Voorwoord
Zoals het eerste exemplaar van Deel 3: Boek C op 25 juni 1993 aan prof. dr W.M.H. Hummelen aangeboden kon worden bij zijn afscheid van de Vakgroep Nederlands Katholieke Universiteit Nijmegen, zo kon de redactie op 17 december 1993 het eerste exemplaar van Deel 4: Boek D aan prof. dr G.R.W. Dibbets aanbieden bij gelegenheid van het officieel aanvaarden van de bijzondere leerstoel Geschiedenis van de Nederlandse grammatica in Westeuropese context. Zonder de andere leden van de Adviesraad, prof. dr H. van Dijk en prof. dr H. Pleij ook maar iets te kort te willen doen meent de redactie op deze wijze haar waardering en dankbaarheid tot uitdrukking te mogen brengen aan de twee Nijmeegse leden van de adviesraad omdat zij niet alleen bij het tot standkomen van deze bronnenuitgaven maar ook bij de gehele wetenschappelijke filologische ontwikkeling van de redactie een eminente rol hebben gespeeld.
Afschrijver van Boek D van de collectie toneelspelen van de Haarlemse rederijkerskamer Trou Moet Blijcken is een zekere Adriaen Lourisz Lepel. Ook de boeken E, F en I zal hij verder voor zijn rekening nemen. In meer dan één opzicht wijkt zijn orthografische praktijk af van wat we tot dusverre bij de afschrijvers van Trou Moet Blijcken hebben gezien. Zeer vaak maakt hij in Auslautpositie gebruik van een ligatuur voor 'e' of 'en'. We lossen deze in onze transcripties op zonder de desbetreffende letter(s) te cursiveren. Voor een verantwoording van transcripties als 'uws', 'uwen' en 'bailluw' waar Lepel 'ws', 'wen', resp. 'baillw' schrijft, verwijzen we naar de transcriptieregels, hieronder op blz. 8-9.
Boek D is helaas niet volledig bewaard gebleven. De eerste beschreven bladzijde draagt het folium-nummer 29. Volgens een register van spelen, opgenomen in Boek R (fol. 1r-10r), zouden de voorafgaande bladzijden de tekst hebben bevat van een 'spel van sinnen genaempt Ecce Homo'. Ook het begin van de tweede tekst, Lauris Jansz' spel van Vrou Lorts, is niet ongeschonden overgeleverd. Zeker meer dan de helft oftewel, volgens een telling van de afschrijver zelf, minstens 510 van de 943 verzen, ontbreken. Hetzelfde geldt, gelukkig in wat mindere mate, voor het derde spel, Lauris Jansz' Lieft Boven Al. Hier is van de proloog slechts één bladzijde bewaard gebleven (fol. 35v), terwijl van de opening van het eigenlijke spel ongeveer 233 verzen zijn verloren gegaan (fol. 36r-39v). Voor de rest is dit handschrift compleet. Een dubbele foliëring treffen we aan bij nummer 51. Tussen fol. 153 en 154 bevindt zich een ongenummerd beschreven blad. Om verwarring te voorkomen hebben we het 153bis genoemd. Na fol. 94v. begint Lepel opnieuw bij nummer 92. Daarmee ontstaan in de door ons toegevoegde telling (tussen rechte haken in de linker marge) dus zes opeenvolgende gevallen van bis-nummers. Zoals Hummelen reeds in zijn Repertorium van het Rederijkersdrama, 1500-ca. 1620 (Assen 1968, blz. 74) aantekende, is fol. 101 voorin het manuscript als schutblad gebruikt; fol. 100v is onbeschreven gebleven.
In 1941 gaf N. van der Laan in Noordnederlandse Rederijkersspelen (Amsterdam: N.V. Uitgevers-Mij. 'Elsevier') gemoderniseerde versies uit van Meestal Verjaecht Nering (blz. 73-114) en van Jesus onder die Leeraers (blz. 115-166). Beide zijn van de hand van Lauris Jansz, de auteur van alle teksten in dit handschrift (tenminste op één na, het anonieme spel van Davidts vluchte). Hij was de factor van een van de andere Haarlemse rederijkerskamer Liefd Boven Al. De overige spelen in Boek D verschijnen hier voor het eerst in druk.