Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 5: Boek E
(1994)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 686]
| |
Ga naar margenoot+Een ander Spel van Sinnen Vanden MeijT'inspreeken goodts gecleet als een statich Man
O Mogende godt eewich sonder ent
o opperste goet / die van weijnich is bekent
hoe seer sijdij gewent tot u creatuer
tot dat menschen geslacht die ghij seer Jent
10[regelnummer]
door u voorsichticheijt o heer omnipotent
selfs hebt gescaepen nae u eijgen figuer
om datse met u eens souden sijn tot alder uuer
ende hier in dit dal souden bekennen waerachtich
u voor haer schepper / o mogentheijt puer
15[regelnummer]
Dat waer u wil / want dan soudense eendrachtich
u Loven u Dancken u prijsen crachtich
soet wel sow betaemen / want u hoort die / eer
want sonder u heer / en is niemant machtich
ijet te doen / ijet te Laeten nae ofte veer
20[regelnummer]
noch met / niets te roeren dan alleen doer u heer
want sonder u hulp blijft elck bescaemt
en die u hulp begeert tot eenijgen keer
dien weijgert ghijse niet want ghij wilt soot betaemt
dat elck een sal werden met u versaemt
25[regelnummer]
en daerom heer hebt ghij mijn hier gesonden
dat ick tmenschen geslacht seer hooch befaemt
Dienstbaer souden sijn tot allen stonden
met mijnen gaeff vol soeter faconden
op datse van u heer niet souden Doolen
30[regelnummer]
hier om wil ick gaen en haer vermonden
mijn bootscap alsoo ghij mijn hebt bevoolen
onbeijt soo mijn dunct sie ick onverhoolen
hier een sittende in een stoel / slaepende alleen
ick moet wat naeder gaen sonder veel Jolen
35[regelnummer]
op dat ick hem te bet sal moogen sien
soo mijn dunct voirwaer est anders soo ick mien
soo ist Die meeste menichte die hier sidt en slaept
ick moet hem opwreckken en goeden dach bien
en spreeken hem aen eer hij wert betraept
40[regelnummer]
van sijn vianden want wert hij verknaept
van hoer dat souden hem Luttel vroomen
how meeste menicht godt hoet u voor scroomen
en help u uuijt dees Droomen en uuijt dit gewuel
Meeste menicht een mans personage
45[regelnummer]
Onbeijt hoe hier / wie hoor ick Daer coomen
Tinspreeken goodts
How meeste menicht godt huet u voor scroomen
Meeste menicht
Ick sidt hier en slaep recht als den Loomen
50[regelnummer]
wel ende gemackkelick soo ick mijn bevoel
| |
[pagina 687]
| |
[pagina 688]
| |
[pagina 689]
| |
Ga naar margenoot+
Tinspreeken goodts
Hou elck mensch godt hoet u voor scroomen
en help u uuijt dees droomen en uuijt dit geswel
55[regelnummer]
maer waer siet ghij toch hier
Meeste menicht
In doude gewoonte dats mijn stoel
daer ick in sidt / om mijn commer te blussen
Tinspreeken goodts
60[regelnummer]
En mijn dunct ghij rust op Idelheijt
Meeste menicht
Jae dat is mijn cussen
ick wilt niet versussen / daer op soeck ick mijn gemack
Tinspreeken goodts
65[regelnummer]
Eijlaes meeste menicht Dats een quae vlack
een onrustich pack / al scijntet u Licht
tsal u bedriegen / al thoontet hem dicht
hier u off swijcht // en sceijter van
ick raet u voort best
Meeste menicht
Dat en doe ick niet want bij sint Jan
ick sitter in gemackkelijker dan in mijn moers schoot
wilt ghij mijn hier uuijt brengen / soo moet ghij Dan
mijn rust mijn vergunnen dits Immers snoot
Tinspreeken goodts
Ick vergun u niet u rust cont ghijt merken bloot
warachtige rust geer ick u niet tontreckken
maer daer ghij rust in soect daer steect in die doot
en hier uuijt soo wou ick u garen / wel verwreckken
Meeste menicht
En ick begeer der niet uuijt wat wildij dan reckken
want dit is een rust recht nae mijn aert
daer ick mijn in genoech dus wil ick mijn streckken
om mijn rust te nemen / in dit gevaert
Tinspreeken goodts
Ick seg u elck mensch tsal u steeken met sijn staert
twaer best van u verhaert condijt versinnen
waermen oude gewoonte met Idel vinnen
veel Droevige bewinnen / volger nae
Meeste menicht
Bat salder wat volgen Laet coomen drae
ick bender bij Jae ende neen op gemoet
Tinspreeken goodts
Och meeste menicht hoe qualick steldij aen die vuet
95[regelnummer]
dat ghij alle dinck dus slaet in die wint
daer u godt heeft gescaepen / tot een ander guet
twelck hij u garen gaeff woudij weesen sijn kint
| |
[pagina 690]
| |
Ga naar margenoot+maer nu eijlacij rust ghij op Idelheijt verblint
100[regelnummer]
niet eens kennende godt noch sijn goe weldaden
die hij u dagelicxs verleenende / die ghij verslint
in groote ondangbaerheijt tot uwen scaeden
och meeste menicht / Laet u toch raeden
Luijstert nae mijn blijft niet versot
105[regelnummer]
godt heeft mijn gesonnen doer sijn genaeden
om u te Inspireeren Inwendich sijn gebot
twelck ghij moet achtervolgen / off gij sult als mot
in dewijge Duijsternis werden gestooten
Meeste menicht
110[regelnummer]
Ick blijff in dowe gewoont daer Leijtet Lot
daer in te sijn heeft mijn nie verdrooten
sow ick dit verlaeten soo waer ick sot
en tijen met u / ick mocht werden verstooten
daer ick u niet en ken noch u genooten
115[regelnummer]
wije dat ghij siet off waert mijn verbreijt
Tinspreeken goodts
Daerom blijfdij recht als Idiooten
in godtlijcke saeken altijt onbereijt
om dat ghij mijn veracht / scaemt u het feijt
120[regelnummer]
daer ick u met bescheijt / garen soude Leeren
hoe ghij die weldaden van goodts mogentheijt
ter sielen profijt / sout moghen hanteeren
Meeste menicht
Wel wie siedij Dan
Tinspreeken goodts
Tinspreeken goodts al gaedij mijn negeeren
daermen mijn onbeeren daer ist al quaet
medecijn / in fenijn / sietmen daer verkeeren
alle dinck contrarigeeren tende goodts raet
Meeste menicht
Tmach wel soo sijn maer ick gelooft niet maet
u reeden sijn anders heel dan ick raem
contrarij Datse mennich mensch niet verstaet
noch oick en hoorde ick noijt van sulcken / naem
Tinspreeken goodts
O Meeste menicht tot uwer blaem
soo moet ickket u nu seggen hoe wel ghijt hoort
daer ghij tot goodts werck sout weesen bequaem
daer sijdij gans tegen / tfij u taccoort
140[regelnummer]
der sonden daer ghij dus gaet in voort
waer duer ghij u selven heel verdooft
van goodts goetheijt en van sijn woort
twelck ghij eijlaes noijt hebt geproeft
| |
[pagina 691]
| |
[pagina 692]
| |
[pagina 693]
| |
145[regelnummer]
Ga naar margenoot+ist niet te beclaegen u wel bedroeft
dat ghij dus weijnich op goodts kennis
en op mijn tinspreeken goodts dien ghij niet gelooft
die u garen behoen sow voor alle schennis
en maeken u Die Deucht heel tot een wennis
150[regelnummer]
soo soudij goodts wercken recht moogen gebruijken
alle onverstant naem dan een ennis
dan sowen goodts gaven u Lijeffelick toe ruijken
nu tis noch tijt wildij u ooren op Luijken
en voort aen Luijsteren nae mijn reden bedacht
Meeste menicht
Wat is u begeeren
Tinspreeken goodts
Niet dan dat goodts macht mach werden volbracht
daerom soo ben ick hier bij u gestelt
160[regelnummer]
om dat ghij meeste menicht sout hebben acht
op goodts weldaden Die waer sijn vertelt
die ghij hebt tegenwoordich en noch crijgen selt
u en gebrect nu niet dan dat ghij met verstant
die selfde sult gebruijken en niet met gewelt
165[regelnummer]
soo crijchdij noch meer tot u plaijsant
want godt heeft u Lieff die duer sijn handt
u alle dinck wil verleenen wat u gebrect
Jae hij wilse u toe werpen / hij es vaillandt
sorcht ghij sles voor al sijn rijck onbevlect
Meeste menicht
U Reden behaegen mijn wel die ghij daer segt
tsow recht een dinck weesen dat mijn dient
wout mijn godt toe werpen soo waert perfect
soo dorst ick niet werken / ist soo niet mijn vrient
Tinspreeken goodts
Ghij verstaetet Juijst contrarij / dan ick het beb gemient
ghij moet werken tis goodts onthiet
en onder den arbeijt werpt hij u toe vrient
wasdom van als Daer hij u mee versiet
180[regelnummer]
hier tegen is u bevoolen en anders niet
dat ghij hem hier off Loeft prijst ende danct
van al sijn goe gaven soo sal hij met vliet
u noch wat anders verleenen hier nae verlangt
maer siet toe dat ghijt met dangbaerheijt ontfangt
185[regelnummer]
u es nu naekende een groote soetheijt
Meeste menicht
Wat salder toch coomen mijn hart dat Jangt
altijt nae ontfangen tes geen verwoetheijt
ick heb quae sin in geven mae
190[regelnummer]
ick crijch in hebben Lust maer in geve muetheijt
sal mij wat coomen segt op met vlijt
| |
[pagina 694]
| |
Ga naar margenoot+
Tinspreeken goodts
U sal verscijnen die godtlijcke goetheijt
195[regelnummer]
met haer brengende Dit seeker sijt
wonbaerheijt van als / en dat op die tijt
ontfanctse met vlijt / in deese contreij
Meeste menicht
Wat salse met haer brengen
Tinspreeken goodts
Die Lustelijke Meij
ick u Dat verbreij / die salse u scincken
scoon verciert tot uwen gereij
met alderleij groenicheijt / soo ghij sult sien blincken
205[regelnummer]
bereijt seer Lieffelick wilt dit bedincken
van vier voorgaende tis soo goodts wil
die welcken haer treckken wilter niet op stincken
als Jannenarijus / februarijs / Maert en April
dees sullen gaen voor bij / theeft geloopen haer spil
210[regelnummer]
maer die meij sal stil / bij u hier blijven
een wijl tijts
Meeste menicht
Ick hadt seeker gemeent nae u motijven
mijn hadt toe gecoomen wat aers
215[regelnummer]
wat is dit Dusken ding om vruecht te bedrijven
die meij comtse niet segt bluet alle Jaers
maectij dan hier off dus veel gevaers
en oick hoortse ons toe / tot ons genoech
Tinspreeken goodts
220[regelnummer]
Dat is waer Maer ghij kentse scaers
waer / in och armen ick niet en genoech
Meeste menicht
Ken ick die meij niet soo compt mennich man te vroech
voor die pachting off kustinge hebben te betaelen
225[regelnummer]
die moeten dan dickwils in die benoude croech
wantse geen raet en weeten om ghelt te haelen
Tinspreeken goodts
Dit sijn al woorden Dien mijn Lijen / niet mogen smaeken
u claech ickket o heer / aensiet dit bestel
230[regelnummer]
hoe dat die meeste menicht heel is in dwalen
u goetheijt verachtende als heel rebel
Meeste menicht
Bat ghij raest salich man off ghij verstaetet niet wel
wil godt mijn wat geven sow ick Dat verachten
235[regelnummer]
bat neen ick in trowen / al gaeff hij mijn snel
een boers vol gout ick sower op wachten
en Leven vrolick als Donbedachten
soo mocht ick Die meij Ruijterlick ontfanghen
| |
[pagina 695]
| |
[pagina 696]
| |
[pagina 697]
| |
240[regelnummer]
Ga naar margenoot+en domineeren spanceeren met al mijn crachten
verworpen al tgeen Dat mijn mocht verstrangen
ick en sow niet als die sommige prangen
maer soeken daer in alle wellust bedrijff
ick prijs te gaen der vruechden gangen
245[regelnummer]
Ga naar margenoot+al costet menich gulden scijff
Tinspreeken goodts
Soo doende sult ghijse tot u ongerijff
ontfangen sonder op die cracht te Letten
waer doer ghij sult brengen siel ende Lijff
250[regelnummer]
int eewich verlies bij die helsche fretten.
want godt heeftse niet gescaepen en voor u gaen setten
dat ghijse sult gebruijken nae u vleijschelijke sin
maer tot u nootrufticheijt tsijn goodts wetten
u voetsel daer off neemende meer noch min
255[regelnummer]
en om dat ghij sult bekennen daer in
u scepper sijn mogentheijt dit is certeen
daer toe wertse u gegeven
Meeste Menicht
Wel dat Laet ick varen ick blijff die ick bin
260[regelnummer]
maer als die meij compt Dan suldij reen
mijn die siende gebruijken wel sijnde te vreen
maect geen geween / ick salse wel aenvaerden
Tinspreeken goodts
Om dat ghijse niet sult gebruijken als den onwaerden
265[regelnummer]
nae wellust Der aerden daerom ben ick gecoomen
vanden heer gesonden den hoochsten verclaerden
die noijt ijet en spaerden voor smenschen vromen
begeerende van u aen te werden genoomen
op dat ghij mocht Luijsteren nae mijn Inspiracij
270[regelnummer]
soo mocht ghij behoet / worden voor teewich scromen
off anders soo coemdij in groote Dolacij
Meeste menicht
Al vertroctij van hier twaer geen scandalisacij
u recreacij ick niet en begeer
275[regelnummer]
en van u weercoemst salmen howen geen stacij
dus blijft vrij achter tot datmen u weer
onbiet / dus muechdij wel neemen den keer
thooft maectij seer / anders geefdij mijn niet
Tinspreeken goodts
280[regelnummer]
Dat ghij mijn dus veracht / tsal sijn u verdriet
o meeste menicht hoe quaelick sijdij bedocht
daer u Leven is ongestaedich waijende als een riet
en mijn noch verjaecht / wat hebdij ontknocht
| |
[pagina 698]
| |
285[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dees elent moet tot u o heer sijn gebrocht
aensiet hoe die meeste menicht mijn gaet verstooten
daer ghij mijn hebt gesonden huer salicheijt gesocht
dit hebbense al verwurven scier cleijn metten grooten
hoe soo dan blintheijt verkeertheijt met woorden haer genoten
290[regelnummer]
daer sij eijlaes selfs niet een begeeren
druck ende Jammer sal haer haest hebben doerscooten
om dat ick van die meeste menicht moet keeren
twelck niet en doet dan haer blinde hanteeren
daer sij haer mee geneeren als nu ten tijen
Hier sal uuijtcoomen een vrous personage geheeten weijnich volcks seggende
Die stem te hooren doet mijn hart verblijen
want soo mijn dunct / esse mijn bekent
als ickker nae placht te Luijsteren u alle Lijen
300[regelnummer]
nam hij Dan van mijn dat ick niet werden gescent
hij is tbeginsel van die duecht tware fondament
wie niet nae hem en Luijstert noch nae sijnen raet
die moet in sonden / bliven verblent
sonder eenich inspiracij ter sielen baet
305[regelnummer]
ick moet hem aenspreeken mijn dunct hij hier staet
als Desolaet off hem ijet waer misdaen
ick groet u mijn vrient
Tinspreeken goodts
Dat Loon u den heer Diet al can versaen
310[regelnummer]
mijn hart gadij ontlaen / doer u groet gepreesen
wie sijdij vrouwe
Weijnich volcxs
Ick sie weijnich volcxs soo ghij Daer moecht Leesen
die Den heer gheer te vreesen / om niet tegens hem te doen
T inspreeken goodts
Mijn hert Inwendich beghint te bluen
dat ick rechtevoort sulcxs hoor van u
salich sijn die goetwillige die tot deuchden haer spoen
bij sulcken is mijn begeerte ick sie haer niet scuu
320[regelnummer]
maer die meeste menicht is soo ruu
datse nae mijn noch nae mijn raet niet willen hooren
twoort is waer dat bevin ick nu
dat den heer heeft gesprooken van weijnich uuijtvercooren
maer veel geroepen Die haer selfs verdoren
325[regelnummer]
door tsondich orbooren / Daer sij in Leven
maer u weijnich volcxs sal ick hem verstoren
weer om moetij spooren om mijn niet te begeeven
soo suldij in als rust vinden gedreven
goodts gracij verheeven sal met u versaemen
330[regelnummer]
want den goetwilligen wil godt niet bescaemen
| |
[pagina 699]
| |
[pagina 700]
| |
[pagina 701]
| |
Ga naar margenoot+Die godtlijke goetheijt Een vrow
Die meij met haer brengende Seijt Van godt gesonden soo coom ick hier
335[regelnummer]
ver soekende den mensch in tswerlts Dangier
op Dat hem van als niet sow gebreeken
voor hem waekende in alle quartier
want ick godtlijke goetheijt tis mijn manier
dat ick goodts schepsel niet can versteeken
340[regelnummer]
maer coom haer te hulp als Donbesweeken
sorch voor haer dragende in swerlts crijt
op dat hij te rustiger aen hoort mijn spreeken
hem sal moogen begeeven met neerstijgen vlijt
tot dat opperste goet Den heer gebenedijt
345[regelnummer]
van wien ick hier nu ben gestelt
op dat ick alle ding sow geven op sijn tijt
tot behoeff van die menschen soot ist vermelt
nu wil ick mijn gaen spoen ras over velt
en brengen hem binnen sijn waranden
350[regelnummer]
die Lustelijke Meij soo elck vogelken vertelt
als van godt gesonden den vaillanden
waer siet ghij creatuer scepsel van goodts handen
beij weijnich volcxs met meeste menicht te hoop
boert op u hoofden opent u verstanden
355[regelnummer]
waer siet ghij ...
u wort hier gebrocht vol alder plaijsanden
Den Lustigen meij om niet sonder coop
waer siedij ...
beij weijnich ...
360[regelnummer]
Ga naar margenoot+verstaet mijn wel want tot u ick roop
mijn Reden Inwendich op u herten bint
ist dat ghijse misbruijct nae den sondaers Loop
soo wert haer cracht van u niet bekent
daer is meer in verburgen danmen dickwils versint
365[regelnummer]
hierom siet toe / dat ghijse recht gebruict
soo sult ghij met meerder om werden gerint
waer off Dit maer een scaduw is u hart ontluict
want onder twarachtige deese meij duijct
daerom staet nae tprincipaelste dat rae ick u plat
370[regelnummer]
want dat warachtige is meerder dan scaduw off scat
Pausa
Godtlijke goetheijt gaet binnen Weijnich volcks met Meeste menicht bliven buijten hier coomen nu uuijt twee sinnekens Den eenen onbekentheijt Dander misbruijck | |
[pagina 702]
| |
Ga naar margenoot+
Onbekentheijt En Sinneken
Waer sijdij geselleken ow Licht cappellaenken
380[regelnummer]
ghij craijende haenken waer duvel Legdij
Misbruijck Een sinneken
Hier ben ick schuijmsel van boeven / ick coom op tbaenken
Onbekentheijt
Waer sijdij ..
Misbruijck
Wat isser te doen / sullen wij draijen tcraentken
en drincken een traenken / gans moort wat segdij
Onbekentheijt
Waer siedij ..
390[regelnummer]
ghij craijende ....
Misbruijck
Maer ick heb nae u gesocht / gans turken waer bregdij
over al dregdij / Daer is nae u gevraecht
Onbekentheijt
395[regelnummer]
Nae mijn segdij ...
Misbruijck
Jae want ghij bent verdaecht
te coomen onversaecht oick scielick en ras
ghij moeter weesen
Onbekentheijt
Wel wanneer
Misbruijck
Maer cras cras
soo riep die boode heel ongevallich
405[regelnummer]
dus maect u ree
Onbekentheijt
Wel waer sow ick heen
Misbruijck
Maer aen den galch
410[regelnummer]
daer was soo hij seijden vleijs gebreck
Onbekentheijt
Dat u die nickker moet grijpen bijden neck
en smackken u int peck een voet over u kin
daer ick uuijt heb geweest tot u gewin
415[regelnummer]
sult ghij als een spin / mijn dat soo betaelen
Misbruijck
Waer hebdij toch geweest
Onbekentheijt
Maer voor u uuijt om een officij te haelen
420[regelnummer]
dat ick doer veel dralen / voor u heb vercreegen
Misbruijck
Wat officij ist
Onbekentheijt
Maer ghij sult Lucifers aersgat vegen
425[regelnummer]
en howen dat te deegen altijts eeven schoon
| |
[pagina 703]
| |
[pagina 704]
| |
[pagina 705]
| |
Ga naar margenoot+
Misbruijck
Al bet betaelt Dan een gouwen croon
voirwaer soon / men sal u niet verdruckken
Onbekentheijt
Noch u off Tmosten die Ravens sijn / die mochten u pluckken
en vliegen met die stuckken overal tlant
Misbruijck
Maer seeker cousijn geen van ons beijen is een sant
435[regelnummer]
Laeten wij malcander geven die hant sonder te bescaemen
Onbekentheijt
Jae tis oick best want sow deen dander blamen
dat sow ons niet vramen / men mocht ons verwurgen
Misbruijck
440[regelnummer]
Onse saeken cousijn Dienen best verburgen
off wij bleeven veracht / bij naest van elck
Onbekentheijt
Off onsen Roem sow worden heel carrenmelck
wij moeten seer snellick gaen tijen op die bien
Misbruijck
Wel waer souden wij heen
Onbekentheijt
Maer uuijt om te verspien
ick weeter eerst ijen / Die nae ons verlanct
Misbruijck
Wie die daer buijten aen die galch alleen hangt
om dat wij sijn sangt / sowen mogen versterken
Onbekentheijt
Neen neen ick ben Liever in die kerken
455[regelnummer]
dan sulcken werken aen mijn halsjen te Lijen
Misbruijck
Wel wat isser Dan te Doen
Onbekentheijt
Bat sijdij een Pelgrom in dees Tijen
460[regelnummer]
en hebdijt bestrijen / niet bemerct
van die godtlijke goetheijt met aenspreeken cloeck ende sterck
hebben beij int eerste perck bij meeste menicht geweest
Misbruijck
Gans Duvelen nu maectij mijn heel bevreest
465[regelnummer]
van anxst ick Daer veest dattet stonck
wat wowense toch hebben gavense hem een dronck
off was haer vonck / Daer niet wel onthaelt
onwetenheijt
Sij creegen terstont haer sack / soo wordense betaelt
470[regelnummer]
men sachse ongedraelt Liever gaen dan coomen
Misbruijck
Maer waer bleeff meeste menicht
| |
[pagina 706]
| |
Ga naar margenoot+
Onbekentheijt
475[regelnummer]
In Doude gewoont bleeff hij sitten droomen
daer wij hem in gingen toomen / daer sidt hij noch
Misbruijck
Al wel dan geluct nu Lach ick Doch
wowen sij tbedroch / alsoo uuijtroijen
480[regelnummer]
ons spel mochten sij soo heel vermoijen
wij sullense Doen verstroijen coomense weer
Onbekentheijt
Off hangense op soo quellense ons niet meer
met hoeren Leer / Die sij gaen ontknoopen
Misbruijck
Maer wat seijdense toch
Onbekentheijt
Tinspreeken goodts / ginck hem wonder vercoopen
in Doren ropen / maer twas tegen sijn wil
490[regelnummer]
en Die gotlijcke goetheijt sweech oick niet stil
maer met veel geschil brocht hij hem die meij
Misbruijck
Hoe hil hem meeste menicht
onbekentheijt
495[regelnummer]
Nae toude doentgen soo ick u seij
al sijn gescreij was niet dan vruecht
Misbruijck
Daer moeten wij dan bij want ons dat voecht
en steeken om duecht / elck sijn houtgen daer onder
Onbekentheijt
Ick sal hem doer onbekentheijt doen werken wonder
maer ghij moet Leggen Die vlonder van misbruijck
Verkeerde Lust
Ick verkeerde Lust / sal opsteeken mijn struijk
505[regelnummer]
waer doer soo ick ruijck / hem die meij wort onreijn
Onbekentheijt
Ick sal hem verblinden dat Looff ick certeijn
ter werrelt greijn soo wel als ickke
Verkeerde Lust
510[regelnummer]
Ick sal mee niet staen / off ick een aersgat
maer verkeertheijt bij stukken sal ick hem werpen int Lijff
Onbekentheijt
Hoet is wij diener beij wij draijen een scijff
haesten wij ons wat stijff tgeeft wel pas
515[regelnummer]
maer ghij moet hem aenspreeken den soeten sas
flucxs Drae en ras / Toeft niet opt Lest
Verkeerde Lust
Thoort mijn oick toe ick ben wel die best
ick hoop ons request / wort bij hem vereenicht
520[regelnummer]
godt groet u hoe vaerdi ou meeste menicht
Ga naar margenoot+wat wij meer vermoogen dat willen wij Doen
| |
[pagina 707]
| |
[pagina 708]
| |
[pagina 709]
| |
Ga naar margenoot+
Meeste menicht
Dat Loon u Die alle benoutheijt can hoen
525[regelnummer]
aen u woorden boen / can ick u excelentheijt
Onbekentheijt
Jae meest menicht ick ben onbekentheijt
ick Leer verblentheijt / als een bruerken
Verkeerde Lust
530[regelnummer]
En ick hiet verkeerde Lust wij hebben gehadt een muerken
dat was een vuijl hoerken daer wij off sijn gebooren
Meeste menicht
Wellecoom goe mannen mijn vrienden vercooren
ick heb u wel gekent over Langen tijt
535[regelnummer]
ghij blijft immer hier / soo mach droefheijt smooren
wat ick weer vermach wort u met vlijt
Onbekentheijt
O Jae wij meeste menicht tot uwen Jolijt
soo coomen wij hier om u te vermaeken
540[regelnummer]
wij hebben gehoort dat tot u in dit crijt
die meij is gebrocht Die Droefheijt can staeken
Meeste menicht
Jae dat is waer daer in moet ghij vorderen mijn saeken
ick sow haer garen smaeken / en haer schoonheijt aenschowen
Verkeerde Lust
Soo moet ghij Luijsteren nae onse spraeken
en die niet Laeken maer wel onthowen
tot dat wij weer coomen / off tmocht u rouwen
dan willen wij sonder flouwen / selfs met u gaen
Meeste menicht
Bat sonder u wil ickket niet bestaen
ghij sout mijn niet verraen / weet ick wel om hondert pont
Onbekentheijt
Neen wij in Trouwen ick Jaechde Liever een hont
555[regelnummer]
van een huspot terstont / en aetse selve
Verkeertheijt Lust
Wij coomen u weer bij voor middernacht telven
Laet u niet bewelven / met eenijge Last
Meeste menicht
560[regelnummer]
Soo bidt ick u uuijt minnen dat ghij u wat rast
hier weer te coomen soo drae ghij coent
Onbekentheijt
A Dieu meeste menicht
Meeste menicht
565[regelnummer]
Hadieu twee wijsen gecroont
hoogelijken geloont moet sijn u werck
Verkeerdheijt Lust
Dit is dan gang maer niet in die kerck
in een ander perck / hebben wij ons opstel
| |
[pagina 710]
| |
Ga naar margenoot+
Onbekentheijt
Isser Iemant goeluij dat wat onbien wil in die hel
u bootschap sel // ick wel aen Lucifer Doen
Verkeertde Lust
575[regelnummer]
Neen sij suller selfs wel in coomen met cousen met scoen
drae Laet ons gaen spoen sorcht voor geen ander
twaer cleijn verlies al hingen wij bij malcander
Pausa
Weijnich volcks
580[regelnummer]
Van blijscap en can ick mijn hart niet bedwingen
als ick aensie goodts wonderlijcke machten
in die scoonheijt des meij die seer sonderlingen
met als is verchiert door sijn groote crachten
die vogelkens van blijscap / naw en vernachten
585[regelnummer]
maer Loven haer scepper met haren sang
al dat Leven heeft ontfaen / weet den heer te wachten
uuijtgeseijt den mensch die gaet vast sijn gang
alle boomen worden groen / alle gras wort Lang
en dit tot behoeff voor de mensch vol oneeren
590[regelnummer]
o heer geeft ons wijsheijt hout mijn in bedwang
sendt toch u geest die mijn gaet inspireeren
op dat wij u weldaden te recht moghen useeren
wandt sonder u Informeeren in sonden wij Dromen
Tinspreeken goodts
595[regelnummer]
Wie hoor ick daer claegen en Lamenteeren
mach ick hem Leeren het sal hem vroomen
Weijnich volcxs
Ick bent Inspreeken goodts mijn is toe gecoomen
die Lijeffelijke meij Doer die goddelijke goetheijt
600[regelnummer]
en om dat ick cranck ben tmijnder onvroomen
soo bidt ick den heer in alder ootmoetheijt
dat hij mijn wil becrachtigen op dat ick die soetheijt
van die meij in verwoetheijt niet en verkeer
Tinspreeken goodts
605[regelnummer]
Om sulcxs te doen is al mijn begeer
ick sal u wel Lieffelick onderwijsen
hoe ghijse sult gebruijken tot goodts eer
en tot u notrufticheijt bij goe advijsen
Weijnich volcxs
610[regelnummer]
Och inspreeken goodts waerdich om prijsen
als ick Die meij begeer te genieten
soo moet ghij bij mijn weesen om mijn te spijsen
met u soete Informacij tmach mijn niet verdrieten
Tinspreeken goodts
615[regelnummer]
Tot u ben ick bereijt / men darft mijn niet hieten
| |
[pagina 711]
| |
[pagina 712]
| |
[pagina 713]
| |
Ga naar margenoot+om dat ghij weijnich volcxs / Luijstert nae mijn raet
u wil ick Dan bij coomen / Lieffelick in gieten
waerachtich gebruijck van goodts weldaet
620[regelnummer]
nu neem ick van u oorloff blijft in goe staet
den heer sijn genaet Die moet u om schijnen
salich sijn die geen Die tot Duechden haer pijnen
Pausa
Die Sinnen uuijt Verkeerde Lust
Waer Legdij scalcksken eij Loose smulleken
steect uuijt als een bulleken // twort u gerieff
Onbekentheijt
Ja Jae ick sit hier binnen en drinck een pulleken
Verkeerde Lust
Waer sijdij ..
Onbekentheijt
Ick pleech hier recht een aerdich spulleken
wel nae mijn sinneken soo ick u brieff
Verkeerde Lust
Waer Legdij ..
steect uuijt ..
Onbekentheijt
Wel wat sout ick uuijt steeken
Verkeerde Lust
Maer thooft van een dieff
twaer mijn Lieff sach ickket claer
Onbekentheijt
Al quaelick gesien ick ben geen molenaer
645[regelnummer]
ghij valsche verraer met ondeucht bestooven
datmen u moet quartieren
Verkeerde Lust
Ja Jae ghij gaet mijn vert te boven
ghij doet sonder toven / Die meeste menichte verblinden
650[regelnummer]
soo datse goodts gaven / onrechtelick scenden
doer u valsche Legenden geloovende u onbekentheijt
Onbekentheijt
En ghij sijt een prooper Juweelken vol excelentheijt
met fraije Jentheijt / verkeerdij die Luijden
655[regelnummer]
soo datse werden hartneckkich tblijct noch huijden
u valsche beduijden / can wonder cooken
Verkeerde Lust
Seeker can ick wat blaesen ghij sult wel stooken
dattet sal rooken / tot in die hel
660[regelnummer]
nu ten dient niet vergeeten ons oude opstel
Ga naar margenoot+wij moeten gaen snel tot meeste menicht
| |
[pagina 714]
| |
Ga naar margenoot+Hij wort certeen met ons vereenicht
u selven renicht en spreect hem an
Onbekentheijt
Goeden dach meeste menicht fraije scoene man
wat segde ghijer van / coomen wij u niet weer bij
Meeste menicht
Nu how ick u voor mannen van eeren sonder chij
670[regelnummer]
mijn hart wort blij / Dat ick u sie
Verkeerde Lust
Willen wij scier uuijt / off siedij noch niet rijnen
te gaen met ons twien / soo ghij wel weet
om die schoonheijt des meij Die daer is bereet
675[regelnummer]
uwen Leet wort Dan geblust
Meeste menicht
Bat Jae ick in trowen ick sier toe gerust
om met onbekentheijt Die meij te gaen pluckken
nae mijn selfs behaegen en met verkeerde Lust
680[regelnummer]
wil ickse Doerbrengen tsal mijn wel geluckken
Onbekentheijt
Bat soo tastse vrij aen Laeter ons aff ruckken
tgeen dat ons Dient / ende dat besitten
Verkeerde Lust
685[regelnummer]
Neempter off u Lust Laet u niet verdruckken
daer toe isse gemaect / Denct om geen besmitten
Weijnich volcxs
Waer sijdij Inspreeken goodts hoordij wel ditten
com gaen wij tsaemen om goodts weldaden
Tinspreeken goodts
Daer toe ben ick bereijt / met vieriger hitten
ick weet goodts vruchten sullen u niet scaden
Weijnich volcks
Ick moeter off pluckken om tlichaem te versaeden
695[regelnummer]
maer dinwendigen mensch behoeft wat aers
Tinspreeken goodts
Dats wel geprobeert
Onbekentheijt
Plucter off als wij wilt u niet beraeden
700[regelnummer]
godt isse Immers ons sculdich waerom brinctgijse dus scaers
Weijnich volcks
O Neen hij in Trowen tis door sijn genaeden
Dat hijse verlient Dus alle Jaers
Meeste menicht
705[regelnummer]
Nu machmen Immer Die bloemkens pluckken gruen ende paers
nae ons eijgen wellust sonder gequel
Tinspreeken goodts
Ghij hoorter in te kennen goodts goetheijt int waers
en dencken hoe groot is godt van Israhel
| |
[pagina 715]
| |
[pagina 716]
| |
[pagina 717]
| |
Ga naar margenoot+
Verkeerde Lust
Bat soeteman hier hoortmen te singen venus geluijt
Weijnich volcks
Off godt te prijsen Dat behoorden wel
Onbekentheijt
Hier hoortmen te varen alser is een bruijt
en singen het ruijt soo mennich vogelkijn
Tinspreeken goodts
Off u gedachten te hebben op goodts virtuijt
720[regelnummer]
en dencken op sijn weldaden tot allen termijn
Meeste menicht Weijnich volcks
Hier hoortmen te brassen Off sober te sijn
Onbekentheijt
Lichtvaerdich Doen wassen
Tinspreeken goodts
Dat verbiet godt dijn
in alsulcken scijn souse u benowen
Verkeerde Lust Weijnich volcks
Hier hoortmen te hoveeren / Off in cleijnicheijt te howen
Meeste menicht
Off Met vrowen Triumpheeren
Tinspreeken goodts
Off sijn vleijs bedowen
soo machmen ontfowen // goodts wonderlijke werck
Onbehoorlijk Weijnich volcks
Overvloedicheijt hoort hier Danckbaerheijt soo ick merck
Verkeerde Lust
Elck buert met een tonne bier
Tinspreeken goodts
740[regelnummer]
Off tgelt den armen in dit perck
dat acht godt soo sterck / al waert hem gedaen
Meeste menicht Weijnich volcks
Tbuijcksken te vollen Tmach niet bestaen
Onbekentheijt
745[regelnummer]
Tlootgen te Rollen
Tinspreeken goodts
Off tot die sieken te gaen
want waerdij belaen / Dat sou u Lieff weesen
Meeste menicht Weijnich volcks
750[regelnummer]
Te sieken met dat boochjen Tot godt te sijn geresen
Onbekentheijt
En daer drincken een toochjen
Tinspreeken goodts
Scout Dat bij deesen
755[regelnummer]
want ghij moecht in vreesen daer doer geraeken
Verkeerde Lusten
Bat Laet ons gaen strijken wij sullent wel maeken
een doentgen willen wij craeken soo ick u seij
| |
[pagina 718]
| |
Ga naar margenoot+Hier sullense singen
Tinspreeken goodts
Hoe verkeert is tleven in swerlts valleij
bij die meeste menicht soomen siet gescien
die alle misbruict nae sijn planteij
765[regelnummer]
maer weijnich volcxs cant recht in sien
Weijnich volcks
Och inspreeken goodts nu wil ick allien
met Loff met prijs / met danck gan keeren
tot godt mijn schepper / want soo ick mien
770[regelnummer]
Ga naar margenoot+is hijt doer wien / wij dit hanteeren
Tinspreeken goodts
Dat is recht wilt altijt sijn Loff vermeeren
hem grootelijken Lauderen / soo dat behoort
Onbekentheijt
775[regelnummer]
Hou meeste menicht willen wij gaen voort
met blijde accoort / nae u oude Logijs
Meeste menicht
Jae ick maer ghij blijft mijn Immers aen boort
soo sal ick ongestoort maeken vruechts bewijs
Verkeerde Lust
Jae wij bliven u bij tot uwen prijs
wij sullen noch Jolijs met malcander voorbrengen
maer nu wel an om droefheijt te cringhen
soo moeten wij gaen singen Dat oude gescreij
Godtlijke goetheijt
O Meeste menicht wat muechdij versieren
dat ghij goodts gaven aldus onteert
met verkeerde Lust / Die u gaet regieren
en met onbekentheijt bruijct ghijse verkeert
790[regelnummer]
hier toe isse u niet gegeven twert u genarreert
maer tot voetsel / en dat ghij daer in sout kennen
u scepper sijn mogentheijt / ongefailleert
soo sow hij een ander meij u noch sennen
die sijn sow onverganckelick
Meeste menicht
Vreemder Reden scrijftmen niet met pennen
isser noch een ander meij / sulcxs hoort ick noijt
dan wij hier gebruijken / ras sonder scennen
wilt ons Die halen / alle vruecht ontdoijt
Godtlijke goetheijt
Daer is noch een ander die de herten verfroijt
waer aff Dat Dese meij maer is een scat
wiens vruchten inwendich Die sielen bestroijt
soo datse werden gevoet bij desen meij bat
805[regelnummer]
dan bij dander
| |
[pagina 719]
| |
[pagina 720]
| |
[pagina 721]
| |
Ga naar margenoot+
Onbekentheijt
Ja Ja meeste menicht Laet varen dat
hout u aen dees Die hebt ghij voor handen
810[regelnummer]
dees muechdij gebruijken met wellusticheijt plat
daer ghij Dander noijt gesien hebt in uwen waranden
hout u aen Duijtwendigen
Ghoodlijck goetheijt
Dat is u meeste menichte grootelick tot scanden
815[regelnummer]
om dat ghij varder dan tinwendich niet en coent mercken
daert toch moet vergaen Jae in Idelheijt verbranden
maer tinwendich sal bliven om in die siele te werken
weijnich volcks ist Die hier nae gaet herken
want ghij meeste menicht acht niet watmen u seijt
Meeste menicht
Ga naar margenoot+Ick acht al dat vruecht mach versterken
daer ben ick toe gesint / wiet Lieff is off Leijt
maer tot uwen vermaningen sie ick niet bereijt
op tcortste geseijt al gingdij elders swerven
825[regelnummer]
twaer cleijn verlies
Godtlijke goetheijt
Tfij u meeste menicht scaemt u het feijt
dat ghij mijn goodts goetheijt niet wilt beerven
weijnich volcxs sal mijn verwerven
830[regelnummer]
tuwen bederven Doet ghij mijn neemen een keer
Verkeerde Lust
Breeken moetij hals en been coemdij weer
eij vuijle sleer gaet vrij elders Draijen
Onbekentheijt
835[regelnummer]
Loopt dat ghij aen een galch moet waijen
soo moogen die craijen om u sijn verblijt
Meij
Ick moet van hier verloopen is mijn tijt
nae Jannenarius februarijus Maert en april
840[regelnummer]
godt den heer sal volgen in swerlts crijt
nae mijn een ander maent / tot sijnen wil
Verkeerde Lust
Hou meeste menicht hoe sitghij dus stil
alle melanckolijen wilt van u Jagen
845[regelnummer]
al is den meij gepasseert maect daerom geen gescil
wij crijgen noch haer vruchten tot onsen behaegen
Meeste Menicht
Jae die willen wij dan gebruijken in onsen daghen
nae ons eijgen begeerte sonder achterdincken
850[regelnummer]
ick wil niet eens achten op tinspreekens clagen
noch op goodts goetheijt die niet dan vruechden en crincken
| |
[pagina 722]
| |
Ga naar margenoot+
Onbekentheijt
Dat sijn woordekens die toch clincken
855[regelnummer]
nu machmen u helpen Lustert sles nae ons raet
maer wat ghij Doet wilt van ons niet swencken
soo wordij bevrijt voor alle quaet
Meeste menicht
Neen ick in trouwen om geen Ducaet
860[regelnummer]
want al mijn troost dat staet / aen u beijden certeen
Verkeerde Lust
Soo moet ghij ons volgen het gaet hoet gaet
daer dat wij reijsen / daer moetij mee heen
Meeste menicht
865[regelnummer]
Met niemant Liever sie ick op die been
dan met goe kennis / en dat sijt ghij
Onbekentheijt
So willen wij gaen vertreckken met herten blij
compt volcht sles mij in een plaetse vol excelentheijt
Verkeerde Lust
Daer sullen wij dan bedrijven melodij
Onbekentheijt
Soo willen ...
Meeste menicht
875[regelnummer]
Wanneert u belieft ben ick ree sonder chij
ick hoop noch vrij // te Leeren u Jentheijt
Onbekentheijt
Soo willen ..
coempt volcht ..
880[regelnummer]
siet goe Luij Die meeste menicht volcht onbekentheijt
Weijnich volcks
Loff sij u o vader van u mogentheijt crachtich
Loff moet u toe vloijen van u groote wijsheijt
Loff moet geschien u goedertierenheijt eendrachtich
885[regelnummer]
daer ghij ons mee versiet / tonser Jolijsheijt
Loff eewich beghin Ent vol alder prijsheijt
Loff Diet al hebt gemaect om ons te versaeden
Loff sij u o heer van u weldaden
U Loff en mach niemant te vollen verclaeren
890[regelnummer]
die u wel sow behooren o mogende godt
van dat ghij verleent ons arme sondaren
tot Lichaems behoeft dat halff sal sijn verrot
maer noch hebdij versien een beter Lot
voor Donsterffelijke siel om Druck tontlaeden
895[regelnummer]
Loff sij u o heer van u weldaden
Van u creatuerkens moet ick u Dancken
u macht daer in bekennen soo Dat behoort
| |
[pagina 723]
| |
[pagina 724]
| |
[pagina 725]
| |
Ga naar margenoot+wandt sonder u gracij geenijge rancken
900[regelnummer]
sowen wasdom ter werlt moogen brengen voort
maer als ghijer / o heer in spreect u woort
soo est u onder Daen sonder verspaeden
Loff sij u o heer van u weldaden
Prince
905[regelnummer]
O Princelijke godt op dat ick mach gebruijken
te recht u weldaden sent mijn u gracij
soo wil ick mijn Lieffelick onder haer duijken
en u Loff voorbreen onder alle nacij
vant werck uwer goetheijt Dat ghij hier ter spacij
910[regelnummer]
tsmenschen geslacht mee staet in staden
Loff sij u o heer van u weldaden
Godtlijke goetheijt
Dat te hooren doet mijn droefheijt versmaeden
weijnich volcxs ghij sijt beter gesint
915[regelnummer]
dan die meeste menicht diemen niet mach raden
maer bliven hartneckkich / even verblint
om dat ghij Dit uuijtwendich te recht bekint
soo es u noch een ander meij naekende
die ghij sult vercrijgen van die u bemint
920[regelnummer]
maer hij sal sijn onverganckelick nimmermeer stakende
Weijnich volcxs
Mijn hert Inwendich wort heel blaekende
doer u reden die ick ben ontfanckelick
want sij Dinwendige mensch is haekende
925[regelnummer]
nae tgheen dat eewich is en onverganckelick
maer eijlaes mijn vleijs ken ick soo cranckelick
dat ickket dickwils soo niet can bekinnen
twelck is mijn Leet
Godtlijke goetheijt
930[regelnummer]
Hij salt wel voegen weest hem slechs Danckelick
betrout hem slechs hij gaet u bemimen
viert hij tutwendich hij sal wel onderwinnen
Tinwendich van binnen te vinnen
och weijnich volcks ghij sijt toch Danckelick
935[regelnummer]
met al u macht en met al u sinnen
Leijt hij tot u om thert off te winnen
om van binnen tinwendich te vinnen
| |
[pagina 726]
| |
Ghescreven bij mij Adriaen Louriszoon Lepel anno 1598 | |
[pagina 727]
| |
|