Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 5: Boek E
(1994)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
Ga naar margenoot+Een Spel Van Emaus Van vier personages te weeten Lucas cleophas 2 dissipelen Pellegrim / DiensmaechtLucas
Met wat een anxst en vrees thert bevangen / is
uuijtsluijpende als hoenderdieven den beslooten huise
al waer tgeselschap bij een versaemt der bangen is
10[regelnummer]
wantmen altoos bevreest voor den serjanten aenrangen is
suspect als nasareensche Dat nu is tot confuse
verstrict Inwendich hoorende eenich gedruijse
en teffens uuijtlaedende op datmen niet sal bemerken
den vergaedering aldaer te sijn drijvende soomen seijt abuse
15[regelnummer]
heur heeft nu verneedert dien heur plecht te versterken
bij ontijden naw moogen versaemen nu Jesus clercken
het omsien is ons op alle weegen en hoeken
Ga naar margenoot+die wij om haer valscheijt haest vervloecken
Ga naar margenoot+off men niet verspiet en wert vanden wroeger quaet
20[regelnummer]
sij ons aendraegende die provoost mocht ons soeken
bij Avontuer off onsen scaede waer der wroegers baet
hij schier hulp besijgende die nochtans selfs vroegers haet
tprofijt aenlockkende die daer wel affcompt sonder scaede
dus moetmen omsien off nergens Iemant / der wroegers staet
25[regelnummer]
ons openbare vergaedering hudensdaechs ongeraeden
dan bij nachte tsmorgens vrouch off tsavonts spaede
Ick nu daer uuijt godt danck op ruijm baen // ben
soo ick verhoope onverspiet / en heb den blinden man sien Leden
maer hoe mijn maet uuijtcoomen sal ick begaen ben
30[regelnummer]
niet garen gae ick alleen thuis hoe wel ick die paen / ken
dus benout dees tijden voor ons vergaedering tis te bescreijden
en men siet tis ons eijgen scult dat wij ons Laeten verleijden
wij willen nochtans nijemant bescaedigen ter aerden
off mijn maet uuijtcompt ick mach noch wat verbeijden
35[regelnummer]
om tgoet geselschap op dat wij ons niet vervaerden
goet geselscap verlicht onder weech den beswaerden
Cleophas
Och kinderen wat benoude tijden hoe naw ist nu te doen
ick ben blij dat ick mijn Aelcorff nae mijn heb getoogen
40[regelnummer]
te bekennen te sijn Jesus dissipulen men niet en is nu soo coen
off ick geen wroegers sie tallen weegen wen ick mijn oogen
Idre ons beclaegende alsmen seijt ons te sijn bedroogen
| |
[pagina 75]
| |
[pagina 76]
| |
[pagina 77]
| |
Ga naar margenoot+Idle ons hoop en men schier met vingeren ons nae wijst
45[regelnummer]
meenende tot hooger staet dat wij souden werden opgetoogen
ons meester nochtans een goet man waerdich datmen hem prijst
hoe wel men nu sulcxs bekent te staen voor den Joden Jist
Lucas
Compt ghij voort Cleophe cont ghij uuijtraeken
Cleophas
Siet ghij noch daer ick meenden den reijs te staeken
om dat Duijsterheijt wil naeken Die Donkere nacht
Lucas
Ick docht wel dat ghij coomen sout daerom heb ick u verwacht
55[regelnummer]
dus moogen wij voort wandelen sacht nae ons casteel
Cleophas
Wel bedroeft voor thooft geslaegen ben ick geheel
nu geweest is van pilato tbeveel / om ons meester te doden
Lucas
60[regelnummer]
En sonder Twijfel nu sullen sij willen uuijtrooden
oick sijn Dissipulen / verbooden den naem Jesu te belijden
Cleophas
Dat is sonder fault hebben sij thooft durven bestrijden
waerom souden sij die Leeden minder / die herder vermoort
65[regelnummer]
die scaepkens voorvluchtich Loopen aen allen oort
vanden wolven Lichtelick verstoort niemant heur bescermen // can
Lucas
Corrage Die goede godt van hemmelrijck mach ons ontfermen // dan
dat vleijs men bescermen can // den geest overwinnen niet
Cleophas
Beter rechtvaerdiger man en condtmen vinnen niet
soudtmen sulck een beminnen niet / wonder teijkenen hij deden
Lucas
Tonrecht heeft sulcken weldoender den pijnlijcken doot geleden
75[regelnummer]
waer doer wij al tonvreeden in als ontschuldich
Cleophas
Nochtans als een onnoosel Lamneken / Leet hij dat al verduldich
waer ick van sijn vermoogen geweest / ick hadt mijn hebben gewroken
Pelgrom
80[regelnummer]
Goeden Avont mijn vrienden dien reden die ghij hebt gesprooken
waer van sijn die beroerende / gebroocken sijn die duer mijn
waerom soo muecht ghij soo ick bemerck droevich sijn
wat strect u tot pijn / off ghij mij dat verhaelden
Cleophas
85[regelnummer]
Siet ghij alleen / noodich datmen u sulcxs affmaelden
tot Jerusalem een Pelgrom / die ijet faelden niet weetende
| |
[pagina 78]
| |
Ga naar margenoot+wat daer gesciet is / off sijt ghij sulcxs vergeetende
soo ick mijn ben vermeetende / tsal scielick mijn vergeeten niet
Pelgrom
Wat is toch dat
Lucas
Vraecht ghij wat / ghij dat sout weeten niet
Cleophas
95[regelnummer]
Dat Jesus van Nahareth is Leet gesciet / een propheet groot
machtich in wercken en woorden / soo Idre weet bloot
dien hebben niet secreet ten doot overgeleevert fel
ons opperste priesters en princen / als een boosdoender rebel
gegeeselt met groot gequel / en daer en booven gecruijst
Lucas
Is u nu kenlick dees Lede niewe maer dwelck nu ruijst
en al den vruecht pluijst // uuijt binnenste van ons herten
Cleophas
Wij hoopten dat hij was Die Israhel sow genesen van smerten
105[regelnummer]
dien bevrijdende daer derten die Jooden aendeden hem gewelt
Lucas
Dat dees gesciet sijn huden den derden dach men telt
nu genoch is vermelt van wien was ons tsaem spreeken
Cleophas
110[regelnummer]
Daer en boven hebben ons / op dat u niet sal ontbreeken
seer verstrict gemaect besweeken soo dat sijn ons aren
die vroukens dwelck ten grave te hebben geweest verclaeren
en saegen veropenbaeren een scare der engelen seggende
dat Jesus Leefden en dat sij hem daer niet vonnen Leggende
115[regelnummer]
dit hout ons Dreggende / wat wij dencken sullen
Lucas
Onser eenijge niet denckende datmen haer crencken sullen
ten grave Liepen en hebben dat soodanich gevonden
gelijck wij dat die vroukens hebben hooren vermonden
120[regelnummer]
twijffelachticheijt heeft ons verbonden om sulcxs te gelooven
Pelgrom
O ghij sotten wiens gelooff men sicht soo haest verdoven
in al tgeen dat goodts geest hier boven u veropenbaert // heeft
doer den propheeten hij u niet genoch verclaert heeft
125[regelnummer]
dat chrijstus moet Lijden / wat u vervaert heeft soo most comen
in sijn cleri Dien ghij nu verreesen te sijn hebt vernoomen
en Leeft nu noch in scromen / Dien scriftuere grondeert
die propheet moijses / heeft desen moijsem geprefigureert
die allen volcken begeert uuijt egipten te geleijden
130[regelnummer]
Ga naar margenoot+uuijt den slavernij des sontdts en doots alleen te verbeijden
van hem den verlossing die u wil maeken vrij
| |
[pagina 79]
| |
[pagina 80]
| |
[pagina 81]
| |
Ga naar margenoot+hemelsche Inwoonders daer nae soo haeken wij
trijck deses werlts versaeken wij / en verganckelick // is
135[regelnummer]
dit die profeet daer moijses godt off danckelick is
als hij die beloofden uuijt tmiddel der broederen te verwreckken
diemen souden moeten hooren den godtlijcken wil ondeckken
een wet dwelck hij sow streckken / tot salicheijt gevende
waer doer alle menschen souden eewich sijn Leevende
140[regelnummer]
voor den doot niet meer bevende als onder doude wet
van dwelck Esaias verhaelt dien te coomen sonder belet
uuijt sion tot Jerusalem sedt tfondament des heeren woort
hoe danich hij sijn sal Leest Esaiam voort
op hem goodts geest gehoent hij dan niet recht moet wesen
145[regelnummer]
tot troost den bedructen voorstant gepreesen
soo dat die niet meer durven vreesen niet sijnde desolaet
Een niew verbont met Israhel uuijt Jeremia verstaet
doude wet vervult tot niet gaet geleert niew offranden
een niew priesterscap opgerecht boven menschen verstant
150[regelnummer]
met der Liefden banden goodts Leeden gebonden tsaem
niewe templen godt toe gehuechlicht tot sijn woning bequaem
wijt en breet goodts naem verbreijt buijten der Jootschen palen
chrijstus Dhoeck steen des nijewe kerks nae scrijftuers verhalen
waer tegen sonder falen dhelsche partij niet vermoogen
155[regelnummer]
hij die rechte salamon die niet te vergeefs sout poogen
op te bouwen ongeloogen dat heeren huis heerlick
godt aldaer sijn naem aengeroepen te werden begeerlick
en niet vermelt Deerlick / en sal werden gelijck geschieden
salamons temple dees onder tgodtlick gebieden
160[regelnummer]
tot welck sullen vlieden sondaers Die willen behouden sijn
van Leevendige steen most hij dien op bowen fijn
op dat hij niet soudt berouden pijn daer voor geleden
voortaen die onverganckelick al wert die bestreeden
Die geloovige Die Leden / daer van chrijstus thooft is
165[regelnummer]
die top der bergen hooch wiens faem niet verdooft is
noch van verdienst berooft is daer vrede te bejaegen
buijten welck geen sacrificie geen gebeeden godt behaegen
voor dien sorch draegen sal hij als voor dappel van sijn ooch
daer in tnijewe volck twelck oseas heeft verheeven hooch
170[regelnummer]
uuijt den psalmist betooch het priesterscap vercooren
nae Dordonancij melchicedechs den godtlijcke toorn
op dattet menschelijcke geslacht verlooren niet soude bliven
daer doer versoenlick des gramscaps hetten verdreven
uuijtwijsende tbescreven / als souden dees oppersten priesters bloot
175[regelnummer]
aen thout des cruces op dat die scapen souden blijven behoet
en daer doer gevoet dees priester hel voorseijt is
| |
[pagina 82]
| |
Ga naar margenoot+als hij souden sterven / dats in Israhel verbeijt is
geen bloedige offerander soo verbreijt is der beesten
180[regelnummer]
offren souden als voortijts Die meesten
des ouden wets die bedeesten voor den sonden deden
maer Dofferande daer Malachias off roert reden
een suvre offrande Intreede theijlich der heijligen
als hij souden doer sijn eijgen bloet om tgemeens pat te veijligen
185[regelnummer]
Ider van dat priesterlick gedeelt een stuck begeerende
dat chrijstus uuijtdeelt sulckx te sijn sijn Lichaem Leerende
daer niemant affweerende dat nijewe Testament
dees onsterfelijcke vrienschap doer sijn bloet root
sijn eijgen Lichaem gegeven tot een present
190[regelnummer]
bevestigende oick vernelende doer sijn bloet // snoot
den sonden De hel woet / Doot te vergeefs ghij dan verwacht
Tijtlijck verganckelijcke hulp twelck hij cleijn acht
die nae geen werlt schoon eer tracht als die verblinde
want hij een geestelick rijck toeseijt sijn beminden
Lucas
Stat / Temple / Priesterschap wij dan uuijt u woorden bevinden
al geestelick te versinden / die een niew rijck op bout
alleen Inden hemelen veel anders wij hem hebben toebetrout
dat welck ons nu wel berout / want het buten meening gaet
Pelgrom
Hoe hij hier coomen sout die woorden sacharia verstaet
sachtmoedich op een Esel tot baet / vanden verstroijden
dwoorden Esaie van tgewelt op sijn schoeren ons verfroijden
meenende dat hij sout uuijtroijden / die Israhel beswaerden
205[regelnummer]
dees tcruijs sijn stercte dat hij op sijn scoeren droech verclaerde
om doot sonde die u vervaerden / daer doer te bevechten
hoedanich sijn geweer is om toorloch op u viant te slechten
Laet daer van u die psalmist berechten / die sulcxs heeft voorsien
bekent arme viskers sijn soldaten / daer dit sal doer geschien
210[regelnummer]
voor tevangelische swaert vlien / sullen werltsche macht
Ga naar margenoot+Al Dit hadden wij uuijterlick tot ons bevrijding verwacht
en dochten niet dat geeslick sijn cracht te verstaen was
Ga naar margenoot+om te verwachten soo danigen coninck van michia tvermaen was
uuijt betleem op gegaen was / uuijt Jesse dees spruijte
215[regelnummer]
die minste niet wiens macht daerde niet sow besluijten
sijn cracht groot van virtute uuijt een maecht gebooren
die steen danielis welck tot een grooten berch wert vercooren
op dat niemant soudt gaen verlooren / daer toe vluchtich
dees die gesonden sout werden / tot den geen die suchtich
220[regelnummer]
hem verwachten Die sceptre uuijt Juda doen werden gevonnen
| |
[pagina 83]
| |
[pagina 84]
| |
[pagina 85]
| |
Ga naar margenoot+vanden vreemdeling herodes tot wien dheijdenen sijn gecomen
uuijt den oosten sonder scroomen verneemende sijn sterre
haer offerande Doende coomende uuijt den Lande verre
225[regelnummer]
sonder Lang te merre / tot den gratie oick beroopen
dees Die soon uuijt egipten Die compt geloopen
tot bevrijding des volcxs benopen / van hulp die saten
inden Duijsternis Doende miraculen die den crancken baten
dat den voorlooper werden vercundicht / doen hij gevangen // was
230[regelnummer]
doer sijn dissipulen / om sulcxs te weeten als sijn verlangen // was
hoe wel dees niet ontfangen was als prince vander sinagoge
brengende nochtans te sijn goodts soon sijn betooge
sulcxs te voorseggen het pogen Esaias in Lang en breet
en daer van veel parabolen tInstruueeren weet
235[regelnummer]
Ga naar margenoot+sijn eijgen vercooren gereet / om hem te verlaeten // oock
hij gevangen sijnde voorvluchtich als Die Desperaeten // oock
den vlucht aenvaeten oick petrus sijn beloft van geender waerden
hoe wel hij tswaert bruicte bij eede geen kennis verclaerden
als een Dienstmaecht hem vervaerden / om hem dien was verraden
240[regelnummer]
van sijn eijgen apostel doer cleijn ghelt dat hem versaede
soo sacharias voorseijde tot scade hem selfs die dat weerbrocht
hem selfs vernielende een ander tot sijn dienst versocht
sulcxs Die psalmist ontknocht en hoe dat tegen // hem
doversten souden brijschen / om te dooden geneegen // hem
245[regelnummer]
doen sij hebben gecreegen hem / bij sijn eijgen believen
dheijdensche rechter op dat hem souden onder boeven en dieven
cruicen / om daer te gerieven / heur wil die Luijt alle riepen
cruijst hen cruijst hem / dit in blintheijt vervallen riep met gecris groot
dat doorsaeck des doots / al was haer bewijs snoot
250[regelnummer]
sulcxs thremarum wert propijs bloot / deerlick beclaecht
hoe sij met hem souden te werck gaen Jerenias ondervraech
gelijck een Lammeken heeft godt behaecht dat hij sal werden geleijt
niet opendoende sijn mont hoe wel hij tvreet vonnis verbeijt
alle spotternij op hem geseijt als een coninck der dwaesen
255[regelnummer]
gevende sijn vleijs te vooren den geen die soo rasen
en tegen hem veel heur fenijn uuijtblaesen seer onsien hem aff maelt
esaias op dat doer hem sondts scult soudt werden betaelt
van sijn doorne croon verhaelt / wort in genesij blijkelick
onder Des cruijs Last sijn swackheijt schijnt beswijckelick
260[regelnummer]
als Isack ten offer sijn eijgen Last dragende
hij selfs Dofferande dwelck godt soudt sijn behangende
gelijck tserpent bij moijsem verheeven tot salicheijt taenschowen
sijn begraving men u oick themotum ontfowen
en dat hem tgraff niet soude behowen / soo wert afgebeelt
| |
[pagina 86]
| |
Ga naar margenoot+doer Jonas Inden walvisch dien godt hem op te worpen beveelt
ten derden dage sulcxs oick goodts soon te sijn geschiet
soo oseab doer den geest om u te waerschowen voorsiet
warom dan ghij u selfs te mistrowen biet onderworpen te sijn
270[regelnummer]
als hij als thooft ghij als Leden most coomen doer sijn pijn
in sijn glorij om taenschijn sijns vaders te versien
en Laet ghij u vast betrowen op sijn beloften u nu ontvlien
om den salicheijt most sulcxs geschien en al wat is gebeurt
kent ghij niet sijn macht in sijn sterven den tempel gescuert
275[regelnummer]
warom sijt ghij in sijn doot versteurt / die es u tot voordeel
die nu Dheijligen geest ontfangen sult en coomen ten oordeel
met hem wiens naem ghij doer dwerlt sult sijn verbreijdende
in wiens naem alleen men alle salicheijt is verbeijdemde
maer tis tijt dat wij sijn scheijdende Ider sijn wech gaende
Cleophas
Heer wij sijn op tnaesten / gaet varder niet blijft staende
Lucas
Wij dancken u dat ghij ons vermaende met ons toch coompt // nu
Cleophas
285[regelnummer]
Blijft bij ons tgenaect Den avont verder te gaen scroomt // nu
Lucas
Doer u reeden wij vervroomt nu / ghij moet bij ons blijven
Pelgrom
Als ghij mijn dan dus Dwingt soo sal ick u wel daer in gerijven
290[regelnummer]
om u reden in als te verstijven nae mijn vermoogen
Lucas
Holla daer binnen om wat te eeten wilt u te vorderen pogen
Dienstmaecht
U verwachtende in tijts alle dinck reet gemaect / is
295[regelnummer]
alst u gelieft gaen sitten muecht op u coemst gewaect // is
die tijt om teeten genaect is / ghij durft niet vertoeven
Lucas
Nu heer als gast ter tafle eerst sit wij niemant meer behoven
ghij best als wij ons bedroeven droefheijt verlichten coent
Cleophas
Dus duijster verstant verlichtende int goet ghij ons stichten thans
soo dat wij niet meer en swichten / coent ghij ons behoeden voorwaer
Pelgrom
U dus goet dunckende ick sitten sal soo geseijt is aldaer
305[regelnummer]
mijn plaets toebereijt claer / nu oick elck u plaetsen kiest
Lucas
Godt danckende heer een gebede spreect op datmen niet verliest
goodts gratie noch op dat in ons niet en bevriest die godlicke Lieft
| |
[pagina 87]
| |
[pagina 88]
| |
[pagina 89]
| |
Ga naar margenoot+
Cleophas
Die godtlijcke Lijefde voor al nodich soo ons wert aengebrieft
want die can best versaeden en vertroosten in noot
Pelgrom
O hemelsche vader soo gebenedijt dan u heijlich broot
315[regelnummer]
Doer u benedixsie groot op dat die siel mach Leven
gebrooken neempt nu en eet dat broot verheeven
dat ick u heb willen geven tot der Lijefden teijken
Lucas
Waer verdwijnt die man die wij sagen ons tbroot aen reijken
320[regelnummer]
hij was seeker ons meester selfs soo nu wel blijct
Cleophas
Uuijt ons oogen verdweenen tevergeeffs nae hem men kijct
thert mijn beswijct als ick ons plompheijt gedencke
Lucas
325[regelnummer]
Hoe verblint waren wij / dat wij niet sagen een swencke
sijns godtheijts als hij tegen ons sprack den scriftuer onder weech
Cleophas
Doer dat breeken des broots ick alder eerst aen hem cunschap creech
maer soo haest sijn godtlijcke mont sweech soo is hij verdweenen
Lucas
Nu Laet ons tot den broeders Lopen en dat hij verscheen
ons is / oock mede als Dat behoort heur openbarende
Cleophas
Wel an gaen wij ter plaetsen daer sij bij een sijn vergarende
Lucas
Doet open doet open blijde niewe maren men u vercondigen sal
Cleophas
Jesum Als meester gesien te hebben wij u vercondigen al
warachtelick hij is verreesen / daer van sijn wij getuijge
Lucas
Met ons wandelende nae Emaus heeft ons scriftuers verstant doen swigen
dus wilt ons vercunding niet begugen / en vat wel ons reden
Cleophas
Onderweech sijn onderwijs dat chrijstus niet heeft geleden
345[regelnummer]
te vergeefs Die soo intreeden // most sijn godtlijcke glorie
al den schriftuer Doer Loopende hij ververschte ons memorie
uuijtleggende des scrijfts historie van tbegin tot dat ende
Cleophas
En wij hem niet eer dan uuijt dat breeken des broots en kenden
350[regelnummer]
dus wij ter stont herwaerts ons wenden / om sulcxs aen te dienen
Apostelen
Tot salicheijt wil ons godt sijn verrisenis verlienen
Jesus Int midden
Vrede sij u Ick bent en wilt niet vreesen
355[regelnummer]
warom sijt ghij verbaest en beanxst doer desen
| |
[pagina 90]
| |
Ga naar margenoot+glorieuxs nu verreesen die u compt groeten
ick en ben geen geest ick bent selfs aentast mijn handen en voeten
geesten geen beenen hebben moeten / en om seeker te weeten
360[regelnummer]
dat ickket ben brengt mijn ijet voorts datmen mach eeten
eet nu hier geseeten den reste op den dach van huijden
gedenckende dat ick gesprooken heb eertijts tot u Lijden
en alles dus te moeten gescieden / u beduden als ghij mijn hoorden
Ga naar margenoot+uuijt moijses wet psalmen scrijfturen // en propheeten woorden
365[regelnummer]
wiltet verstant doerboorden / en claerlick op dees tijden
weeten / hoe dat crijstus voor die menschen / salicheijt most Lijden
tot u alder verblijden die ten derden dage verrijsen // soude
op datmen die godtlijcke genaede te vollen volprijsen // soude
en danckbaerheijt bewijsen souden penitencie preekende
370[regelnummer]
in sijnen naem den menschen ten salicheijt ontbreekende
tot alle menschen spreekende vanden vergiffenis der sonden
dwelck doer den verdienst des Lijdens nu wert minlick bevonden
ghij sijt getuijgen / om dees te vermonden terstont beginnende
van Jerusalem off tsamenroepende dien ick ben beminnende
375[regelnummer]
den beloften mijns vaders vinnende sult ghij in u overvloet
dien ick nedersendende tot verstercking van u gemoet
maer in tscat blijft behoet tot dat ghij dien wert in ware
sijt al gebenedijt ick stijch op tot mijn hemelsche vare
Singende
380[regelnummer]
Crijstus is op gestaen tis pleijn
vanden doot verreesen - etc
| |
[pagina 91]
| |
[pagina 92]
| |
Ga naar margenoot+Baniere des SpulsDie siel Eedel onbesmet van godt gescaepen
doer Adams val int tsondich huis wert gelogeert
5[regelnummer]
maer affgeruct wert doer tgelooff des vijants wapen
doer den herboorte deerste suverheijt wedergekeert
donreijne geest doer tgelooff en Liefde verneert
doerwandelt andere plaetsen dien hij seer dor vint
hem niet nut / dus weder te keeren is sijn begeert
10[regelnummer]
in sijn oude Logijs / dat weder te vervullen beghint
om aldaer sijn rust te vinden dwelck hij bemint
vindende dat huis met beesemen uuijt den rugen
geveecht ongereet // dus hij hem weder onderwint
in trach te nestelen des vervuijltheijts getuijge
15[regelnummer]
en om te meer den siel onder sijn gewelt te buijgen
soo voert hij daer in geesten der seven dootss sonden
die siel overweldicht sij dien begugen
ellendich wert den uuijtganck deses mensche bevonden
tgelooff sonder Lijefde / doot dhoop verslonden
| |
Op den Parabole Chrijstij Lucas xi cap Dat ArgumentDie sondige Gheest uuijt den mensch wijkende
veel Dorre plaetsen Doerwandelt nae sijnder Luste
doer veel moijelickheijts sijn corrage beswijkende
25[regelnummer]
nae Dat Lang soeken niet vindende ruste
seijt Ick wil weder om in mijn Dingebluste
te vernoegen in mijn oude huis keeren snel
hoe wel men mijn Daer soo Lichtelick uuijt gusten
voortsaen ick mijn sal beter weeren fel
30[regelnummer]
wedercoomende ten huijse nae sijn begeeren wel
met beesemen vint hij dat uuijtgeveecht geheel claer // niet
daerom versoect hij bijstant om te domineeren fel
aen andere seven geesten diemen veel snooder voorwaer // siet
Dees coomende men met aldre wreetheijt aldaer // siet
35[regelnummer]
bewoonen dat Lichaemelick huis nae heur plaijsiere
soo datmen het Ent deses mensche meer swaer // siet
geraekende doer sulcke Inwoonders in groot dangiere
Die Daer brengen siel en Lichaem Int helsche viere
| |
[pagina 93]
| |
|