Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 5: Boek E
(1994)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 338]
| |||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+Memorare novissima tua Et in Eternum non peccatis | |||||||||||||
Banniere5[regelnummer]
Doer den sonden onderworpen den Lichaemelijken doot
goodts rechtvaerdich oordel ons met recht bedeest maect
in dhelsche affgront / op dat die ons sondich niet en verstoot
maer goodts genaeden doet datmen nae sijn glori meest haect
twelck vercreegen wort bij hem die niet onbevreest waect
| |||||||||||||
Personages
| |||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+Een Spel Van SinnenDie doot als coninck
25[regelnummer]
O Almachtige / Genaedichste / Crachtichste ter aerden
wiens vermoogen // sonder medoogen // is tot allen tijden
doer dien tot toff en wormen was des werlts vermaerden
o alder machtichste
noijt niemant ter werlt die niet voor mijn en vervaerden
30[regelnummer]
wiens crachtt en macht / niemant ter werlt can mijden
o almachtige
wiens vermogen
Ick doe den parcas den draet des Levens off snijden
al watter Leeft onder mijn gewelt duijken moet
35[regelnummer]
niemant en can noch en mach mijn ontvratslen / ontlopen noch ontrijden
sonde dees macht over al wat Leeft // gebruijken Doet
om dat in tparadijs Ieff vanden appelbooms struijken soet
den verbooden appel / bestont ongehoorsaem te smaeken
waer duer godt terstont / mijn cracht / deden ontluijken vroet
40[regelnummer]
dit is mijn oorsprong en afcoomst wilt ghij mijn baeken
alle man gebooden op mijn toe coomst te waeken
geen paeus / cardinael / biscop / Abt / off prelaete // groot
geen keijser / coning / hertooch // Graeff en coonen geraeken
uuijt mijn gewelt rijck en arm / edel / onedel / al wat scat // groot
45[regelnummer]
die sijn mijn onderworpen / daer tegen niet en can haer baten / groot
niemant en can ter werlt nu Langer dan sijn tijt // sijn
niet tot voordeel van een seker getal gewicht en mate groot
eenijge tot verbeteringe mach noch een weijnich respijt // sijn
Ick volch Ider op den hielen / niemant en can van mijn seer wijt // sijn
50[regelnummer]
hoe wijs / hoe sterck / hoe schoon / Al werden sij doer mijn verplet
die sterke samson / hercules / duer mijn vernielt subbijt // sijn
David / Salamon die wijse Alexander / onderdoen oick mijn wet
Die Schone Dina / helena / Parijs / waren in mijn Levijten beset
Die Rijcke cresus / en mocht niet een uuer Levens coopen
55[regelnummer]
Doude Matusalem al hadt hij Lang geleeft niet ontvratselt is mijn net
hij most noch al voort doen sijn tijt int Lest was verloopen
wat poeten / wat oratooren / Advocaten / op wijsheijt conen hopen
wat medecijns / tegen mijn macht weeten / eenich raet goet
soo wanneer ick wil Des Levens bant ontknoopen
60[regelnummer]
alle medecinamenten crachteloos / om te doen eenich baet goet
tegens mijn geenijge cunstenaer / op sijn cunst hem verlaet // goet
mijn cracht weesende ter aerden most selve berueren
Lichaemelick goodts soon / hij mijn selfs niet wederstaet / goet
al gaff hij mijn daer mede een moortsteeck tot dier selfder uren
65[regelnummer]
nochtans soo Lang dwerlt duert sal daer mijn gewelt duren
tot mijn hulp en bijstant crijch / oorloch / en veelderleij plagen
pest / coortsen en alderleij siecten / die godt can toe sturen
| |||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+hoe mennich dusent sijnder wel op een dach doot geslaegen
70[regelnummer]
compt dan mijn geweldigen die sijt tot mijn behaegen
vordert mijn saeken op dat niet tgetal al te veel verneert
dat deen dandre plaets mach maeken wilt sorch dragen
die hier Lang geweest is tis tijt dat hij wert verneert
door mijn dat van stoff is wederom tot stoff verkeert
Hier compt uuijt Oorloch / Siect
Ongeval / Doot Oorloch
Wat u believen is / seer strenger heere toch
Siecten
80[regelnummer]
Mogen wij alsdoen daer toe ons presenteeren noch
Ongevallen
Om u dienst te doen ons niet en wilt affweeren toch
dwelck ghij altoos bereet vindt
Die Doot
85[regelnummer]
Coont ghij doer gewelt tgeen dat Leeft verneeren noch
Oorloch
Waer siet ghij daer ick brijschende tier met verveeren toch
Siecten
Den gesontheijt nae mijn costuim can ick verkeeren noch
90[regelnummer]
soo datmen met doots coleur tlichaem becleet vint
Ongevallen
U oick Dienst te doen mijn niet te sijn Leet vint
veel middelen breet vindt / bij mijn te scuijlen
Siecten
95[regelnummer]
Terstont ter stont peste wel duer blaeren en buijlen
sonder datmen Lang huijlen vernielt soo is gebleeken
ten tijden davidts veel Dusenden in een weeke
ten baet bidden noch smeeken veel can dier ter neer vellen
Oorloch
100[regelnummer]
Maer sout ghij wel tgetal op u vingeren coonen tellen
over Lang en noch gevoert ter hellen doer mijn haest verneert
Ongevallen
Ick ongevalle hebbe oick menich geweest en ben aen boort
soo dagelicxs wel wert gehoort / en doer mijn ter doot sneven
Siecten
Noch can ick doer apoplexie spmantie pluresije tleven
veel haestich berooven hier beneeven eer sij daer op denken
Oorloch
Ick can oick wel haest in armoede groot op see doen verdrencken
110[regelnummer]
en den walvischen scencken tot haer voetsel en onderhout
en swinters den boeren / ten huis uuijt Jagen soo dat sij sterven van cout
sulcxs vastelick mijn toe betrout / mach ick te werck gaen
Siecten
Wilt ghij datmen statelick en eerlick met malcander te kerck gaen
115[regelnummer]
soo can ick doer febris alderleij wilt merck slaen eenich uuijt pickken gaen
en dat anderen doer peresijen uuijt drogen can ick wel beschickken
off dat sommige verstickken / doer pokmok die inden keel steken
| |||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+
Ongevallen
120[regelnummer]
Doer mijn can mast en spriet wel middel in see breeken
u soo coent ghij Dan oick wreeken / als anker en roer wech drijft
Die Doot
Ghij van als Dus versien mijn getrow blijft
en mijn crachten verstijft sonder gunst off simulacie
125[regelnummer]
over tgeen dat Leeft doer sonden vervallen in goodts Indignacien
niet aenhoorende Iemants Lamentacie off Lelijke praet
hier off geconscheert terstont een eewich edict offen placcaet
op dat Ider sulcxs wel verstaet / wilt dat ter penije off Lesen
al ben ick absent Idre op dat mijn mach ontsien en vreesen
Oorloch
Blaekeren / Branden / Pilleeren / geen scandt acht
sulcxs mijn toegelaeten datt veel minder dan moorden
daer u profijt can aff coomen voor u viandt acht
malcander voordeel aff te sien staet stout in slachoorden
135[regelnummer]
des werlts scuijmsele vergaert uuijt west oost suijt en noorden
mijn scuim spaen sal metter tijt / daer tvuijl aff scuijmen
soo sullen metter tijt doots pijlen / veel herten doer boorden
en op dat andre mogen plaets hebben soo sal die boosten wat ruijmen
dus gae ick om te achtervolgen mijn oude costuijmen
Siecten
Dat oorloch op sijn hoefslach op verscheijden contreijen
Inwendich en uuijtwendich sal ick mijn oick moeten voegen
sonder van daer al eer die doot compt te verscheijen
mijn dienst niet wel doende die in sondt hem niet vernoegen
145[regelnummer]
Ga naar margenoot+meenich mach ick coorts over stieren op dat sij beeven en swoegen
met hetten en coude dat Leven heeft
suchtende en steenende als Die swaerlick ploegen
alsoo wert mettertijt / uuijt tlichaem tleven verdreven // haest
op dat die doot int Lest sijn cracht mach toonen beneven // haest
Ongevallen
Hier op geadverteert / op dat wel moogen die menschen // sijn
soo mach ick voorleesen dit placcaet op ewich Edict
niet denckende dattet selfden sal nae veel Luijder wenschen // sijn
want veel voor dees doots gebieden sullen werden verscrict
155[regelnummer]
nochtans Dit vast beslooten en can geensins werden verwrict
die niet doot en is moet doot geen dinck meer seeker certeijn
hoe wel men niet weet wanneer niemant soo stout die daer tegen kict
Den doot onderworpen Edel oneedel groot en cleijn
en gaet alleman eewen veel aen in swerlts pleijn
Ongevallen Leesende Tplaccaet Bijder Affgrijselicksten
Allen die Deesen hooren Leesen Dilectie en saluijt
Alsoo ons dagelicxs ten hove wert beduijt
hoe Langer hoe meer in swerlts besluijt
165[regelnummer]
die menschen te genereeren
soo dat ten ware / daer inne werden versien met Rijpen Raede
| |||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+De aertbooden nae oogen schijn niet sonder groote scade
te cleijn sal vallen met soo veel menschen belaeden
170[regelnummer]
die dagelicxs prospeeren
soo ist Dat wij met Rijpe Deliberaci ordonneeren
daer op gehoort het advijs van onsen beminden
regoreuselick tegen den selfden generacij te procedeeren
sonder eenich faveur en Dissimulaci soo wij bevinden
175[regelnummer]
sulcxs orbaerlick en willen sulcxs ter stont te beginden
aen alle oorden om plaetsen te maeken Den naesaten hier
Donnoodige oude versufte om te verwinden
De naecoomelingen men oick alleen een seekeren tijt Laeten hier
Tgebruick en niet den eijgendom des aertrijcxs die hier mach baten scier
180[regelnummer]
al dat Leven ontfangt voort sal weder sterven sal
groot en cleijn arm en rijck edel onedel hoe die sijn van staten hier
belastende met condicie dat deen van dander de aerde beerven sal
heur hier nae te reguleeren Den tijt men off kerven sal
dwelck een Igelick toe geleijt is tot deesen Instancie nu
185[regelnummer]
verordonneert dat overmits desen ongehoorsaemheijt bederven sal
Dat menschelijke Lichaem sijnde van aertsche substancie nu
ons bevel op dat niemant en pretendeert ignorantie nu
over al daermen gewoon is tselfde te doen openbaer
Dees te vercondigen om te weeten tgewelt des doots Lancie nu
190[regelnummer]
Gegeven uuijt onsen hove des verdriets in ons eerste Jaer
Pelgrom
Wat strenger placcaet noijt men hoorden desgelijcke
moeten al sterven Edel onneedel Arm en rijke
op dat uuijterste Denckende geheel ick beswijcke
195[regelnummer]
mijn tijt sal verlooren haest
al doots voetten onderworpen waer salmen dien coonen wijken
Dit gepeijnse maect mijn geheel verbaest
sal tgewormte Der aerden met mijn vleijs werden geaest
wat wil ick mijn verhovaerdigen off dat cierlick becleeden
200[regelnummer]
niet veel te beduijden datmen dus ten Lande ter zee tiert en raest
Die Doot tot alder uren ons naest
Met een cleijntgen machmen wel sijn te vreeden
En den Toegeleijden tijt wel beter besteeden
Ondeucht
205[regelnummer]
Wie vindick taensicht Dus nae Die passij staen
tscijnt off ghij met den geheele werlt waert belaen
is u ijet vreemts ontmoet op deesen baen
hoe staet ghij dus Truerich seer
Pelgrom
210[regelnummer]
Ick denck op dat uuijtersten tot stervende tvermaen
die maect mijn hoe Langer hoe truerich meer
Ondeucht
Te ring keert tot vroolickheijt sijt ghij truerich weer
als ghij Immers sterven moet wilt u tijt gebruijken
215[regelnummer]
eet en drinct met vruechde / en Loopt niet al te truerich veer
tot alle wellusten terwijl ghij muecht wilt u hert ontluijken
| |||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+
Pelgrom
Hoe sout ick dus truerich versaeden mijn buijken
220[regelnummer]
levens soetheijt dan staende Doot mijn bitter aff maelt
Ondeucht
Thert op een soeten grondt sedt drinct uuijt vruechden cruijken
al dwerlt met u Doot als ghij Doot scult betaelt
hoe dattet daer nae mach off Loopen blijft onverhaelt
Deucht
Levisich wat blijft ghij staende u Tijt verloopende
weest naerstich in u oest op goede vergelding hopende
ondeucht is alleen u sous vanden hove vercoopende
staet ghij en Luijstert nae sijn cout
Pelgrom
Mijn is hij met verganckelickheijts sop bedroopende
en doer wellust mijn hier staende hout
Ondeucht
Gheeft ghij mijn partij gehoor dat is Dat mijn seer berout
235[regelnummer]
ick hadt u wel anders toe betrout dan ick moet mijn tijt verwachten
en gaing slaen off ghij niet beter op mijn vermaen sult achten
elders mach ick dan blijcken crachten / als ick aen u heul vinne geen
Deucht
Sceijt vrij van hier / tot achterdeel ick u beginne neem
240[regelnummer]
als ghij den vijff sinnen affleen wilt om niet te Dencken
op het uuijtersten als dan op dat sondigende ghij hem muecht crenken
Pelgrom
Dan een mensch niet swackker noch crancker te recht david seijt
als een bloemken Des velts / als hoij dat affmeijng verbeijt
245[regelnummer]
een costelick scat in een bros vat is geleijt
tgeen dat wat scijnt ter stont verdwijnende
ons Dagen veel radder dan een wevers spoel
dan een vliegenden arent om aes tot den poel
daer een scaduwe verganckelickheijt ick gevoel
250[regelnummer]
rat als Den wolcken / die heur eens sijn verscijnende
Deucht
Dees corten tijt wel te besteeden sijt u verpijnende
die kuisheijt sonder besceijt Juecht vol wildicheijt inden over val
des ouden man cranck op dat ghij sijt mijnende
255[regelnummer]
deuchts Loon wantmen u niet ongeloont Laeten sal
Pelgrom
Verganckelick wat ter werlt is bemerken wij al
waer op is ons betrowen niet seekerders dan die doot
ghij alleen blijft gedurich om te coomen tot geen verdriets dal
260[regelnummer]
gaet mijn voor / Laet ick volgen want soo danich is van noot
Oorloch
Coomen wij beijde gelijck soo cnap bij een
Siecten
Waer hebt ghij al geweest die dus moedich compt aentreen
Oorloch
Ga naar margenoot+In hongerijen in vranckrijck aldaer ismen meest tonvreen
daer wast gerockkent Dat ick heb gesponnen
| |||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+
Siecten
270[regelnummer]
Wij durven dan om werck te crijgen niet houden gemeen
wercxs genoch hebt ghij alsdan gevonnen
Oorloch
Ick heb soo veel Dusent Turken ter hel gesonnen
en doen Raep was gewonnen veel crijstenen ick niet mis sloech
Siecten
Hoe ginct ghij in vranckrijck te werck
Oorloch
Daer oick mennich row Droech
Ick Dreeff oick wel mijn ploech / als onder den spaenschen armaden
280[regelnummer]
onder Dengelsche vloot / doen sij spangen wilden bescaeden
al wast ongeraeden Dus geraecten ick voort
Siecten
Hebt ghij wel hoe ick in Engelandt te werck ginck gehoort
doen ick met pest heur quam aen boort daer menich sturff
Oorloch
Ick was te ver van honck // ter pleckken daer ick eer verwurff
maer doen ick tplatte Landt bedurff / en Camerick artoijs en Namen
hoorden ick dat eerst soo ghij wel coent ramen
Siecten
290[regelnummer]
Dan hollantsche soldaten quaemen in vranckrijck voort springen
sonder ijet wist ten eersten heur vernielden ghij al te geringen
al eer sij den Legers conden bedwingen / veel aen slagen te niet
Oorloch
Tscgeelt op geen cleijntgen dat was meest doer hongers verdriet
295[regelnummer]
dat ick Die al Doer sciet mijn veel te moijelick
Siecten
Dus veel vernijelende tes wonder dat noch is voort groijlick
tquaet geslacht / verfoijlick in al haer Daden boos
Oorloch
300[regelnummer]
Ick meenden noch elders meer ander te bescaeden Loos
maer daer verraden coes tot alhier mijn uuijtvluchte
Siecten
Soo Rigureeuselick heb ick gehandelt soo wel is tgeruchte
wantmen genoch suchte over u onstuerich gewelt
Oorloch
Die sevenberger soo veel terters oick heeft gevelt
niet coonen sij werden getelt / van als versien Die hel
Siecten
Over u sal nu niet clachten Doen die Doot fel
310[regelnummer]
Laet hooren hoe haer beck snel nu sal verheucht snappen
Die behoort u wel uuijt paters vaetgen te tappen
Die Doot
Vindt ick u dus traech bij malcander doudeijnen
dhulp en sekours Dien ick verwachte dunct mijn is cleijne
315[regelnummer]
die sonden overvloedich ghij most drae bet an certeijne
die oest is rijp ghij moet aent meijen
Oorloch
Gheheel Eropa dunct mijn is doer mijn in geweijne
hoe nae wilt ghij tgreijn affsnijden eermen dat saijen
| |||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+
Die Doot
En cont ghij oostwaert oick niet trat des verdriets draijen
derwaerts u went voort waijen / sult ghij die sijt Lichte
Oorloch
325[regelnummer]
Tis daer wel op het cantgen maer coomen niet bij om vichten
dus can ick daer niet naeder coomen dichte om te vernielen
Die Doot
Sockkelt al vrij heen / wilt heen gaen crielen
die helsche afgront nae sielen is noch verwachtende
Siecten
Sijt ghij niet strenger vorst doer mijn veel becrachtende
pijn weedom niet versachtende dien ick met den noes dow in tbedde
Oorloch
Dat ick dhel meer voordelen doe sout ick wel durven wedden
335[regelnummer]
en weet mijn best te redden als tsuer doer twist is verwert
Siecten
Ick doe soo veel ick can stierende soo veel calfs als coehuijden ter merct
en stoot mennich stout man om vert / soo dat hij hem niet en weert
Die Doot
340[regelnummer]
Gaet doet voorts uwen sin best met practijken Loert
op dat ondeucht noch menich voert / ter helscher pleckken
Siecten
Daer moeten oick eenich ten hemel op dat daer niet en is gebrekken
om Idre wat toe te stieren streckken sal ick mijn spoedich
Oorloch
Ick weet niet veel raets / voor den hemel want al meest bloedig
sterven niet ootmoedich daer ick mijn sen wenne
onreum coomen quaelick ten hemel binnen godt sow die Lichtelick kennen
Hels Afgront
350[regelnummer]
Vrij kinderen vrij weet ghij wel nae den hel waer den wech Leijt
die nederdalende doncker is met haechdoornen bespreijt
beneffens dat stinkende slootgen daermen van groote coude screijt
en Lang moeten Doolen
over mits Die Nevel Die uuijt dhelsche rivier stix rijsen
355[regelnummer]
al eermen stigram niet waerdich om prijsen
Die coonicklicke stat plutonis u weeten te wijsen
al waer alle verdriet en torment Leijt verschoolen
tot hondert poorten moecht ghij daer in men brangter smeekolen
dees wech hier niet verhoolen en scijnt te weesen
Die Doot
Al ben ick affgrijselick affgrijselijker ghij doet mijn vreesen
wat doet ghij hier ongepreesen diemen behoort te vervloeken
hels afgront
Om sielen te hebben coom ick nae u soeken
365[regelnummer]
daer toe most ghij u beeter vercloeken ick ben noch al te Leech
Die Doot
Tis over al oorloch ick docht datmen daer sielen genoch creech
en pluto doer vrees vuech / om sijn stadt niet te werden offhandich
hels afgront
370[regelnummer]
Plaets genoch altijt blijft in deesen stadt brandich
al quaemen die scandich bij Dusenden alle Dagen
want gelijckmen Die see over den toe Loop en hoort claegen
| |||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+der rivieren verdraegen / soo can ick alle toe Loop die hel
375[regelnummer]
daer Leggen hen / Tantalus Sisigus pion in gequel
te vergeefs ick alle Ding vertel / op sijn Lanckste int breet
Die Doot
Tis mijn genoch ick weet daert altijt brant ist altoos heet
daer te weesen waer mijn Leet al waermen nimmermeer verblijen
HelfAfgront
Tisiphoone alecto Negera godinnen der raserijen
niemant ontsien mach en mijen Die bloedige mantels omgort
met fenijnige slangen die haer fenijn schiet vort
en howen in bedwang seer cort / die binnen Den hellen sijn
385[regelnummer]
want row anxst growel vrees haer mede gesellen sijn
thisiphons slangen tot gequellen sijn / daer sij op verstoort is
Die Doot
Ist dus gestelt soo mach ick mijn reppen / terwijl het mijn beurt is
Pelgrom
390[regelnummer]
Amij hoe verscricten mijn daer die doot bij die hel gepaert
die consiencie van doude boosheijt maecten mijn vervaert
die mijn Den verdienden straff voor oogen verclaert
den brandt des hels / en oordel goodts twelck in beelt
Deucht
395[regelnummer]
Goodts bermherticheijt heeft u voor sijn rechtvaerdicheijt bewaert
soo dat u Doot noch hel indien ghij selfs wilt niet meer en beswaert
die doot der geloovigen nu een wech tot dat Leven vermaert
soo wanneer die doot / des siels der salicheijt niet en onstelt
Pelgrom
400[regelnummer]
Om ons niet meer te verstrickken te vertreckken men u beveelt
al scijnt ghij bitter o doot // u bitteren dop moet gecraect sijn
om te smaeken den soeten pit / alst tijt is dan soo genaect mijn
op u sal gewaect sijn maer tegens hels afgront ick protestere
Die Doot
405[regelnummer]
Tegen dien wilt u met schilt des geloofs aff weeren
Ga naar margenoot+onderhoudende des Lijefdens Leere in een seekere hoope vast
Hels Afgront
Laet ons vertreckken doot als op ons hier niet en wert gepast
al eer wij selfs werden verrast / door goodts crachtich gebieden
Die Doot
Men Leert hier die sonden sterven / om deewige doot en hel tontvlieden
dat Lichtelick can ghescieden godt mede werkende
Pelgrom
Godt den doot der sondaers niet te willen dat ben ick merkende
415[regelnummer]
deuchde mijn op goodts paden versterkende tot allen stonden
dus ben ick bereet mijn pelgrimage te voldoen bevonden
Onduecht
Ick Luijster hoe ghij queelt en tschijnt ghij hebt verlangen
nae des Doots coomst nu hij wech is maer getelt onder den bangen
420[regelnummer]
soude ghij sijn indien ghij sout vonnis om te sterven ontfangen
en ghij soude wel dapper sijn bevreest
Pelgrom
Natuer den geesel des sondts ontsiet doer quellich prangen
| |||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||
425[regelnummer]
Ga naar margenoot+tvleijs uuijtwendich beanxst als is Doer onderwijs onbedeest
inwendich Die geest twelck nae beter staet haect
Ondeucht
Maer gedenct ghij wel dat ghij onder der aerden moet naect
die groote huijsen die ghij hebt gemaect sullen ander bewoonen
430[regelnummer]
u vruchtbare beemden boomgaerden en cleeren seer schoone
gout en silveren vaeten gewoone dien ghij sijt te gebruijken
sullen anderen besitten Die u oogen sullen toe Luijken
coont ghij noch geen verstant suijken om vruechden te pleegen
Pelgrom
435[regelnummer]
Naect sijn wij hier gecoomen / waerom sijn wij tot verganckelick genegen
die wij van anderen hebben vercreegen / weer anderen afterlaeten sullen
Ondeucht
U huisvrow kinderen vrienden wat dan u baeten sullen
gesturven u haeten sullen en in daerde begraeven
Pelgrom
Tvleijs hoort der aerden toe maer vrienden ons noch conen Laven
doer uuijtdeel der gaven / dien sij ons ter Lijefden geven
om goodts wil op dat sij ons mogen coopen teewich Leven
godt tot voorstant den weesen beneven wat wilmen sorgen dan
Die Doot
Noch op u geen verwin soo moet ick u noch Langer borgen dan
en besien / soo mach ick morgen dan hoe ghij gemoet sijt
Pelgrom
Gaet u revaert ick volch mijn Leijtsman tot mijn behoet mijt
Goodts oordeel
Ten Laesten dage naer der basuijnen geclanck ten oordel compt
ghij Leevenden en dooden / hoe sullen alsdan bescroomt
scoervoetende aencoomen die hier niet en hebben gedroomt
dan Idelheijt in des werlts wellusten
455[regelnummer]
al heeftet op daerde een Lange wijl voor die wint gestroomt
op Idelheijts werken dan sij niet en sullen mogen rusten
hoe sullen sij haer verantwoorden / die alle vleijs begeerten blusten
die werlt omhelsden en custen als sij alleen sullen staen
sonder advocaet / off procureur om vonnis tontfaen
460[regelnummer]
over den welcken bij haer gedaen waer nae men Loonen sal
tquaet met quaet / den weldoender alleen men croonen sal
en in dhemelsche tabernaecken woonen sal die quaetdoener verstoten
inden kerker des verdriets daer knersing der tanden wert genoten
met screijng der oogen overgooten / der elendicheijts torment
465[regelnummer]
compt ghij gebenedijden sal seggen totten goeden present
die rechtvaerdige rechter bekent / int boeck des Levens u namen
die den naecten gecleet dhongerige gespijst hebt nae tbetaemen
den pelgroms eersaeme geharbercht hebt in u Logis
den gevangens verlost den dooden begraven hebt propijs
470[regelnummer]
doer des Lijefden advijs tegen u even naesten
gaet ghij vermaeledijde int eewich vier sal hij seggen ten Laesten
Hels Afgront
Noch moet ick al om den hoeck coomen kijken
off die menschen noch als sij pleegen van goodts geboden wijken
| |||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+en off die bij hoopen op den paeden des rechtvaerdicheijts beswijken
die wil ick hooren besculdigen en beclaegen
voor goodts rechtvaerdich oordeel op dat ick den proij mocht strijken
sij willen meest selfs ter helle wie sal dat mishaegen
Die Doot
Tot u voordeel sult ghij wel sorch draegen
en goeden proij bejaegen / al sout ghij haer selfs becooren
tot boosheijt op dat sij al mogen gaen verlooren
daer ghij u vinger coent inbooren / daer boort ghij in tgeheele Lijff
485[regelnummer]
dus ist mijn geraeden dat ick gestaedich bij u blijff
en in mijn register scrijff / die in tshemels getal overschieten
ick vrees dat ghij meer menschen dan godt sult genieten
al sult goodts bermherticheijt verdrieten dien al te werden verweesen
Hels Afgront
490[regelnummer]
Die godt niet ontsien en willen die moeten den duvel vreesen
wilt toch mijn toe scriven al deesen ick sal haer plaets maken
al soude Lucifer selfs uuijt sijn plaets raeken
Die Doot
Bij tijts sij ick van meening om mijn te vercloeken
495[regelnummer]
om aen goodts rechtvaerdich oordel te versoeken
mijn oude gerechticheijt over den geen dien hij sal vervloeken
in den dach des oordeels goet
Goodts oordeel
Compt ghij bitteren doot oick noch kijken om den hoeck
500[regelnummer]
wat doet toch hier dit sondich hels gebroet
Die Doot
Den wonden met medecijnen Ten Laesten versoet
dijn begeerte voldoet sulcxs u niet scaeden mach
doots cracht tsterven christi vernielt heeft dits mijn geclach
505[regelnummer]
over Duijtvercooren verdrach ick Daer aff nemen sal
ende over Dongrechtvaerdigen ick mach Domineeren al
en vervullen thelsch getal eewich den doot blijvende
der sondige sielen dien ghij van goodts aenschijn sijt verdrivende
dit sal mijn eer sijn verstijvende in dhelsche poele
510[regelnummer]
fiat op u requeste machmen daer mede u Lust coelen
Ondeucht
Al mijn practijken om den mensch te verleijden
en om te Doen van die godtlijke wet te sceijden
op wat contreijen sal ick Dien best verbeijden
515[regelnummer]
dien ick mogen bedriegen sal
Hels Afgront
Daer compt noch een vande beste scaepen onser weijden
Oorloch
Sijn boose Daden sal hij alder meest bescreijen
520[regelnummer]
die sijn feninich broetsel dus soect te verbreijden
soo Danich u niet ontvliegen en sal
Hels Afgront
Hij hoort tot onsent thuis ick Daer niet om Liegen sal
compt ondeucht men u wiegen sal dat ghij suisebolt
Ondeucht
Dat is dat ick soeck daerom heb ick Lang geholt
| |||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+
Pelgrom
Ick wandel vast voort mijn dach die compt ten ende
530[regelnummer]
o heer u gratie wilt over mijn neder sende
op dat ick mijn mach ter rechter herberge wenden
met een vast betrowen
Deucht
Ga naar margenoot+Werct u dachwerck onder den crijstelijken bende
535[regelnummer]
op goodts beloften moecht ghij vastelick bowen
Hels Afgront
Is dit oick van ons volck sal anxst hem mogen benowen
niet en sal mijn berouwen dat ick hier Lang stae en wachte
Oorloch
540[regelnummer]
Hem bewaert Die Deuchde over hem hebt ghij geen machte
Deucht
Strijct van hier met u heercrachten / men hem wel geleijden sal
compt pelgrom daermen u beter herberch bereijden sal
dat oprecht vonnis verbeijden sal u gewilligen arbeijt
545[regelnummer]
met u knecht in het oordeel niet te treeden sijt bereijt
cleijn sijn rechtvaerdicheijt voor den godtlijcken oogen
die rechtvaerdige rechter met u heeft meedoogen
door bermherticheijt / vertoogen an hem doen ghij dat versochte
Pelgrom
550[regelnummer]
Wat heb ick gedaen
Deucht
Ghij hem broot en dranck brochte
en met noottruft bedochte / Doen hij sulcxs behoefden
Pelgrom
555[regelnummer]
Wanneer heb ick hem gesien
Deucht
Doen hij u in Lijefden beproefden
en sandt tot u darmen bedroefde dat den minst is geschiet
in sijnen naem dat is hem gedaen hoe wel men hem niet en siet
560[regelnummer]
dus en vreest voor geen verdriet u schult wil hij quijtschelden
Pelgrom
Och off hij mijn metten sonden van mijn kinsheijt off voor ogen stelden
daer regaert op hebbende selden men coonen staende blijven
Deucht
565[regelnummer]
Volhert tot den ent / gaet voort Laet duecht niet verdwijnen
Ondeucht
Noch keer ick weer al op die werltsche baen
en moet besoeken off alleman mijn can wederstaen
dus rang ick weder aen / die mijn compt tegens gaen
570[regelnummer]
wel vrient ghij sijt op reijs dunct mijn alleen
Pelgrom
Ick ben met u seijt die heer dus ben ick wel tevreen
en mach vrijmoedich overtreen tot den vader en godt der heerscaren
hij mijn hoop en duecht gaende doer water en vier hij sal mijn bewaren
575[regelnummer]
geen arbeijt sal ick sparen om bij hem ten Lesten te coomen
Ondeucht
Sult ghij niet sondich voor soodanigen godt scroomen
hoe sult ghij sijn gramschap betoomen die hem aen u wil vreeken
| |||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+
Pelgrom
Sijns soons hulpe als Advocaet sal mijn niet ontbreeken
Leijtsman tot dat gramschap is geweeken salich voor dragen
Ondeucht
Die boosdoender straft hij te seer met swaere slaegen
585[regelnummer]
hij heeft een groot mishaegen / in al die geen die hem hebben verstoort
Pelgrom
Dien hij bemint straft hij goedertier soo dat behoort
tot bermherticheijt bekoort als sij beteren haer Leven
Ondeucht
590[regelnummer]
Tot boven u hoeft die sonden sijn hoe sal hij dien coonen vergeeven
vreest dat ghij ter hel gedreven sult werden seer wreet
Pelgrom
Dat ick als Daldersondichste heb gesneeft seer wel ick weet
maer tot mijn ontlossing staet gereet goodts soon doer genaeden
Ondeucht
Sal dan godt over den sondaren toonen sijn weldaden
ghij sijt te Laet op bescaeden sal u het vertoeven
Pelgrom
Tot den Laesten vuer toe bereet genaede die wij behoeven
600[regelnummer]
als wij ons selfs bedroeven over ons misdaet snoot
Ondeucht
Coent ghij u soo ontschuldigen als ghij voor goodts oordel staet bloot
soo is over u sijn genaet groot / geraect ghij dan ten hemel inne
Pelgrom
605[regelnummer]
U versaekende soo hoop ick te coomen ten hemel binnen
deucht sal mijn doen Den hemel vinnen dus wilt van mijn sceijden
Ondeucht
Soo mach ick gaen want ick weet u nijet ten hemel te geleijden
Pelgrom
610[regelnummer]
Sceijt vrij van mijn want tegen u sout ick protesteren haest
bij indien doer u aenvechting ijet van mijn mocht werden affsijn gesproken
off ijet onbehoorlicxs gedaen dat mijn dat mijn sout mogen deeren Laest
tselfden te weederroepen onbehoorlick om te sijn aen mijn gewrooken
contesterende niet / bij mijn sculde dat in mijn is ontbrooken
615[regelnummer]
in soodanigen gedachten woorden werken met vrijwillich consent
ick beken mijn wel vol sonden waerdich des hels torment
daer over alleen die barmherticheijt gaen versoekende
doer den verdienst sijns soons Lijden dat voor mijn bekent
den viant vander hel al sijn raet al sijn daet vervloekende
620[regelnummer]
hier toe een oprecht gelooff op goodts woort mijn vercloeckende
in tgeheel en deel dat welck ons goodts kerck onderwijst
dat belijdende uuijt thels boeck op datmen is vercboeckende
mijn naem int boeck des Levens waer duer mijn vruecht rijst
doer twater bat herbooren tot een soone goodts die niet meer en ijst
625[regelnummer]
voor des vaders gramschap hem sijn siel en salicheijt bevelende
mijn te willen en te begeeren op dat mijn mondt god altoos prijst
in Dusdanich gelooff te Leven en te sterven protesterende
Ghoodts Ewijge Glorie Door een Son Schijnende
Van binnen met Melodieus ghesanck | |||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+Liedeken1
Laet ons verheeven // Loff prijs sijn eer geven
den grooten godt van hemelrijck
635[regelnummer]
doer hem ons Leven // salicheijt beneven
danckt prijst Looft hem nu al gelijck
blijft volstandich sonder beswijck
van sijn genaeden hebben wij blijck
Loff prijs en eer sij godt altoos
640[regelnummer]
wij nimmermeer hier Troosteloos
Pelgrom
Wat schoonder geluijt wat dees brandende claerheijt beduijt
int midden vanden Dooren sonder dat dien verbranden
dit groot visioen sal ick gaen besichtigen en horen nae tgeluijt
645[regelnummer]
daer toe gebonden met des Lijefden banden
Uuijt den Son Spreekende
Eij compt hier niet naerder op dat ghij niet en begaet scanden
off uwer voeten scoenen / des vleijschelijcke affectie uuijt trect
want die plaets daer ghij staet als Den vaillanden
650[regelnummer]
is heijlige aerde dus werpt van u dat u gebrect
als dan tot ons herwaerts u ganck vrijmoedich strect
2
Prijst goodts genaeden // van sijnen weldaden
dien hij aen ons hier heeft gedaen
655[regelnummer]
tegen tbescaeden / van des helschen raden
soo heeft goodts goetheijt ons bij gestaen
wij Leven voorts naer sijn vermaen
en wanderen recht des heeren baen
heijlich / heijlich / is sijnen naem
660[regelnummer]
die ons veijlich maect hier bequaem
Pelgrom
Och mocht ick Die Jubilatie dien ick hoor aenschowen
gelijck op den berch thabor in sheeren transformaci deden
die daer begeerden datmen haer wooning soude bowen
665[regelnummer]
goodts glorij sout ick oick singen in als wel te vreeden
Deucht
Hout goede corrage wilt dan stoutmoedich aentreden
Ga naar margenoot+soo muecht ghij coomen ter plaetsen daert al vol Jolijt is
om te Dancken Loven prijsen godt maer oick mede
670[regelnummer]
hoort hoe themels geselschap altoos verblijt is
3
Den naem des heeren // prijst met begeeren
die ons allen selfs heeft bevrijt
sijn Loff vermeeren sonder cesseeren
675[regelnummer]
wilt toch die sijt verlost uuijt den strijt
alleen doer godt gebenedijt
dus met recht dancken wij hem altijt
die cracht en macht en heerlickheijt
duert Dach en nacht in Deewicheijt
Ondeucht onder haer kijkende
Hoe seer schijnen dhemelsche son straelen in mijn oogen
| |||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+daer doer verblint soo dat ick niet meer mach op kijken
blint gelijck Die tot Sodoma wilden poogen
685[regelnummer]
goodts volck gewelt aen te doen dus mijn crachten nu beswijken
Deucht
Haelt u hooft onder en compt herwaerts niet meer aen strijken
hebt Loon nae werken u niet meer met ons bemoijt
want die godtlijcke genaede over ons sal altoos blijken
690[regelnummer]
sonder doot hel bij ons geheel verfoijt
Prince
Ons prins is Desen // dien wij al vreesen
genaedich en seer goedertier
ons godt gepreesen // heeft ons geneesen
695[regelnummer]
van den beet brandich // des helschen dier
voor ons geblust dat helsche vier
met recht dancken wij goodts soone hier
Looft danct en prijst hem gestaedich
Die hem bewijst seer genaedich
Pelgrom
Och hoe vol coomen toch aldaer vruechden wesen mach
noijt oor en hoorden noijt ooge aensach
Deucht
Gheen hert en heeft oijt begrijpen conen
705[regelnummer]
den vruecht en blijscap die daer is nacht en dach
onder tgeselscap dat inden hemelrijck mach woonen
Pelgrom
Wilt toch mijn trechte padt tot daer verthoonen
mijn in u behoet neemt op dat ick niet en dwale
710[regelnummer]
op datmen u en mijn aldaer godtlick mogen cronen
want ghij sijt daer toe mijn geleijtsman principale
Deucht
Volcht dan getrowelick genoch hebt ghij hooren verhaelen
tloon waer mede men u recompenseeren sullen
715[regelnummer]
dit is u voor volcht mijn sonder eenich faelen
voor ons moijten meerder Loon wij niet begeeren sullen
ongeluckkich die vermaledide die dat Loon onberen sullen
dus volcht mijn op dat rechte padt geensins en wijct
ter rechter off ter slincker sijde andren u verneeren sullen
720[regelnummer]
die u salicheijt haeten mijn geensins en beswijct
als Loths huijsvrow naet verganckelick niet om en kijckt
alleen op u salicheijt siet die nergens edelder wert bevonden
Pelgrom
U wil en sal ick alleen volgen genoch deuchts Loon blijct
725[regelnummer]
o heer wanneer compt den avont dat ick ontbonden
mach vrij van sorge sijn niet beanxst voor sonden
en op dat mijn geest in u bermherticheijt mach rusten
Deucht
Die Dach is voor bij den avont genaect Rekening van ponden
| |||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+Laet ons gaen maeken sulcxs / sal hem Lusten taenhooren
Pelgrom
Ick volch u haestelick nae aen alle custen
daer ghij mijn geleijden wilt dus muecht ghij tpat betreden
735[regelnummer]
och heer waert niet schier tijt dat ghij mijn begeerte blusten
u beveel ick mijn salicheijt Laet mijn siel rusten in vreeden
en gunt mijn den croon des victori als ick heb volstreden
| |||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+Die prolooge vant naevolgende Spel van drie personages Den eenen gues Dander Catolijck ende Den Derden Redelick verstantGues
Och buerman vrient hoe Deerlick en Elendich
sijn wij nu gestelt // tes al bedurven
doer Dese raserie Die soo schendich
10[regelnummer]
meest al Die Landen es Doorgesworven
Catolijck
Alle neering en welvaert es hier versturven
doer die oorsaecke waert Datment mocht seggen
es brouwerij / Mouterij // eertijts verwurven
15[regelnummer]
tes al weer gevloogen / Doer Dit aenleggen
Gues
Die schoone Traperij es mee gaen verbreggen
daer soo mennich persoon aen wan sijn broot
twas tfondament van dees stadt aen allen eggen
20[regelnummer]
beholpen haer Die Luijden / met haer exploot
Catolijck
Sij gafse al werck cleijn ende groot
vollers / weevers / oick Die kemden en sponnen
met ander arbeijers nae dat eijste Die noot
25[regelnummer]
veel honderden alst bleeck die cost aen haer wonnen
Goes
Oeck alle ander neeringen hoe begonnen
sijn mee bedurven Jae genoch uuijtgeroijt
dees trobbel als oorsaeck heeftse verslonnen
30[regelnummer]
die maect u en mijn met veel Dusenden beroijt
Catolijcxs
Ick wou al Die aen Leggers waren verstroijt
die oorsaeck sijn van Deese Elent
hadt Die gues in Dees Landen gecoomen noijt
35[regelnummer]
that beter geweest / dat moet sijn bekent
Gues
Wat segt ghij Dan dathet catolijcke rigement
niet mee ingebracht heeft dit spel verwoet
doer wien sijn Die Landen toch meer gheschent
40[regelnummer]
dan doer Die spangaerts Dat catolijke gebroet
Catolijck
En uwen pertij es Die mee niet gevoet
van tsweet ende bloet Der armen voirschreeven
hebben sijt niet al bedurven / in veel tegenspoet
45[regelnummer]
die Landen berockkent ver en beneeven
| |||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+
Redelick verstant een Mans personage statich gecleet
Holla vrienden tis Langenoch gekeeven
50[regelnummer]
Laet eens sijn verdreeven / u Twist en discoort
daer is wat anders / Datmen behoort te beleeven
wilt u Daer toe geven / sonder meer geknoort
Goes
Dees seijt Dat Die Troubbel daermen over al off hoort
55[regelnummer]
door ons is geboort // Dat is Immers geloogen
Catolijck
En ghij segt dat die onsen meest hebben verstoort
tgemeen welvaeren doorboort / Dat wildij betoogen
en Immers est anders / soomen siet voor oogen
60[regelnummer]
segt ist wel te gedoogen soodanich vermaen
Redelick verstant
Beij hebdij ongelijck condijt wel verstaen
tis niet int versmaen van andere geleegen
Deen roept nu papist Dander Luteriaen
65[regelnummer]
en die rechte paen / Diemen hoort te bejegen
werden verde gemist want Die eenijge seegen
twelck is Die Lijefde sietmen niet aenvaten
die en Leert geen tweedracht noch pertijschap dregen
noch niemant verworpen verachten noch haten
70[regelnummer]
maer elck een beminnen / niemant te verlaeten
uuijt oprechte caritaten Doetse elck een regart
Die haer behoeven
Goes
Is Dan deese verkeertheijt Daermen nu aff praeten
75[regelnummer]
Doer ons ingecoomen / Dat veel Luijden smert
Redelick verstant
Soo Lang Die mensch int uuijterlick blijft verwart
can hij goodts claerheijt geensins beschowen
maer volcht opijnien waer Doer sijn hart
80[regelnummer]
moet blijven bestrijct met veel benouwen
maer als tlicht Des hemels hem Inwendich gaet bedowen
crijcht hij int gemoet een ander gesicht
en verlaet dan tgheen daer hij op ginck bouwen
en noempt dan Idelheijt alle sijn gesticht
85[regelnummer]
en siet sijn gebreeken soo claer in Dat Licht
Dat hij een ander Die Doolt wel can verdraghen
Catolijck
Dats vreemt om hooren mijn toch bericht
sal ick nae een anders Doen dan niet hooren noch vragen
90[regelnummer]
om soo te met ander Luijden aenslaegen
bet te bejaegen wilt mijn Dat vermonden
Redelick verstant
Wat baet dat ghij kent ander Luijder sonden
| |||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||
95[regelnummer]
Ga naar margenoot+en selfs wert bevonden in sulcke gebreeken
wat baet den splinter uuijt u broeders ooch gewonden
soo Lang als den balck inden uwen blijft steeken
suvert eerst u selfs gaet den heer spreeken
en dan doer Liefden vermaent uwen broeder
100[regelnummer]
niet met hardicheijt als tot noch toe is gebleeken
maer met meedogentheijt als een kint sijnen moeder
Gues
Doer sulcxs werden Deesen niet dan te verwoeder
veel te ontspoeder / soomen over al wel sien
Catolijck
En den uwen vriendt Draijen die niet het roeder
van alle bitterheijt / onder Die Lien
men sow eer conen bemorwen een stien
dan u harde harten verstaedij Dat wel
Redelick verstant
Holla niet hooger al genoch van dien
sal dees Trobbel vervlien / met al dit quaet spel
daer moet in u coomen een ander opstel
nae goodts bevel / sult ghij u moeten scickken
gues en katolijck beij tsaemen
Wat souden wij Dan doen
Redelick verstant
Malcanderen beminnen niet meer dus fel
als een Jesabel bekijven en bebijckken
120[regelnummer]
elck sal sijn eijghen misdaet gaen overwijckken
sonder Iemant te bestrickken / in woort off in daet
en doolt dan u broeder in eenijge stuckken
onderwijst hem daer aff / schout ghij Dat quaet
Gues
125[regelnummer]
Maer als wij nu volgen en doen uwen raet
sal dit spel Desolaet / Dan wel verdwijnen
daer wij Dus Deerlick duer werden beschaet
soo wil ick sonder verlaet mijn daer toe pijnen
Catolijck
130[regelnummer]
Insgelijcxs wil ick mee tot allen termijnen
Ga naar margenoot+och mochten wij doer sulcxs eens werden verlost
en weer coomen als vooren / ten goeden fijnen
soo waer sulcken raet over tijts begost
Redelick verstant
135[regelnummer]
Die salige voorvaders als sij waren betrost
met Dusdanich ongeval / in eenijge wijken
riepen sij aenden heer / en elck soo hij cost
beterden sijn Leven sonder beswijcken
terstont Liet den heer sijn genaede blijcken
140[regelnummer]
die plaegen gingen strijken / subbijt en terstont
dus wildij verlost sijn van deese practijken
doet diergelijcken / hout des heeren verbont
| |||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+
Die Gues
145[regelnummer]
Dat willen wij Doen / uuijt een oprechte gront
niet alleen met die mont / maer mettet Leven betuijgen
u woorden sijn recht vroom en ghesondt
heb ick te vooren gedoolt / nu wil ick mijn buijgen
Catolijck
150[regelnummer]
Soo wil ick oick doen en daer honich uuijt suijgen
ick hoop Den heer sal ons Dan ontfermen
mijn scult beken ick / ick heb als den ruijgen
onverstandich geleeft in alle mijn Termen
Redelick verstant
155[regelnummer]
Sondicht u broeder wilt hem ontbermen
sijn brosche cranckheijt neempt Die op u
draecht elck ander sijn Last rijcken en armen
behoeft Iemant u bescarmen / weest hem niet scu
denct wie u meest behoeft al schijntet ruu
160[regelnummer]
dat is u naesten u Daer toe begeeft
sonder aensien van persoonen verstaedijt nu
sulcxs is goodts wille Datmen onpertijdich Leeft
Gues
Nu beken ick met waerheijt dat ick heb gesneeft
165[regelnummer]
en die scrift noijt verstaen / met sulcken besceijt
oick meer anderen met mijn hoemense verheeft
doolen oick wel groffelick in dat selfde feijt
Catolijck
Elck heeft voorgestaen met bitterheijt
170[regelnummer]
sijn verkeerde opijni wel hardt en sture
sulcxs was oick mijn meening tmach wel sijn bescreijt
en becleeden noch dat selfden met die scrifture
Redelick verstant
Hier Doer is gereesen Dit ongeval wel suere
175[regelnummer]
over burger en gebuere niemant oick vrij
est geestelick Ist waerlick stadt off gebruere
tes al besmet met secten ende pertij
en salmen verlost werden van Deese raserij
soo moeten wij Doen / soot is voorsprooken
Gues
Sulcxs willen wij Doen sonder meer fantasij
en willen daer bij / voort Laeten smooken
alle pertijsche secten Die niet coonen stooken
dan groote verwerringe / die tgemoet doen suchten
Catolijck
Wij hebbent bevonden / sulcxs sijn haer vruchten
niet dan dootlijcke Luchten die secte baren
maer een dinck Dunct mijn vreemt / Latet ander vluchten
segt mijn eens waerom dattet volck hier vergaren
Redelick verstant
Maer die Eel wijnranckskens als Trowe Dienaeren
| |||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+sullen hier verclaeren een schoone historij
doer Lucam bescreeven / hoe godt sijn Dienaeren
195[regelnummer]
wonderlick visiteert / als een hemelsche victori
Gues
Waer aff salt Dan roeren
Redelick verstant
Van die geboorte Johannes / een eewijge memori
200[regelnummer]
miraculoos geschiet in die oude Daghen
van sacharias en Elisabeth godt tot een glori
heijliger isser noijt gebooren / off van vrow gedraegen
Catolijck
Ick hebber eertijts wel aff hooren gewaegen
205[regelnummer]
oick van die vroome ouders Die ghij Daer noemt
hoe datse staech Leefden in goodts behaegen
in alle gerechticheijt / soo die scriftuer beroemt
Redelick verstant
Sij waren onpertijdich met Lijefden bestroomt
210[regelnummer]
al most sachariam sijn spraeck een wijl Derven
niet dat hij daerom voor godt was verdoomt
twas hem maer een proeff om een beter te verwerven
Gues
Och die sulcken Leven hier mocht beerven
215[regelnummer]
hoe wel een geluckkich waer die sijnen tijt
alle pertijsche secten souden haest versterven
daer nu deen dander / dus bitter om bestrijt
Redelick verstant
Dit salmen hier speelen / mercter wel op met vlijt
220[regelnummer]
op dattet u Inwendich mach profijteeren
maer eer wij beghinnen Laet ons in dit crijt
dees vroome Luijden eerst groeten / sonder eenich affweeren
Catolijck
Dats recht en behoorlick / dus sonder respijt
225[regelnummer]
gae ick schout bailluw voor al saluteeren
oick burgermeesters en scheepens / onse vroome heeren
die dees stadt regeeren / sonder beswijken
Goes
Met dees Lieve gemeente al Luijden van eeren
230[regelnummer]
die hier verkeeren / soo wel armen als rijcken
oick Die eele speelcorenkens die haer Trow doen blijken
godt doe van haer wijken alle elendicheijt
Redelick verstant
Voort bidden wij eendrachtich / oick met groot versijken
235[regelnummer]
dat godt phillipo onsen coninck die Inwendicheijt
sijns herten wil verlichten op dat alle blendicheijt
mach keeren ten besten / Dat wenscht mijn gemoet
Catholijck
Voort dat hij den prins voor valsche behendicheijt
240[regelnummer]
voor alle scendicheijt wil neemen in sijn behoet
| |||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+op dat hij mach bevrijt sijn voor dat spaensche gebroet
voor dat Addersche goet / wel waerdich te versmooren
Gues
245[regelnummer]
Op datse niet andermael wilt en verwoet
ons weer overroompelen als te vooren
ick hoop Den heer haer aenslaghen sal stooren
haer opset scoren / Daerse Die Landen mee quellen
Redelick verstant
250[regelnummer]
Eele vroome heeren en burgers vercooren
wilt u eendrachtich tot stillicheijt stellen
op dat die materij Die wij sullen vertellen
u te bet mach stichten inwendich van binnen
Ga naar margenoot+dus geeft toch audienci wij gaen begimen
| |||||||||||||
Personages
|
|