren sal weder keren
so breder verclaert werdt / bij den tractaet der goeder heren
Men beveelt van wegen der Illustren heeren staeten
585[regelnummer]
al hun goede Ondanen daer na hun te reguleren
tvoorschreven bestant onverbreecklijck tot hunder baeten
tonderhouden / op peen van gestrast te werden boven maten
sonder gust verdrach off oock enige gratien
voor Inbreeckers van Vrede en goede tractaeten
590[regelnummer]
diemen vast wil onderhouwen sonder enige disumilatie
In teijcken van blijschap / toge alle de Landen nu recriatie
Item dit mandaet gelesen sijnde comende daer twee parsonagen uijt ende spreecken dit naervolgende besluijt deen is genaemt Gemeen Huijsman dander Ghemeen borger.
Gemeen Huijsman spreeckt
Wadt verbreed dfaem heer salt voortsaen vrede wesen
Gemeen Borger.
600[regelnummer]
Tsijn Treves vrient ....
Gemeen Huijsman.
Wadt dingen sijn desen .....
noijt hoorde ick so danich spreecken op tplatte Lant
| |||||||||||
[pagina 747]
| |||||||||||
[pagina 748]
| |||||||||||
[pagina 749]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+
Gemeen Borger.
Tis halff francoijs ......
Gemeen Huijsman.
Treves hoordick oock in vreemde tael Lesen
610[regelnummer]
tis halff fransoijs. tgaet al wijt boven mijn verstant
.Gemeen Borger.
Tbeduijt bestandt .......
.Gemeen Huijsman.
Wadts dat .......
.Gemeen Borger.
Tusschen ons ende den vijant ...
opschorting van waepen daer in voor twaelff Jaeren verdragen
.Gemeen Huijsman.
Holla / dats cleijne vrede is wadt geblust den brant
.Gemeen Borger.
Wij sijn Out en cout / die sal wel gedueren ons dagen
.Gemeen Huijsman.
Sorgen wij alleen voor ons salmen geen sorch voor ons kinderen dragen
sullen doorlochs plagen haer so haest comen over d'hals
625[regelnummer]
vaste vrede waer beter anders heeft die haer te beclagen
dat haer dienst maecht aengenamer is sij gescholde voor vals
.Gemeen Borger.
Wij mogen so wijdt niet sorgen ....
Gemeen Huijsman
630[regelnummer]
Ick hebt wel beproeft van als ...
tis mijn Leet dat een saetgen van t'oorloch in gedenkcen blijft
Ga naar margenoot+want tis een Oorsprong des meerder quansuijs van binnen volgen
tis al quaet datter een saetgen is om tcrencken tlijff
.Gemeen Borger.
635[regelnummer]
Somtijts tschip masteloos roerloos sonder verdrenck drijft
Inde wilde woeste zee noch de bootgesellen besten hoopen
so moeten wij mede doen ...
.Gemeen Huijsman.
Droeffheijt therdencken stijft
640[regelnummer]
datter een spletgen Inde woeste zee int schip is Oopen
.Gemeen Borger.
Ick ben oock t'oorloch moet waer deur menich moet verloopen
uijt huijs en hof. lant en sant Toorloch een vernielent quaet
tgeen soet is verbittert / door haet en nijt soetgens ingeslopen
645[regelnummer]
verdrijft allen deuchden / daerom bij godt en menschen gehaet
.Gemeen Huijsman.
Vrede een fonteijn van allen goet voetster vermeertster tot baet
sonder welck niet veijlich / niet godlijck niet heijlich ter aerden
haer vruchtbaerheijt aenbiedende waerom men dus wederstaet
650[regelnummer]
behoort vrede niet te sijn dan Treves in meerder waerden
| |||||||||||
[pagina 750]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+
Gemeen Borger
enigen / al is de vreede Lieflijck heur nochtans vervaerden
655[regelnummer]
vresende voor beveijnstheijt dies met Treves vernoegen
Gemeen Huijsman.
Twaer certeijn best datmen op vaste vrede vergaerden
Gemeen Borger
Ist u niet genoch dat ghij tlant ongebout moocht ploegen
Gemeen Huijsman
Ick heb ons haentgens wel sien vechten dat sij soegen
als sij moed waeren ophielden tot dat sij amtocht hadden verhaelt
root gecamt gecropt so lang tot dat sij weer de clauwen uijt en in
op malcandren verbidts. tis quaet dat vrede wert bestoegen
Gemeen Borger
Wantrouwe den swaerhooffden veel swaricheijts vermaelt
datmen In alles voorsichtich handlen niet ongeraden
d'sorch ons overhooffden bevolen geen goede raet en faelt
waerdich moeten wij ons Oock maecken goodts weldaden
.Gemeen Huijsman.
Sijn wij christenen wij moeten christum hooren raden
sijn geboden paraboolen / Leering streckt tot Liefd en vreden
.Gemeen Borger.
Door toorloch bekennen wij over ons sijn genaden
675[regelnummer]
waer het sijn godlijck belieft / twaer Lang genoch gestreden
.Gemeen Huijsman.
Is Christus tlichaems hooft vreedsaem moet sijn d'leden
In vreden groet hij de sijnen / dit den apostel gedachtich
vreden In eendracht in al sijn briefven toewenscht allen volcken meden
680[regelnummer]
vreden Liet christus achter / sijn woort behoort te sijn crachtich
Gemeen Borger
So danigen vrede geeft de werlt niet maer willen wij eendrachtich
Leven In vreden / nochtans moeten wij achtervolgen sijn woort
hij beveelt met de vijanden vreed te houwen / Meer clachtich
685[regelnummer]
dat kinderen van een vader tsamen Leven In discoort
Gemeen Huijsman
Vrede wechgenomen / waerom gemeenschap werdt verstoort
Christum niet volgende / maer elck sijn naem wil voeren
wat is hier mennicht der Jonger helten vermoort
690[regelnummer]
door toorloch gemaeckt veel dieven en hoeren.
| |||||||||||
[pagina 751]
| |||||||||||
[pagina 752]
| |||||||||||
[pagina 753]
| |||||||||||
Ga naar margenoot+
Gemeen Borger
Weet ghij dus wel te praten. te landwert onder die boeren
695[regelnummer]
ghij soude In redene veel stadts Luijden beschamen
maer ghij moet wadt Leeren u mont besnoeren
en niet bemoeijen met heeren saecken / so ick can ramen
Gemeen Huijsman.
Ick Laet heeren heeren sijn maer den Apostel Paulus met namen
700[regelnummer]
had mishagen onder de Christenen te hooren in partijschap // quaet
Ick hout met Apollo Ick met Cephas hooch van famen
Ick met Paulo wandt daer spruijt uijt partijschap haet
.Gemeen Borger.
Christus onverdeelt geheel sonder pertijschap // baet
705[regelnummer]
die saeijt is niet dan ten dienst maer godt moet den wasdom geven
.Gemeen Huijsman.
Maer vrede vervolt met een blijschap de maet //
die behoort vrede boven Treves hooch werden verheven //
.Gemeen Borger.
710[regelnummer]
Laeten wij vrindt tgaet hoet gaet gerustich van herten Leven
godt bidden gestadich van tgeen dat ons salich is wercken // wil
godt In ons hert sijn vrede sal ons blijven beneven
Ga naar margenoot+Hier mede goeden dach vrienden die heer u verstercken // wil
Item dese prologe gesproocken sijn isser wederom van stadts speelluijden gespeelt daer naer is de Concluijssie gesproocken Luijdende aldus.
Deerste
Van herten bedancken wij seer u goetgonstige heeren
720[regelnummer]
die Lijdsaem u gehoor ons hebt angeboden
Twede
Dat ter Liefden goods eere op dat vreucht sou vermeeren
van herten bedancken wij u seer goetgunstige heeren
.1.
725[regelnummer]
Wachten wij ons van harten van sonden / Toorloch sal ons niet deeren
want dat gebruijckt godt tot een roede der snooden
.2.
| |||||||||||
[pagina 754]
| |||||||||||
730[regelnummer]
Ga naar margenoot+Van herten bedancken wij u seer goetgunstige heeren
die Lijdsaem u gehoor ons hebt Angebooden
.1.
Om godt te dancken te Loven te prijsen wij u al nooden
u blijschap inden heer / verheucht meest Inden geest
.2.
So Lang wij wandelen na des heeren geboden
so mogen wij sijn voor Toorlochs gewelt onbedeest
.1.
Maer vergeeten wij dien Toorloch sal ons maecken bevreest
740[regelnummer]
dus ijeder voorsichtich Leeft wilt u tijt wel besteden
.2.
Om dat vrede d'oude Oorlochs wonden geneest
hier mede besluijten wij Int cordt ons reden
godt almachtich verleen de Landen een vaste geduerige vreden
.1.
Dit wenschen wij u alle armen en rijcken
maer wilt weer thoonen dat Trouw Moet Blijcken
Fijnis
| |||||||||||
[pagina 755]
| |||||||||||
|