Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 5: Boek E
(1994)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Die personages van Tspel
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Een Spel Van Sinnen Van Josep ende MariaJosep
Hellaes waertoe heb ick mijn begeeven slecht
tot een Eerlick howelick meenden ick mijn te begeven recht
maer doer onversienicheijt geraek ick in sneeven slecht
waer doer mijn hart onstelt is
25[regelnummer]
te trowen een maghet van ons geslacht // goet
doer aenprijsing heb ick ten Laesten geacht // goet
haer getrowicheijt heb ick verwacht soet
maer haer eer dunct mijn gevelt // is
alsoo sij sonder mij doende met een vruchte omhelt // is
30[regelnummer]
Ick ben onnosel als dheer weet inden saeke // oick mede
die In ontrowicheijt haer niet heb willen raeken // oick mede
en nu ben ick beanxst haer bevrucht te genaeken // oick mede
waer doer mijn gemoet gequelt is
nochtans en ben ick niet van meening haer te bescame
35[regelnummer]
die noch in goeden aensien is te berooven van fame
haer te trowen mijn nochtans geensins soudt betame
ter oorsaecke Die vermelt is
alsoo sij sonder mijn toedoen met een vruchte omhelt is
tkint dat sij sal baren en ben ick niet off die vader
40[regelnummer]
nochtans meenen alsoo ons vrienden alle gader
en ick en darft niet openbaeren om te scowen een quader
sij nu als mijn huisvrow getelt is
haer Leelickheijt te bescaemen wat can mijn baten toch
nochtans haer ontrowicheijt is te haeten noch
45[regelnummer]
daerom soo wil ick haer Liever heijmelick verlaten och
ons eere hooge toe gespelt is
alsoo sij sonder mij toe doen met een vruchte omhelt // is
becommert hier mee sijn altoos mijn gedachten schier
waer ick gae waer ick stae bij dagen en nachten / hier
50[regelnummer]
ick weet geen remedie om mijn droefheijt te versachten
ick in doots noot mijn gestelt gis
hier neder om wat te rusten ick mijn stellen // mach
altoos doer haer bescaemtheijt ick mijn niet quellen // mach
tis Lelick datmen in eeren sijn saeken niet vertellen / mach
55[regelnummer]
ick haer doer cracht gevelt gis
alsoo sij sonder mijn toedoen met vrucht omhelt is
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Gabriel Die Engel
Josep davidts soone en wilt niet vreesen niet te trowen // nu
60[regelnummer]
mariam de maget schoone die Liefste huisvrowe // u
want dat huwelick droevich en sal niet berowen / u
die als een heeft die is verheeven
op haer onnoselheijt en suverheijt moecht ghij vrij bouwen // vast
hoe wel u vervreemt des bevruchtheijts aenschowen // Last
65[regelnummer]
Doer haer gratie over vloedelick ter neder donvrij // past
en is Den boom Die Draecht dat Leven
Josep en wilt die maget maria niet begeeven
Die Maget heeft ontfangen doer cracht des heijligen geests
sij sal baren een soon siet doer dies niet bedeest
70[regelnummer]
die sal werden van dhemelsche Inwoonders bemint en gevreest
hem alle volmaectheijt beneeven
hij is voor alle beghinne bijden vader geweest
Jesus te noemen sijn naem als salichmaeker niet en eest
want hij sijn volck vanden quetsuer der sonden geneest
75[regelnummer]
warom wilt ghij Dan beven
Josep en wilt die Maget mariam niet begeeven
siet een maget sal sonder twijfel werden bevrucht
sijn naem sal Emanuel sijn tot hem den toevlucht
en beduijt godt is met ons verhoort der benouden gesucht
80[regelnummer]
soo heeft den propheet ghescreeven
Dus sijt voor haer oneerlickheijt niet beducht
van een suvere maget en mach niet sijn een quaet gerucht
want een suver vat en compt niet uuijt een onsuvere Lucht
wilt haer Deuchtsaem aencleeven
85[regelnummer]
Josep en wilt den suvere maget mariam niet begeven
Twerck Der genaeden nu wert in haer volbrocht
Daer toe sij vercoosen die niet anders dan dheer heeft gesocht
niet onsuvers off onreijn Die oijt heeft gedocht
alle boosheijt uuijt haer hert verdreeven
90[regelnummer]
met haer heeft Die cracht des heijligen geests gevrocht
sij sal vertreeden met haer voeten dat helsche gedrocht
en beletten op den onnooselen den geweldigen tocht
op dat die niet en sneeven
Josep en wilt Die maget mariam niet begeeven
Joseph ontwaekende
Och hadt ick toch wat Langer inden soeten slaep gebleven
ick was ontslaepen soo vast niemant con mijn wreckken
maer mijn Jaloerheijt werden doer goodts engel beweesen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
100[regelnummer]
Ga naar margenoot+en dat godtlijcke secreet heeft hij mijn gaen ondeckken
dus wil ick mijn ten dienst des suivere magets streckken
is hij heijlich die van haer suvere Lichaem sal werden gebaert
mijn eijgen sotheijt sonder blijck wil ick selfs begeckken
want haer onnooselheijt en suverheijt genoch is verclaert
105[regelnummer]
en haer reijnicheijt sal voorts bij haer wel werden bewaert
godt toegeeijgent sijn tempel ick niet onsuveren wil
dus keer ick weer tot haer in als nu onbeswaert
ick sal godt Laeten met sijn werck begaen en swijgen stil
en gaen al tvolck voorbij sij niet weetende het gescil
Begeert
Wij hier malcanderen ontmoeten seer selde Lieve nichte
waer wilt ghij gaen wandelen met dit cleijne wichte
doe ick u creech int gesichte ick was verwondert seer
Lust
115[regelnummer]
Mijn Lieve nichte wij en gaen niet alte veer
want Loopen wij vert Lang is Die weederkeer
tkint is mijn moijlick teer / Dat mijn wel is Leet
Natuer Beesten vogelen vischen Jae boomen cleet
met huit pluijmen schobben scorsen soomen weet
120[regelnummer]
maer die menschen te scroomen weet gebooren naect
onnosel sonder wetenscap ter werlt geraect
een mensch cleijn die anderen niet dan gescreije en maect
nae tgeen dat hem best smaect te grijpe met Idone
Die niew gebooren tot alles haer vertoonen
125[regelnummer]
seer onbequaem / alleen onnoselheijt tot heur verschoonen
Ga naar margenoot+ons hulp werden sij gewoone allenskens metter tijt
heur Lieflickheijt nochtans een moederlick hert verblijt
alsmen heur bakert suijcht wiecht tis Jolijt
men geen moijten mijt om heur gerijff te doen
130[regelnummer]
waer toe tmaect mijn bedeest dat wij dees kinderen voen
als Die mensch veel perijckele over thooft hanct nae bevroen
tswaertste dat ons can over coomen ben ick gedachtich
beveelt godt die sorch / hij is huer te bewaren machtich
Eer Eenich Leijt over compt / sijt geensins clachtich
135[regelnummer]
godt can haer stieren / voeden / en in als versterken
wij coonen anders niet doen dan mede werken
Hier coomen uuijt Drie coningen
Baltesar Melchior Jasper Baltesar
140[regelnummer]
Nu sijn wij binnen Jerusalem die vermaerde stadt // groot
al waer ons hoop is te vinden tvermaerde scat // groot
een sterre ons openbaerde Dat bloot / in onsen Lande
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Melchior
145[regelnummer]
Om den niewen coninck te Doen ons offerhande
in Judea gebooren / soo wij daer aff hebben tverstande
met ons costelick pant / soo sijn wij hier gecoomen
Jasper
In onsen contreije Die selfde sterre vernoomen
150[regelnummer]
dus wij hem te vereeren int minst niet en scromen
Die gebooren is Den vroomen coninck van Israhel
Baltesar
Over dat huis van Jacop sal hij hebben tbevel
en dat bevrijden van alle overlast en gequel
155[regelnummer]
al Die hem sijn Rebel vernielen ten gronde
Melchior
Maer waer hij gebooren is wie sal ons vermonden
Die niet in conincklijcke palaijsen en wert gevonden
Iemant onser werden uuijtgesonden om dat best te verstaen
Jasper
How page wilt sonder vertoeven gaen
achtervolgende neerstich ons alder vermaen
als ons goet onderdaen sonder Lang uuijt te bliven
Baltesar
165[regelnummer]
Alder eerst gaet bij geenen wiven
en vrijmoedich haer te vraghen wilt u verstijven
off theur om ons te gerijven met antwoort pas geeft
Bode
Eerbaren Deuchtsaeme aen u versoeken beleeft
170[regelnummer]
tgeselschap Der Eedelen dat mijn gesonden heeft
offet u pas geeft heur vrage te beantwoorden
Begeert
Sulck beleeft versoeck ick seer selden hoorden
sulcxs garen te Doen / ter stont u reeden mijn becoorden
175[regelnummer]
ick sal heur beantwoorden bewaert ghij die kinderen
Lust
Dat sal ick wel doen om t'versoeck niet te behinderen
groote meesters te beantwoorden is een stout onderwinden
van condicie ick mindre / wert haest van verwe Rode
Begeerte
Wat belieft u mijn heeren / waer toe ben ick ontbode
Baltasar
Waer is gebaert Die nijewe coninck der Joden
Darbeijt hebben wij niet ontvloden om hem te soeken
Jasper
Ons De waerheijt te seggen wilt u vercloecken
Melchior
Nae dwaerheijt begeerich valscheijt wij vervloeken
ontrent in deser hoeken most hij sijn gebooren
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Begeerte
Ick heb noijt van sulcke niewe mare conen hooren
dus vrees ick u gedaen te hebben moijten verlooren
noijt van te vooren gehoort sulcke niewe maren
Baltasar
Int oosten hebben wij sijn sterre nochtans sien verclaeren
Melchior
Doer dien heeft hij ons sijn geboort willen openbaren
hier toe strect ons vergaren / in deesen quartier // siet
Begeerte
Vanden niewen gebooren conincxs soon en weetmen te spreeken hier niet
Jasper
Die ster is verscheenen nochtans ick Dat versier // niet
in soodanigen manier siet // men noijt ster Desgelijcke
Begeerte
Hier is wel mompeling dat een maecht niet seer rijcke
onlancxs gebaert heeft een soon off die tijding is outentijke
en can ick niet doen blijcken / van hooren seggen ick spreeke
Melchior
210[regelnummer]
U Reden die waerheijt niet en is besweeken
Begeerte
Dat werden noch vertelt van deeser weecke
dan tis een praetgen der Leeken / hoe dat buijten op tvelt
herderkens hoedende / van dengel goodts werden vertelt
215[regelnummer]
vanden wonderlijcke geboorten daer ghij aff vermelt
beneffens Dengel gestelt een ander engelsche scare
en songen Gloria godt inden hoochsten met stemme clare
vreede den menschen op Daerde sonder besware
oft Leugen is off ware / Ick niet affirmeeren can
Baltesar
Dwaerheijt tondersoecken sulcxs selfs Leeren // can
Begeerte
Men seijt dat sij gingen om tkint te doen eeren / an
sulcxs drong haer begeeren / an // en dat sij tkint vonden // cleijn
225[regelnummer]
in een open stal met onnoosele Doeckskens bewonden // reijn
die soon des vaders uuijt dhemel neder gesonden // cleijn
dit is tvermonden pleijn / wilt dies nemen ten besten
Melchior
Om tselfden te weeten coomen wij uuijt oosten ten westen
230[regelnummer]
en verhoopen tot onse meeninge te coomen ten Lesten
verstaende de reste tsal ons al seer verblijden
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Begeerte
Niet anders van dien te weeten ick belijde
235[regelnummer]
meer dan ick weet sal ick wel te spreeken mijde
om mijn selfs te bevrijden van Logentaele
verder en weet ick u niet vander saeken te verhaelen
Herodes Met Sijn Lijfknecht
ende Den Voirgaende Herodes
Want beduijt dat aldaer al tvolck over hoop // is
men moet eenich nijewe maer aldaer verspreijen
want hoe Langer hoe meer aldaer den toe Loop // is
wat beduijt dat
245[regelnummer]
mijn dunct niet dat Iet sonders aldaer te coop // is
Deen off Dandere moet aldaer ijet sonders verbreen
wat beduijt dat
men moet
ghij getrowe knecht gaet en hoort / sonder verbeijen
250[regelnummer]
wat aldaer te Doen is Daer nae heb ick verlangen
knecht
Wat is hier toch te Doen / hoe is hier dus veel volcxs in tgereije
onder tvolck wat beduijt deesen gedrange
Begeerte
255[regelnummer]
Idre wil dit vreemt volck sien met begeert bevange
hier gecoomen sij vragen nae den niew gebooren // nu
Coninck Der Joden / tschijnt ons een vreemt gesange
ons Dunct sij hebben gedaen arbeijt verlooren // nu
knecht
260[regelnummer]
Dat is wat vreemts voor een coninck om hooren // nu
heer coninck tsijn vreemde gasten al uuijt den oosten
nae een niew gebooren coninck sij coomen hier spooren // nu
Ga naar margenoot+tscijnen eerbare mannen niet vanden boosten
Herodes
265[regelnummer]
Wat hoor ick nae een ander coninck te vragen vanden snoosten
moeten sij weesen / nu Laeten sij bij mijn coomen // hier
want sulcke Tijdinge en mach mijn geen sins vertroosten
wat vande waerheijt is / moet werden vernoomen // hier
knecht
270[regelnummer]
Eersaeme heeren bij sijn Magisteijt / wilt niet scroomen // hier
u te representeeren hem belieft u selfs te spreeken // wel
Jasper
Sulcxs Doen wij seer garen als Den vroomen hier
Melchior
275[regelnummer]
Gegroet moet u magesteijt sijn u geen welvaert ontbreeken sel
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Herodes
Waer toe is u coomst / alhier / wilt ghij mijn van trijck verstoten fel
u meeninge verclaert / ons sonder te Liegen
Jasper
Aen ons niet sal bevonden werden // eenijge gebreecken // fel
die daer soecken een kindeken Leggende in den wiege
Baltasar
Wij sijn niet gecoomen om ijemant te bedriegen
285[regelnummer]
waer gebooren is den Joden coninck is ons vragen
Melchior
Wij gecoomen om hem taenbeeden / wij conden niet eerder vliege
dat wij dus Lang verbeijt hebben / ons een mishaegen
Jasper
290[regelnummer]
Inden oosten den sterre wij claer scijnende saegen
darom soo hebben wij den reijs terstont aenvaert spoedich
Herodes
Mijn verscrict dat ghij hier aldus nae hem gaet vragen
geheel Jerusalem soe sijn / dit vermaect woedich
295[regelnummer]
tverwondert mijn dat ghij oock dat alsoo verclaert moedich
daer is noijt van gehoort / hoe edel is dafcoomste // sijn
wie is Den Jongen coninck in dit quartier voedich
een coninck Der Joden moet Immers vanden vroomste // sijn
Baltasar
300[regelnummer]
Dat te verclaeren wij vanden bescroomsten // sijn
maer tis te Doergronden in der propheeten boeken
Herodes
Soo Laet ons dan niet Leusich vanden Loomsten // sijn
maer beroepen den wetgeleerden / om dat tondersoeken
305[regelnummer]
dus met mijn te hove te coomen wilt u vercloecken
en ghij mijn knecht terstont beroept den geleerden des wet
voorts ghij omstanders Idre keert in sijn eijgen hoeken
donderwijsing te geschieden niet sal werden belet
Wet geleerden ende bode
Princen der priesteren
Die prince Der priesteren / en scrijben bij een gesang
ghij bode wilt dit aendienen sijnen magesteijt bequaem
om te doen dienst hem aengenaem / die ons sal vinden bereijt
Bode
315[regelnummer]
Den propheeten boecken heeft hij mijn geseijt
op dat den texst werde uuijtgeleijt / dat ghij brengen souden
Schriben
Dat ons vermanende wij hebben dat wel onthouden
den texst sullen wij ontwinden nae ons cloeck verstant
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
tw Wetgeleert
Tis niet noodich om dien te Loopen sij sijn hier bijder hant
die geleerde van tlant sullen dien beduijden
Bode
325[regelnummer]
Ick gae dan tot den coninck verbeijt hier ghij Luijden
op den dach van huijden inden wet men geen geleerder vindt
schriftgeleerden phariseen
Van mijn kinsheijt off den scriftuer heb ick bemint
altoos is geweest mijn onderwint / den gront te weeten
Schriben
Neerstich heb ick doergront al den propheeten
mijn derff ick mijn wel vermeeten / dien wel te kennen
schriben 2
Stil Ick sie Den coninck herwaerts te wennen
335[regelnummer]
bij hem soo bennen alle Die vreemde gasten
mijn verlangt wat hij ons te Doen sal belasten
Herodes Met Den Wetgeleerden
Herodes
Nu moeten wij u geleerden te werck stellen
340[regelnummer]
wilt u alhier ter neder in dit perck stellen
wij moeten u wat sterck quellen / ter Lijefden van dese heeren
Pariseen
Tot u gebieden wij ons obedient verneeren
wat is varder tbegeeren / van u hooge Magesteijt
Herodes
Ons is hier nieuwe maren van crijsto verbeijt
die als een cleijn kindeken screijt / gebooren ter aerden
nu wilden wij wel dat ghij ons alhier verclaerden
waer chrijstus die vermaerden soude gebooren waerden
Schriftgeleerden Derst
Is mijn onthouden goet soo souden vercooren werden
die plaetse des gebooren / verde en is die van hier niet
tot bethleem in Juda al ist onder u gebiet
een cleijne stadt tbediet wilt wel doergronden
Schriben tweede
Daer heb ick bij den propheet micheas een tegge vonden
dien ick u sal vermonden / wilt tverstant vaeten
En ghij betleem Eprata Die scijnt verlaeten
in den Dusenden van Juda boven maten een heer scepper groot
360[regelnummer]
die sijn sal in Israhel sal mijn uuijt u bloot
uuijtgaen / Dien ick duutganck anboot van tbegin der eewicheijt
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Pharijsen
Als off hij wilde seggen met breeder besceijt
365[regelnummer]
uuijt u betleem wert verbeijt een vorst die regeren sal
mijn volck Israhel / dus hij niet verneeren // sal
dienmen eerwaerdich eeren sal / onder den princen van Juda
Herodes
Tis wel uuijt dien ick genoch van sijn geboort verstae
370[regelnummer]
en ick betleem gerae sijn geboort plaets te weesen
Schriben 1
Belieft u magesteijt dat wij noch verder Leesen
hoe dat hij wert gepreesen / die hier sijn sal machtich
Herodes
375[regelnummer]
Neen want tis genoch ick ben u woorden gedachtich
ghij altesaemen eendrachtich / inden texst te verclaeren
Phariseen
Dheer der heerscaren wil den coninck gesont bewaeren
sonder eenich beswaeren / in een Langdurich Leven
Schriben
Dheer wil voerspoet / in alle sijn affaren geven
ons coninck verheeven tot allen tijden
Schriben 2
Van tegenspoet en ongeval wilt den coninck bevrijden
385[regelnummer]
en helpt hem strijden // o heer sijn vianden verneert
Herodes
Gaet al in vreeden // voldaen ons begeert
tot dat ghij wert ontbooden / dan weeder keert
Baltasar
390[regelnummer]
Soo wij conen verstaen / wij sijn niet ten rechten haeven
het waer schier tijt dat wij ons opten reijs begaven
om noch verder te draven tot dat wij coomen ter rechter // baen
Melchior
Ick ben gereet om sonder Langer vertreck mede te // gaen
395[regelnummer]
seer weijnich overlaen met eenijge bogage
Jasper
Wel an dan op reijs met een goede corage
ick met mijn page sullen u beswijcken niet
Herodes
400[regelnummer]
Sulcxs goeder geselscap sout ick ontwijcken // niet
maer soo u mach blijcken / niet ist mijn geleegen
hoe wel ick oick om tkint taenbeeden sij genegen
als van hem sal werden vercreegen // al mijn rijck en macht
Melchior
405[regelnummer]
Wij sijn nu op den reijs Langer wert bij ons niet gewacht
Ga naar margenoot+alleenlick ons gedacht om te vorderen ons reijs
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Herodes
Nochtans eer wij scheijden voldoet toch mijn eijs
410[regelnummer]
becommert is mijn gepeijs / met den sterre dien u is vertoont
hoe Lang ist geleeden mijn toch niet en hoont
inden Landen daer ghij woont / dat ghij dien hebt aenschawen Lest
Melchior
Ontrent veerthien off vijfthien maenten nae mijn onthowen // best
415[regelnummer]
ick can mijn niet toe betrowen / best // te seggen stont en ure
Jasper
Tselfden te Doen / soudt ick oick quaelick avonture
over ons was sij geduren Een Lang termijn
Herodes
420[regelnummer]
Gaff hij dan andre sterren veel meerder schijn
in sijn verdwijn soo dat ghij dien werden waer
Baltasar
Ons voorvader balam geprofeteerde claer
hadden int openbaer over Lang vanden selven sterre
425[regelnummer]
en hij was soo uuijtneemende / soo dat hij gesien wert verre
dus sonder eenich merre / maecten ick mijn vaerdich
Melchior
Enoch in deerste werlt / allen Loffwaerdich
een prophecij aerdich / vanden selfden verbreijt heeft
Jasper
Dus men over Lang dien bij ons neerstich verbeijt heeft
Jae een wacht toe bereijt heeft om daer op te merken
om datmen niemant souden senden aldaer ter percken
waer datmen den stercken Jongen coninck souden vinden
Herodes
Nu trect heen en soect tot bethleem dit kinde
en als ghij den beminde hebt gevonden cleijn
soo keert toch weeder hier al te samen int gemeijn
mijn offerande certeijn / sal ick hem offeren // oock
Melchior
Tselfde te Doen wij u magesteijt presenteeren // oick
op dat ghij hem muecht vereeren oick / nae u vermogen
Herodes
Nae u wedercoomst sal ick te verbeijden poogen
445[regelnummer]
dus siet toe dat ick niet blijff bedroogen / twaer u schulde
Jasper
Te geschieden sulcxs ongelijck en sal ick niet dulde
die beloften niet vervulde / was een man van eeren noijt
Baltasar
450[regelnummer]
Nu A Dieu op dat dees reijse ons geluckkich verfroijt
en ons sinnen verstroijt mogen stellen in rusten
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Herodes
Goede reijs verleen u godt mijn sal te volgen Lusten
455[regelnummer]
want begeerte noijt en bluste ennen haer Lust effectueert
Melchior
Siet den heer bevolen heer coninck hooch geert
Herodes
Eij tijlick wederkeert / met den aldereersten toch
Jasper
Eer wij gaen A Dieu heer coninck moet ick u / seggen // noch
voor alle helsche gedroch / moet dheer u bescermen
Herodes
Gaet al in vreeden / Dheer sal over u ontfermen
465[regelnummer]
Och knecht hoe is mijn hart / ontstelt / gequelt /
dees tijdinge mijn smert ick salt besuren moeten
knecht
Heeft u met droefheijt tgeen is vertelt / omhelt
Herodes
470[regelnummer]
Och knecht hoe is mijn hart ontstelt / gequelt
knecht
Heer coninck ghij hebt bij u genoch gelt / getelt
bent ghij beanxst Lijffgaerden ghij sult huren moeten
Herodes
475[regelnummer]
Och knecht hoe is mijn hart ontstelt / gequelt
dees tijdinge mijn smert / ick sult besuren moeten
knecht
Versoecken bijstant sult ghij van u gebueren moeten
maer wat sal toch soo danijgen cleijnen kint aenrechten
Herodes
Tsijn vreemde prasagia ick sal niet Lang hier duren moeten
een sterckere sal mijn wel haest hier coomen bevechten
knecht
Men sal tspul heer coninck wel in tbeghin beslechten
485[regelnummer]
en scickken dat wij mogen hebben ruun hem te vooren
geeft mijn commissij om aen te nemen vroome Lansknechten
dat cuijken beanxst sal wel inden dop smooren
Herodes
Gaet heen en wilt bij provisij nae faveur en gunst spooren
490[regelnummer]
op dat ick mach staen in der gemeente goede gratie
wilter veel met groote beloften becooren
want meest mijn op den borst stoot des gemeents Indignatie
belooft previlegie van grooter estimatie
al soudtmen dien heur weijnich conen behouden
knecht
Laet dat op mijn staen ick sal versoeten u blamatie
ghij muecht dat vastlick op mijn betrowen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Herodes
500[regelnummer]
Nae den wedercoomst der vreemder ick verbeijen / sal
ongeraeden was mijn met heur op den reijs te tijen
sij wederkeerende als om hem te eeren ick mijn bereijen // sal
mijn Indignacie te verthoonen sal ick wel mijen
en houden vroo / als off sijn geboort mijn waer tot verblijen
505[regelnummer]
op dat ick alle quaede suspicie sal affweeren
quaede affectie sal ick voor een wiltijts besueren
wat mijn te Doen staet sal den tijt Leeren
met een beveijnst hart / moet ick noch geven tlaveijt
den cans ongeraeden te verpeuteren haest // nu
510[regelnummer]
tot dat ick dhanden open heb om te grijpen den beuijt
doer beveijnstheijt can ick dien geraeken naaest // nu
anders sonder mijn simulacie sij souden sijn verbaest // nu
en verbergen dat kint / buijten mijn begeeren
hoe wel mijn gramschap doer nijdicheijt wert geaest // nu
515[regelnummer]
wat mijn te doen staet / sal den tijt Leeren
Wat coninck beneffens hem een ander souden gedoogen
off gelijden sijn kinderen van trijck te bliven versteeken
als hij dien kinderen te vernielen souden vermogen
en tot sijn selfs distructie den anderen opqueeken
520[regelnummer]
hij moet tondre off tsal mijn aenden macht gebreeken
ter wijl hij noch Jonck is hij niet en can verweeren
ter tijt toe dat ick mijn oopen sie sal ick vrientlick spreeken
wat mijn te Doen staet sal best den tijt Leeren
Een prins van grooter macht sal Die heijmelick werden gevoet
525[regelnummer]
hoe sal die werden groot geacht als hij onbekent / is
sonder voorstant / hoe can hij voor mijn cracht werden behoet
een hooch beroemen menich tot een torment / is
maer ick moet simuleeren soo Lang hij absent // is
ten Laesten simulacij sal in fureur verkeeren
530[regelnummer]
Ick mach daer niet op slappen off mijn rijck op een ent // is
wat mijn te doen staet sal den tijt best Leeren
Baltasar Melchior
Die tijt die slijt Sij Loopt haestich voort
Jasper Baltesar
535[regelnummer]
Sonder weder keer Sij niet en vertoeft
Melchior Jasper
Ga naar margenoot+Noch ons en verbeijt Hoe wel wij ons spoijen
Baltesar Melchior
Die Dach verlopt subbijt / Den avont compt aen boort
Jasper Baltesar
Al moeten wij gaen veer Die tijt die slijt
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Melchior Jasper
Sij Lopt haestich voort Sonder weder keer
Baltasar Melchior
Die son sijn wij quijt Die maen geeft confoort
Jasper Baltasar
Dat is ons begeer Men tlicht behoeft
Melchior Jasper
550[regelnummer]
Tscijnsel sij verspreijt Tis Laet nae mijn bevroen
Baltasar Melchior
Die tijt die slijt Sij Loopt haestich voort
Jasper Baltasar
Sonder weder keer Sij niet en vertoeft
Melchior Jasper
Noch ons en verbeijt Hoe seer wij ons spoen
Baltasar
Van betleem en sijn wij nu niet vert nae mijn vermoen
als wij van Jerusalem een groot stuck weechs gepasseert / sijn
Jasper
Een goet geleijtsman souden wij wel hebben van doen
doer wien wij mochten den rechten wech geleert // sijn
Melchior
Tis seeker Licht weer mach hier ijet beters begeert // sijn
565[regelnummer]
tis Immers soo Licht oft hooch dach waer
Baltasar
Wonder siet toch wonder wat star sie ick Daer
tis Den selfden kints sterre dien ick in ons Lant // sach
Jasper
570[regelnummer]
Die selfden ist dien ick oick heb gesien voirwaer
anders niet Doergronden mijn verstant // mach
Melchior
Doer sijn claerheijt ist over tgeheele Lant // dach
siet toch dien allenskens voor ons heen Driven
Baltasar
O goede godt wat al u moogende handt // mach
Laet toch dees u sterre ons geleijtsman bliven
Melchior
Dien vrijlick te volgen mogen wij ons wel verstijven
580[regelnummer]
sij is ons rechte noortsterre dus anwijst ons compas
Jasper
Doer midlen wilt ghij heer de dwalende gerijven
als sij u soon soecken noijt Iemant Lang dwaelende en was
Baltesar
585[regelnummer]
Laet wij dien volgen en ras aentreeden wat
sonder twijfel die sal ons Daenwijsinge Doen coonen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Melchior
Doer tgesicht verheucht ick Loop Licht en gevoel geen gras
590[regelnummer]
sulcken geleijtsman / en sal den passaerts niet hoonen
Jasper
Holla / die ster blijft staen souden alhier wel woonen
dien wij soecken met alsoo groote begeerlickhede
Melchior
595[regelnummer]
In desen vervallen scuer soutmen hier conincxs soonen
off eenich coninck soecken dat waer te bescreijden
Baltasar
Wat die ster ons sal aenwijsen moeten wij verbeijden
goodts teijckenen sijn te gelooven als warachtich
Jasper
Siet sij daelt op den stal neer sonder van daer te sceijden
hier binnen moet sijn die soone goodts almachtich
Baltasar
Clopt daer an op dat sij niet verschieten voordachtich
605[regelnummer]
Iemant sal ons Den gelegentheijt verhaelen
Melchior
Holla holla is Hier Iemant binnen wonachtich
die coome voort en doet aenwijsing die dwaelen
off verleene ons Logijs wij mogen dat wel betaelen
Josep Baltasar
Wie clopt daer - Doet oopen vrient
Jasper Josep
Wilt niet schroomen Tis alsoo Laet
Baltasar Jasper
615[regelnummer]
Die maen schijnt claer Tsijn al goede Luijden
Josep Baltasar
Ist Immers waer Recht wert u aengedient
Jasper Josep
Van verre Landen wij coomen U Reden ick vaet
Baltasar Jasper
Tis soo ghij mient Coompt wilt ons toch beduden
off wij ter rechter plaetsen geraect sijn
Josep
Goeden avont mijn vrienden volendt den dach van huden
625[regelnummer]
u believen en begeeren nu bekent maect mijn
Baltasar
Wij u belasten dat ghij ons Die waerheijt niet missaect // fijn
ist alhier dat een Jonge soon gebooren is van een maecht
Josep
630[regelnummer]
Sulcxs te seggen sout bij u mogen gelaect sijn
want tis tegen naturen Loop Daer ghij nae vraecht
Melchior
Alle dinck is mogelick dat dalmogende godt behaecht
dat sulcxs soude gheschieden over Langs voorseijt is
Jasper
Sonder Lang vertreck op dat ghij niet en wort beclaecht
ons beantwoort is hij hier binnen die Lang verbeijt is
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Josep
640[regelnummer]
En moet ick niet Liegen soo sal ick seggen dat mijn geseijt // is
vanden engel des heeren / als ick haer meenden te verlaeten
die tot mijn sprack Josep van dees maecht niet versceijt // fris
vanden heijligen geest bevrucht warom soutmen haer haten
Baltesar
645[regelnummer]
Hoe compt dat ghij u hier onthout als den Desperaten
in een open scuer hebt ghij geen beter herberch gesocht
Josep
In Davidts stadt mosten wij compareeren nae keijsers mandaten
dus heb ick den swangere maget alhier gebrocht
650[regelnummer]
al de harbergen waren vol / en al heb ick naerstich gewrocht
en hebbe maer een cleijne teer penninck conen overwinnen
ten Laesten hier neer te slaen heb ick bedocht
die Rijcke gingen voor / ick en condt anders geen herberch vinnen
Melchior
655[regelnummer]
Is nu die moeder / met Dat Lieve kint hier binnen
soo Laet ons in coomen / op dat wij den coninck groeten
Josep
Ghij sijt ons wellecoom / maer hoe compt ghij daer inne
die plaets is out en enge / en valt bij nae onder die voeten
Baltasar
Des kints Lijefflickheijt cant al versoeten
hem ter Lijefden coomen wij uuijt verre Landen hier
Melchior
Den niewen gebooren coninck wij versoecken moeten
665[regelnummer]
geheel Devotelick met onsen offeranden hier
Jasper
Ontfangen sal hij uuijt onse handen hier
den gaven dien wij hebben hier mede gebrocht
nu treet ons voor / op dat hij eerbiedich wert versocht
Baltesar
Ga naar margenoot+Is dese Jonge maget van haer vader die moeder
Josep
Dit is die reijne suvre maget ick ben haer behoeder
sij mijn om te behoeden vanden engel goodts bevoolen // is
Melchior
Is dit soete Lieve kindekijn geworden ons broeder
die in desen vervallen scuer verhoolen / is
Josep
Desen soon ons gegeven sonder dolen is
680[regelnummer]
buten mans toe Doen wonderlick is godt in sijn werken
Jasper
Die geleijtsterre die onder beijden tswerlts poolen is
doet ons goede aenwijsinge soo wij coonen bemerken
Baltasar
685[regelnummer]
Dees niew gebooren coninck sal trijck van Israhel versterken
hoe is toch genoemt dit Lieve kindeken Eersaeme
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Josep
Een onnosel kindeken sidt ghij alhier ter percken
690[regelnummer]
Jesus Doen hij werden besneeden was sijnen name
Melchior
Jesus dat is salichmaeker / tis sijn naem bequaeme
hoe wert genaemt die reijne suvere maecht
Josep
695[regelnummer]
Maria
Jasper
Een naem seer groot van fame
een morgensterre schoon die alle menschen behaecht
Baltasar
700[regelnummer]
Heer Jesus voor u Doolende scaepkens sorch draecht
al sijt ghij cleijn u en ontbrect tverstande niet
Melchior
Ghij sijt alleen die coninck van Israhel onversaecht
Jasper
705[regelnummer]
Heere Jesu voor u Doolende scaepkens sorch draecht
Baltasar
Verwint den wolff die ons Lange heeft voor gejaecht
op datmen hem doer u macht tot schanden siet
Melchior
710[regelnummer]
Heere Jesus voor u Doolende scaepkens sorch draecht
al sijt ghij cleijn u en ontbrect het verstande niet
Jasper
Nu Dit kint ootmoedich u offeranden biet
voor ons en ons nae saten als coninck verheeven
Melchior
O heere cleijn van waerden ons offeranden siet
want niet en is ter aerden datmen u can geven
Baltasar
Ick u offer heer als den verwerver des eewich Leven
720[regelnummer]
een clompe gout / tot onderhout neemt in waerden // dat
dit is mijn verlicht gelooff in tbinnenste des herten gescreven
die gave des wijsheijts en dat vermaerde scat
des vurige Lijefde u Diender ter aerden plat
dees u aenbiet alst meest dat hij u geven / can
725[regelnummer]
tot u Lijefden voetsel wilt toch aenvaerden dat
op dat ghij in hem en hij in u voorts altijt Leven / can
gout ick u offer dat een machtich coninck verheven / can
coninck boven alle coningen ghij alleen wert bekent
dese gave eijscht ghij van ons / dees wil ick u geven / dan
730[regelnummer]
neempt toch int goede van cleijne waerde ons present
Melchior
Als warachtich godt soo offer ick u wierooke
Laet die soete guer tot u mogentheijt op stijgen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
735[regelnummer]
Ga naar margenoot+alle helsche stanck moet verdwijne die soeticheijt ontloke
u Loff en eere en Laet mijn tonge niet verswijgen
ons gebeeden als wieroock Laet een soete geur crijgen
voor u godtlick aenschijn daer ghij nae hebt verlangen
altoos in u Loff geduerich soo dat wij nae ons naem hijgen
740[regelnummer]
met devootijge gebeeden en Liefflijcke gesangen
die soeticheijts des wieroocxs wilt tot plaijsier ontfangen
op dat die stanck ons sondichs Levens voor u aenschijn volent
en niet Langer en blijve onder des viants bedwangen
neemt toch int goede van cleijne waerde ons present
Jasper
Mirre die bitter is inden mont als galle
nochtans om te conserveeren geen beter medecijn
ick u Devotich offer wiens godtheijt int aertsche dalle
aengenoomen heeft ons menscheijt onderworpen Lijden en pijn
750[regelnummer]
Laet dees Mirre uuijt bijten al dees sondts fenijn
die ons natuer soo schandelick heeft bedurven
ons aengebooden onder een valsch Deuchdelick scijn
doer Mirre Des gecnuestheijt Laet gracij werden verwurven
tquaet verbeeten op dat Die Leeden bij nae versturven
755[regelnummer]
tot gesontheijt crijgen een salichmaeker medecinament
en niet geheel en vergaen / doer des doots inslurven
neempt toch int goede van cleijne waerden ons present
Maria
Mijn siel maect groot den heer wiens wil is volwrocht
760[regelnummer]
doer mijn sijn diensmaecht en den godtlijcken cracht machtich
die machtigen verstooten / Dootmoedigen heeft hij bedocht
die Rijcken gedaelt dhongerende is hij gedachtich.
Israhel sijn diender is onder sijn bescherming wonachtich
soo hij belooft heeft abraham en sijnen sade
765[regelnummer]
over den wille goodts / waerom sal ick sijn clachtich
die mijn tot sijn dienst versocht heeft doer genaede
nu mijn een goodts soon ontfangt den weldaden
dwelcmen u Devootich offert ongeschent
als een prins en coninck groot daer toe beraden
770[regelnummer]
neempt toch int goede van geen cleijn waerde haer present
Baltasar
Ghij moet oick sijn gegroet maria vol van gratien
nu is Die heer met u / Die hier sijt gebenedijt
Melchior
775[regelnummer]
Die godt is en was heeft nu als mensch bij u habitacie
Jasper
Ghij moet oick sijn gegroet niaria vol van gracien
Baltasar
U gebenediding verheft der vrowen nacie
780[regelnummer]
doer den vrucht uws Lichaems / dwelck ons al verblijt
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Melchior
Ghij moet oick sijn gegroet Maria vol van gracien
nu is die heer met u die hier sijt gebenedijt
Josep
Mijn genaedige heeren die nacht sal verloopen subbijt
ghij moede en mat waer sult ghij wat rusten mogen
Baltasar
Die knecht niet beeter dan sijn heer hier neer stel ick mijn met vlijt
790[regelnummer]
wilt mijn hier om wat te gerusten doogen
Melchior
Nae beter rust plaets wie soude toch Lusten mogen
ick stel mijn hier neder met een seer groot plaijsier
Jasper
795[regelnummer]
Ende ick met blijschap ende vruechde sal hier te rusten pogen
want weder op den reijs soo moeten wij schier
Josep
Dat soete Lieve kint om te schowen alle dangier
sal ick weder inden cribbe Leggen op dat hoijken sacht
800[regelnummer]
sijn moeder en ick sullen wat rusten op een bankjen bij tvier
godt verleene mijn heeren altesaemen goeden nacht
Gabriel Die Engel
Ghij devotige herten die bij den heer slaept
en slaept niet Langer inden diepen slaep der sonden
805[regelnummer]
Ga naar margenoot+ontwaect / in geen ander pat te wandelen u vruecht raept
tpat der deuchden / dattet padt ten hemel wert bevonden
keert niet weder tot herodes met alder boosheijt verbonden
den wech nae dat Aertsche Jerusalem treet besijden
op dat u voorspoet doer quaet geselscap niet wert verslonden
810[regelnummer]
herodem metten boosen wilt ver sichtelick mijden
die heur gereet maeken om den gesalfden te bestrijen
Jasper
Holla Tis hooch dach mijn heeren tis tijt dat wij rijsen
uuijt den slaep der sonden en ons weder op wech maken
Baltesar
Dhemelsche vader en dees sijn soon moet wij eerst prijsen
die ons Doert Licht sijns heijligen geests heeft doen ontwaken
Melchior
In mijn diepen slaep heb ick gehoort des engels aensraeken
820[regelnummer]
die ons vermaenden dat wij niet weder tot herodem soude keren
maer verkiesen een ander wech om thuis inden hemel te geraeken
want herodes goodts viant / soect sijn soon te verneeren
Baltasar
Tselfden heb ick gehoort soo willen wij obedieeren
825[regelnummer]
onder tgebot goodts en een ander wech verkiesen dan
Melchior
Ick con quaelick ontwaeken doer dengelsche Leeren
bij herodes den wech des salicheijts men verliesen can
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Jasper
Toude geselschap soeckende soo bevrijesen dan
die wateren der genaeden / men niet over geraeken mach
Baltasar
Wel an int gereije op dat wij dees tijt niet verliesen van
835[regelnummer]
dien een beter wech weet doude wech hij versaeken mach
Melchior
Goet geselschap gevonden quaet geselscap men Laken mach
herodem wij niet en soeken en quaede beloften vergeeten
Jasper
840[regelnummer]
Tot ons bederff nae ons wedercoomst hij haeken mach
tberout mijn dat wij een ure bij hem hebben versleeten
Josep
Mijn heeren wilt ghij dus op den reijs / die niet en hebt onbeten
hoe nae siet ghij wel dat ghij in een sober convent sijt
Baltasar
Al u gelegentheijt en vereeijsch der saeken wij wel weeten
tis ons genoch dat wij ons godt hebben bekent blijt
Melchior
Ghelooft van u weldaden ons heer die hier present sijt
850[regelnummer]
reijst met ons en blijft hier int beloofde Lant
Jasper
U dancken wij heere dat ghij niet onse elent mijt
om tegen den helschen wolff u scaepen te doen voorstant
Josep
855[regelnummer]
Die goede godt bewaere u voor tgewelt des viant
die heere verleene / dat wij inden hemel malcander mogen sien
Baltasar
Als die vader sal versoent sijn doer dit costelick pant
waer hij niet gecoomen tsoude niet mogen geschien
Melchior
Nu a dieu soete kindeken wij begeeven ons op de bien
A Dieu Maria maget en van dit kindeken die moeder
Baltesar
A Dieu roos van Jerico u mach geen vruecht ontvlien
Jasper
Nu adieu soete kindeken wij wij moeten op die bien
Melchior
Den godtlijcken genaeden houden wij al int gemien
a Dieu getrowe Josep dees machets behoeder
Baltasar
Nu a dieu soete kindeken wij moeten op die bien
Jasper
A Dieu maria maget en van dit kindeken die moeder
Baltasar
875[regelnummer]
A Dieu Josep doer Jesum geworden ons broeder
wij reijsen voort sonder Langer te beijen
Josep
A Dieu hoe wel van dit geselschap qualick is te sceijen
Herodes
880[regelnummer]
Tgemoet // verwoet // is mijn // een deel // geheel
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+niet en pasten die vreemde gasten tachtervolgen mijn bevel
die ick nochtans sonder crackkeel Liet passeeren vrij
hoe vast / sulcxs belast beloofden te wederkeeren sij
885[regelnummer]
maer thertelick begeeren mijn is scandelick bedroogen
tfij dat soo oude grijse mannen soo hebben geloogen
die soo schoon waren / voor oogen en treften niet haer woort
waer sal ick nu verneemen van dees niewe conings geboort
tnest al verstoort die vinck ontvloogen is
890[regelnummer]
ick mach wel seggen Een owen vos bedroogen / is
hij niet meer in mijn vermoogen is / ick heb die cans verkeken
en heeft niet mogen baeten / mijn Lavenijtich spreeken
wijsheijt heeft mijn besweeken / doen ick deesen vreemden heer
niet van verts en volchden over weijden en beemden fier
895[regelnummer]
te vergeefs op een vreemden scier men betrowen mach
mijn op huer wedercoompst men vastelick bowen sach
dat mijn wel berouden mach / want mijn failleert / dat
en tegen mijn wil sijn sij gegaen een ander verkeert // pat
grotelick mijn perturbeert dat en ben mijn raet ten ende
900[regelnummer]
ick wilde dat heur Lefebre quarteijn scende
die niet herwerts en wende doen sij hebben gevonden
dat kint tot bethleem / daer ick heur selfs heb gesonden
mijn oogen sijn verbonden met blintheijt groot
hadt ick met heur getrockken tkint waer nu al doot
905[regelnummer]
ten sout sijn moeders schoot / niet Lang beseeten // hebben
tfoij die vreemden die Trow en eer soo vergeeten // hebben
en heur tijt versleeten hebben in mijn te bedriegen
ick peijnsde niet dat soo treftige mannen soude Liegen
maer tkint uuijt den wiegen / sij nu hebben gestolen
910[regelnummer]
op dat die woonplaets voor mijn sal bliven verhoolen
dit doet mijn doolen dus knecht mijn reden verstaet
en roept bij een ten hooff te coomen den breeden raet
ick moet consuleeren op mijn staet die sorgelick gestelt is
als een niewe coninck om mijn te verdrijven int velt is
915[regelnummer]
waer doer mijn hart gequelt is ick scier beswijcke
niet garen waer ick gestooten uuijt mijn rijcke
Schriben 1
Die heer beschermen moet u hooge magesteijt
Tweede Scriftgeleerde
920[regelnummer]
U mogentheijt heer coninck werde vert verspreijt
op dat u Loff werde verbreijt over verre Landen
Herodes
Tis wel geseijt compt morgen weer / daer is wat ander voor handen
u nijewen coninck Doen offranden den omgeseten
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Deerst Schriben
Wij van geen ander coninck dan van u en weeten
wie souden hem vermeeten voor coninck op te werpen
Herodes
930[regelnummer]
Men weet vanden nijewgebooren coninck in steeden en dorpen
te pochhen en te snerken wat sal daer uuijt rijsen
Twede Scriftgeleerde
Die niet van u geslacht is hoe can hem die coninck bewijsen
tis ons een affgrijsen / datmen daer aff vermaen doet
Herodes
Ghij Leest Immers dat die profeet heur sulcxs verstaen doet
mijn geslacht dan tonder gaen moet / dat Immers claer // is
Deerst Schriftgeleerde
Soo sout Landt vol oorlochs sijn dat openbaert is
940[regelnummer]
Ga naar margenoot+die Last ons te swaer is / men moet terchste verhoede
Tweede Scriftgeleerde
Tbegin der quaeden is tegen te staen / nae mijn vermoede
anders metten bloede / souden dat veel becoopen moeten
Herodes
945[regelnummer]
Wat raet daer toe men niet ten besten hopen moeten
die saeken heel verloopen moeten / gerestatueert // sijn
Deerst Scriftgeleerde
Dhoomoet van veele souden wel haest te rugge gekeert // sijn
moch dat cuijken inden dop verneert sijn niet uuijt gebroet
Herodes
Tis al uuijt den dop en wert int heijmelick opgevoet
een ander raet waer goet / daer in gevonden ten besten
Tweede Scriftgeleerde
Soo moetmen dan eert vluck is dat vernielen in die neste
955[regelnummer]
soo dattet ten Lesten niet ons over thooft en wast
Herodes
Tselfden in tijts te doen heb ick oick gepast
en hebbe al belast datmen verneemen soude
ten wat huise hij gebaert is / maer ick betrouden
960[regelnummer]
mijn te vergeefs op doude / en mijn hoop heeft gemist
Deerst p
En wort sijn geboort plaets niet gegist
ten wat stede ist dat hij souden gebooren sijn
Twede Scriftgeleerde
965[regelnummer]
Die profeet seijt dat bethleem daer toe souden verkoren fijn
en nu is tverhooren mijn dat oick soo mompelt gemeent
Deerst Scriftgeleerde
Daer moet een raet in gehouden sijn al souden die werden beweent
op dat tavontuer verleent eenijge remedie goet
Dtwede Scriftgeleerde
Tegen die swaerste siecte men duijterst remedie Doet
weet ghij nu een Remedie wilt die verclaeren
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Deerste Scriftgeleerde
975[regelnummer]
Doet heer coninck door placcaet tot betleem vergaren
boven die een en onder die twee Jaren allen den kinderen
op sware peene simuleerende die te willen behinderen
weest dan een onderwindere van een feijt seer wreet
Herodes
980[regelnummer]
Hoe sout ick dan coomen wreeken mijn Leet
mijn noch dat verbreet in mijn uterste noot
Tweede Scriftgeleerde Deerste Scriftgeleerde
Waert mijn saeck heer coninck ick smeet haer alle gaer doot
985[regelnummer]
nae mijn advijs bloot / die wech moetmen betreden
Tweede Scriftgeleerde
Dan sult ghij veel moeders maeken tonvreeden
donnoosele bestreeden tegen heur sculde
Deerste Scriftgeleerde
990[regelnummer]
Die een moet met den ander gedulde
op datmen geen coninck en hulde daer toe gerechticht niet
Herodes
Wel aen dan cort van beraet achtervolcht mijn gebiet
en bescict dattet alsoo geschiet doer een straff placcaet
995[regelnummer]
morgen aenden dach eert mach vallen te Laet
op dat hij die wert gehaet geraect int voetsant
noijt soo danigen daat gesciet int geheele Lant
Gabriel Dengel
Ontwaect Josep en slaept niet Langer sonder sorge
1000[regelnummer]
verdriet voor die duer / die wil u niet Langer borgen
voor den dach van morgen / soo neempt die moeder goet
waer over ick u gestelt heb als een behoeder goet
met het kint u broeder soet en in egipten vlucht
want tis tijt dat ghij sijt voor herodes gewelt beducht
1005[regelnummer]
een quaede gerucht salmen tgeheele Lant doen hooren
dat perijcule onderworpen / niet en is die niew geboren
dus met den uuijtvercooren hout residencij // Daer
tot dat ghij van mijn crijcht ander Intelligencij // daer
tot des kints Diffencie claer want heroedes soeken sal
1010[regelnummer]
dit kint te vernielen daer toe hij hem vercloeken // sal
Josep
Hoe Lieflick waer ick aldaer ontwaekende
maer die tijding des engels ben ick Laekende
Liever godt wat Leijt is ons naekende
1015[regelnummer]
vrees mijn geperturbeert heeft
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Den Reijs nae Egipten sout ick wel sijn staekende
nae sijn eijgen vaders Lant die mensch altoos haekende
want wat gaen wij in een vreemt Lant maekende
1020[regelnummer]
wat gelts men haest verteert heeft
nochtans wij moeten op den reijs want dengel dat begeert heft
Maria
Lieve Josep toch goede corrage hout
godt sal ons wel sturen hem dat vast toe betrout
1025[regelnummer]
in ons armoet sal hij ons wel versien menichfout
die ons soons Loff vermeert heeft
wel aen Laet ons reijsen eert bliven ons berout
mijn soon sal ick in mijn schoot bergen tegen den cout
op dat die seegen goodts over ons overvloedich dout
1030[regelnummer]
die ons met sijn dienst vereert heeft
verheeven heeft hij grootelick Die haer vermeert heeft
Josep
Nu Laet ons dan wandelen / den droevige paden
ick met ons boggage / ghij met u kindeken gelaeden
1035[regelnummer]
eer dat wij vervallen in groote droefheijt ofte scae
des kint Jonckheijt mijn gedeert heeft
Maria
Wel gemoet soo ben ick tot den reijs beraede
beveelende ons ganslick in goodts goede genaede
1040[regelnummer]
die ons sal versien met sijn groote weldade
soo die engel ons geleert heeft
Laet ons vluchten uuijt Lant daer die coninck verkeert Leeft
Hier Leestmen Tplaccaet
Bijden Coninck 1045[regelnummer]
Herodes doer den godtlijcke gracie verheven
in israhel coninck der Jootscher Landt daer beneven
van alle Domleggende plaetsen deser contreije
Die heur tot onsen diensten dagelicxs bereijen
alle Die geene die daer staen onder onsen protexie
1050[regelnummer]
en deesen hooren Leesen Saluijt en dilexie
Alsoo tot onsen kennisse gecoomen is
dat binnen bethleem voor seeker vernoomen is
een seeker groot getal binnen desen twee Jaren
der soonen gebooren te sijn en wel bij paren
1055[regelnummer]
een Idre te vereeren belieft sijn magesteijt
en ter oorsaeck van dien wert alhier verbreijt
Idre moeder met haer soonen te werden besceijden
binnen betleem om sijn giften te verbeijden
dachtentwintichsten Decembris toecoomende
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+daer Idre compareeren moet niet scroomende
al waren maer die soonen een dach out
waerschouwende Dat niemandt een soon thuis en hout
tuscken deesen dach en twee Jaren verloopen
1065[regelnummer]
in dit quartier gebooren off sij sullen dat moeten becoopen
want men sal daer op doen goede Inquisitie
Ga naar margenoot+Iemant hoe hij gestelt is thuis te blijven men doet prohibitie
want niemant van wat qualiteijt hij is wert uuijtgesondert
off thuis van dovertreeder sal werden geplondert
1070[regelnummer]
en van alle gracien en previleegen werden gepriveert
al waer maer een halff ure nae dien geexpireert
dus sij een Idre gewaerschout bij dees Instituacie
op dat niemant vervalle in sconings indignacie
belastende ende beveelende allen onsen officieren
1075[regelnummer]
die Daer staen tot onsen gebiet over deesen quartieren
rijgoreuselick te procedeeren tegen den overtreeder
want niemant excuiseert wint regen noch onweeder
siecte crancte ongedisponeertheijt hoet mach hieten
want ons Magesteijt wil dat Idre gaven geniete
1080[regelnummer]
Aldus verordonneert Tjerusalem binnen onsen hove
bij Advijse vanden hoogen Raet dien men moet Love
op den twintichsten des voorscreven maent
niemant buijten dees geexcipieert te sijn en want
maer Idre scict hem Tachtervolgen dit mandament
1085[regelnummer]
Blijcklick onderteijkent
Herodes
Begeert
Wat muijs heeft nu over touter geloopen
off isser een slack / met gemack / over twarmoes gelopen
1090[regelnummer]
waer toe werden wij geroopen Tot betleem binnen
Lust
Lieve gebure Dat gesciet al uuijt minnen
dat wij aen sconings groote gaven sullen betinnen
dus ist tijt dat wij beginnen ons wat te spoeden
Voestere
Dat coningen veel gaven geven is weijnich vermoede
wiens herten weijnich versaet werden met den goede
soo men Lichtelick can bevroeden / heurder ondersaeten
Begeert
1100[regelnummer]
Sij weeten beter van te hebben dan van te geven te praeten
tis meest brengt op tot onderhouding heurder staeten
twaer wonder souden dees koijen bij dhoornen geven
Lust
Wij moeten nochtans op die bien wel scerpelick bescreven
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+die bevonden sal werden te sijn thuis gebleeven
mach wel anxstelick beven / voor scarpe executie swaer
Voestere
Sulder niet gescieden peijnst ghij anders executie // daer
1110[regelnummer]
der giften vrees ick dat sal sijn eenijge diminutie // daer
dutgedructe executie claer / mijn Iet quaets Inbeelt
Begeert
Daer sout haest volcxs genoch sijn alsmen ijet uuijtdeelt
waer toe niemant tabstineeren men soo scerpelick beveelt
1115[regelnummer]
het seer weijnich versceelt daer en mach gebreck // sijn
Lust
Tmach sijnder voorouders alsoo wel een bespreck // sijn
op avonture ick mijn derwaerts streck fijn
ick moet daer bij met mijn beck sijn tsout geen deech // weesen
Begeerte
Gaet in vreeden / ick en sal u niet inden / weech // weesen
Lust
Van herten sout ick vroolick indien ick wat / creech // weesen
en geheel onleech // weesen // in dat thuis te Dragen
Voestere
Wij gaen off wij gaen niet ick wets wij sullen dat beclaegen
want gehoort soodanichen is noijt sijn dagen
mijn is tot een mishaegen Dat streng gebieden
Begeert
1130[regelnummer]
Laet ons op den bien gaen wat can daer gescieden
als nergens Die periculen sijn Tontvlieden
men salder ons villen noch sieden / wij en hebben niet misbeurt
Voestere
Wat weet ghij op wien den coninck mach sijn versteurt
Lust
Nu Laet ons gaen op dat die tijt niet wert verleurt
off tvaendel wert gescaet / wilt ghij Lang dralen
Voestere
Ick vrees wij sullen conincxs giften met ons eijgen betaelen
Begeert
Men mach Altoos dat quaetste ons niet voor malen
mienen mach falen en die maect geen regel vaste
Lust
Compt Die coninck compt met al sijn gasten
Herodes
Die tijt om mijn Leet te wreeken genaect // haest
een vergramt gemoet / eer / en eet / versaect // haest
die geweldiger gramschap die swackke smaect // haest
als hij niet ontwijken can
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+met die noes int sandt die swackke geraect // heeft
als Die machtige verstoert ontwaect // haest
die noet des bitterheijts sal sijn geraect // haest
soo terstont blijcken can
1155[regelnummer]
verbulgen gramscap ten Laesten uuijtbreeken // moet
den gront des herten men eens uuijtspreeken // moet
verborgen hoe wel nijt gramschap Lange weken // voet
int Lest die wel uuijtkijken can
Der coningen gramscap te niet geen smeeken // doet
1160[regelnummer]
tot dat die wraeck haerder gramscap is gebleek // woet
om dies wille men nu die Jonge soonen doersteeken // moet
hoe sal ontwijcken dan
hij die mijn geslacht wil neemen desen rijcken // van
hij sal hem dat niet belachhen dat is hem geswooren
1165[regelnummer]
compt haestelick voort wilt mijn niet beswijcken dan
ghij getrouwe Lijfknechten Doersteect al die niewgeboren
Ick beveel u op Lijff straff dat ghij niemant sparen sult
hoe Jonck / hoe schoon / hoe rijck / in heur bloet versmooren
moeten sij al gelijck / ghij niemant Laten bewaren sult
1170[regelnummer]
want anders doende ghij u selfs beswaeren sult
op dat die Jonge opgeworpen coninck niet doer en sluijpt
al gelijck op een plaets ghij dien vergaren sult
siet naerstich toe Dat u niemant ontcruijpt
Die coninck op een verstoort sijn gramscap op memich druijpt
knechs
Heer coninck wij sijn int gereij nae u gebieden
wat belieft u Magesteijt / dat uuijtgerecht wert
Herodes
Op sijn alderwreetsten Laet mijn wil nu gheschieden
knecht
Heer coninck wij sijn in tgereij nae u gebieden
Herodes
Siet wel voer u Dat ghij niemant en Laet ontvlieden
op dat een wreeder oorloch hier duer beslecht wert
knecht
Heer coninck wij sijn in tgereij nae u gebieden
wat belieft u magesteijt dat uuijtgerecht wert
Herodes
Op dat een ander gouvernement niet opgerecht wert
1190[regelnummer]
trect tot betleem binnen met alle fureur
en bestelt dat aldaer gedoot door tbevecht wert
alleen Die Jonge soonen gaet daer met wreetheijt duer
verwurcht vermoort Doersteect Ick geeff u cuer
als ghij niemant uuijtgesondert en spaert
1195[regelnummer]
Ga naar margenoot+op dat ick naemaels niet en werde geset ter Leur
aldus sal ick in mijn coninckrijck wel werden bewaert
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
knecht
Genoch heer coninck is u begeert / en wil / ons verclaert
1200[regelnummer]
nae den selfden wij ons fel reguleeren sullen
en aenrechten een wreet feijt / dat ter werrelt sal werden vermaert
niet een soo onnoosel dat wij niet verneeren sullen
Herodes
Treet dan nae Den stadt en doot die mijn begeeren sullen
1205[regelnummer]
met haer bloet vervullen anders werde ick gepaijt // niet
wij treeden dan toe dat onderste boven wij keeren sullen
trat van avonture en verkeert ongedraijt siet
knechts
Saa saa sa corrage corrage slae Doot slae doot
Lust
Moort / moort / moort / ghij mijn soon alsoo vermoort
knechts
Hier ghij hoeren geeft ons u kinderen naect en bloot
sa sa sa corrage corrage slae Doot slae Doot
Voestere
Help help help help help in onsen noot
Herodes
Haer soonen werden nu vermoort mijn dunct ick hoort
knechs
1220[regelnummer]
Sae sae sae sae corrage corrage slae Doot slae Doot
Lust
Moort / moort / moort / ghij mijn soonen alsoo vermoort
Herodes
Dat is tloon der coningen Die sijn verstoort
1225[regelnummer]
als gramschap duerboort veel dat besuren moeten
knechts
Sae sae sae en hout niet op al voort al voort
soo Jonge soonen niet Langer hier geduren moeten
Begeert
1230[regelnummer]
Laet ick mijn Soon tleven doer mijn besuren boeten
vermoort mijn / en Laet tonnoosele kint behouden tleven
knechten
Wij alleenlick den soonen doden tot deser uren moeten
ick spaer niemant / al woutmen mijn bergen van goude geven
Voestere
Och och Laet mijn selfs tsal mijn niet berouden tsneven
als mijn cleijn kint niet vermoort wert soo wreet
Herodes
Die sullen inden winter niet Lange van coude beeven
1240[regelnummer]
doer wreetheijt fel aldus gewrooken wert mijn Leet
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Lust
Ghij Rabbouwen ghij scelm ghij mijn kinderen met voeten treet
dat u Die plaech scende ghij eerloose boeven
Begeert
U oogen uuijt te crabben mocht ick soo ben ick gereet
sult ghij in een ure soo veel moeders bedroeven
knechts
Isser noch Iemant die ons wreetheijt moet beproeven
1250[regelnummer]
al eer wij gaen ick sie niemant tis wel dan
Herodes
Hoerder niemant sal voorts cost off cleeren behoeven
noch sullen haer ouders niet Doen eenich gequel an
Begeert
1255[regelnummer]
Over sulcke onnooselen / men weesen soo fel can
sijn dit scooninxs gaven Dienmen ons belooven
Lust
Daer wij noijt tegen sijn geweest rebel van
sal die veel moeders soo Drae van soonen berooven
knechts
Heer coninck Tis al bescict tleven heeft wreetheijt coonen verdoven
tgehuijl / tgescreij / tgecrijt / tgekerm heel groot was
Herodes
Ghij hebt u al wel gequeeten ick moet u Looven
1265[regelnummer]
al sulcxs te gescieden grootelicxs van noot // was
Voestere
Wee Wee die oijt kint Droech
knecht
Niet een ongedoot was
1270[regelnummer]
al eer wij ophilden / Dies verseekert sijt
Lust
Och noijt moeder van kinderen soo gebloot was
te vooren verheucht sijn bedroeft soo subbijt
Herodes
1275[regelnummer]
Gaen wij te hove mijn getrowen u coninck verblijt
sal u mildelick Loonen voor u grooten arbeijt
Voestere
Och ghij boose Tiran hebt ghij ons kinder tleven benijt
een groot getal / der vermoorden wert in Rama bescreijt
Begeert
Rachel haer kinderen bewenende geen troost verbeijt
want sij hier niet en sijn / Dus sal sij verdwijnen
tot dat sij ten Joncksten dagen verscijnen
door martirie in vruecht Dat haer nu een cleijn solaes // is
Lust
Tirannie der geweldigen verheucht door tpijnen
want tgecrij der onnooselen veeltijts haer aes is
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Voestere
1290[regelnummer]
Die der boosen woorden gelooft certeijn wel dwaes // is
met Lasteren scaede hebben wij dat te veel geproeft
Begeert
Sij sijn al vermoort tis verlooren getiert en geraest
tot der doot toe al sijn onse sielen bedroeft
Lust
Op heur eijgen hooft sal int eijnde slaen dat geboeft
dees vreetheijt / al waren sij daer toe bedwongen
Voestere
Niet en baet tgecrijt / die geen die troost behoeft
1300[regelnummer]
te vergeefs werden sij deerlick vermoort dhanden gewrongen
dus Laet ons Idre thuis gaen en beclaegen Die Jongen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
|