Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 3: Boek C
(1993)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Item hier volcht Een spel van Sinnen genaempt den / hoecksteen / de personages sijn .dese.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Den mensch uuijtcomende slaende sijn
Oogen ten hemel. ende seijt 35[regelnummer]
O barmhertige god prince der princhieren
waer sal Ick mijnen wech Leijden oft bestieren
dan in u heijlich woort heere soet om drincken
midts dat Adams vlecken noch in mijn Logieren
mijn cruijpende aertwormkens onder den dieren
40[regelnummer]
nae u groote genade wilt mijns gedincken
O heere heere en Laet mij niet versincken
dat mij die werrelt niet en verwint door haere scientie
inden strijt des geests wilt mijn doch schincken
u heijlich woort heer tmijnder assitentie
Theijlich woort goods.
Hier ben ick theijlich woort goods in u presentie
ick come gevloeijt / uuijt den mont des heeren
om u te troosten ende te Leeren.
deur gods / uijtvloeijende groote genadicheijt
Den Mensch.
Och heijlich woort goods vol van beradicheijt
ghij weet mijnen strijt / die Ick heb op handen
tegen die werlt met haer bloedige tanden
dus helpt mijn met christo verwinnen heur swaerheijt
55[regelnummer]
deur u vruchtbaerheijt
Dheijlich woort goods
Ga naar margenoot+Ick ben goods claerheijt......
en dinsperatie vanden geest der waerheijt
die compt hier gaende om u verstijven
60[regelnummer]
daer Ick ben daer en salse niet achterblijven
maer u volgen als een troostersse bequaem
in gods naem.
Den Mensch.
Ga naar margenoot+U sij Loff en prijs O hemelsche vader eersaem
65[regelnummer]
dat ghij mijn geschoncken hebt u woort Jidoon
en dinspiratie van uwen geest seer schoon
die mijn met christo sullen Leeren mijn smerten
verwinnen en die werlt quaet van perten
de knien mijnder herten // moet Ick voor u buijgen
70[regelnummer]
en u Loff betuijgen...
Dinspiratie
Door mijn sult ghij suijgen......
uijtten woorde goods u hert vol vreden
die den geest deur mijn drijft op daerde beneden
75[regelnummer]
dat sijn kinderen goods vol glorijen waerachtich
sullen wij u om verwinnen maecken crachtich
met christo die verwonnen .h. heeft swerrelts vlagen
so moet ghij sijn hemelsche beelt eerst dragen
sonder vertragen
Den mensch.
In d'begin mijnder dagen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Was Ick int doopsel met sijn beelde bespoeijt
85[regelnummer]
maer adams vlecken sijn mijn weder aengegroeijt
dwelck mijn vermoeijt
Dheijlich woort goods
Eer u Overvloeijt............
tleven der soeticheijt hier boven maten
90[regelnummer]
ghij moet u Leven inde werrelt haten
en als een taruwe graen // inde aerde versterven
dus als den verlooren soon / soeckt u svaders erven
wilt ghij troost verwerven...
Dinspiratie
95[regelnummer]
En ghij moet verderven.......
den ouden mensche / en hem geheel / uijtrecken
dat is u te oncleden van adams vlecken
gelijck ghij adams beelt draecht gemaeckt van // aerde
so moet ghij christum aentrecken / groot van // waerde
100[regelnummer]
sult ghij dan met christo verwinnen victorij
hout dit in u memorij.....
Dheijlich woort goods
Tvleijs soeckt sijn glorij..........
inde aertsche werrelt die hen Liefflijck smaeckt
105[regelnummer]
want tis al aertsch en van aerde gemaeckt
ten soeckt niet dat hemels is / maer blijft even bodt
Dinspiratie
Ten verneempt noch ten vernieut niet van godt
want om dattet vleijsch vol alder ellende
110[regelnummer]
godt in sijn wijssheijt noijt en kende
so behaechdent godt door sijn woort Loijalich
u te maecken salich...
Dheijlich woort goods
Twoort u vleesch regalich
115[regelnummer]
dat ghij hier gaet dooden / om u ziel te bevrijden
maer alle die oijt met christo wilden Lijden
Leijden tvleijsch aff / met een naerstich pogen
en sij namen Jesum christum altijt voor Oogen
waer door sij verwonnen door vast betrouwen
120[regelnummer]
al swerrelts aenlech / en tvleesch benouwen
Den Mensch.
Ga naar margenoot+Los van rouwen...........
Leg Ick dan aff naer uwen wensch
den ouden adam / den vleijschelijcken mensch
125[regelnummer]
en Ick sal voorts naer u raets devoijr // Leven
en de sonde geensins meer gehoor // geven
in mijn sterffelijck Lichaem blijckelijck
het hoij gelijckelijck......
Dinspiratie
130[regelnummer]
Ga naar margenoot+Nu ontfanckt rijckelijck....
den mantel des geloofs tuwer weelde
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Den nieuwen mensch / een hemels beelde
135[regelnummer]
dwelck / adam droech door zijnen val misprijselijck
maer verloos dat door sijn sonden affgrijselijck
so dat hij inden doot door svijants voncken
geheel Lach versoncken.......
Dheijlich woort goods
140[regelnummer]
Uuijt Lieffden deurdroncken
heeft u christus die weder geschoncken
door sijn doot en verrijsen seer voor spoedich
door sijn verdiensten en wonden bloedich
dus hout hem aen ghij en wort niet verknesen
145[regelnummer]
maer victorieus genesen...
Dinspiratie
Uuijt goods woort gepresen
is u den mantel des gelooffs bloeijende
vruchtbaer gemaeckt / vruchten uuijtgroeijde
150[regelnummer]
maer op desen hoecksteen dit wel grondeert // fijn
dats op Christum moet ghij vast gefondeert sijn
metten gelove staende stantvastelijck
Ga naar margenoot+so en sal u swerlts vervolginge Lastelijck
niet verwinnen / maer door christus minlijck Jonnen
155[regelnummer]
ghij sult verwinnen so hij heeft verwonnen
want wij sullen u in alle waerheijt Leijen
Den Mensch.
Maer Christus en de werrelt sijn verscheijen
dus opt dat Ick kenne haer valsche pracktijcken
160[regelnummer]
wie is toch de werrelt Loos // boos / van versijcken
Dinspiratie
De werrelt is Sathans gemeijnte / wiens rijcken
vol oproers / onrusten / en vol onvreden // sijn
en de kinderen des ongelooffs haer eijgen Leden // sijn
165[regelnummer]
welcke kinderen gods uijtvercoren sochten
te beclagen / Ja bestormden en bevochten
om hem te trecken van christo genadich
en sij doodense die blijven gestadich
bij christum maer godt en verlaet geen armme wesen
Den Mensch.
Nu godt mijn hulper is hoe sou Ick vresen
Ick sal bij Christo blijven tspijts swerrelts tooren
deur goods hulpe vercooren
Dheijlich woort goods
175[regelnummer]
Nu sijt ghij al vooren......
een nieuw creatuer / uijt godt geboren
die de werrelt verwint met haer boosheijt gemeijn
maer tgelooff in christo is alleijn
u vicktorije crachtich en deuchdich
Dinspiratie
Tmaeckt u een ranckxken aenden Olijffboom Jeuchdich
een gelovich Lidt aen Christus Lichaem
Dheijlich woort goods.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Menich gelovich Lidt moet nu wesen uwen naem
want van u moet den strijt sijn gestreden
tegen die werrelt hier op daerde beneden
Dinspiratie
190[regelnummer]
Met de wapenen des Lichts vroom van zeden
sijt ghij genoempt / smaeckt wel den keest
Ick dinspiratie vanden heijligen geest
sal uwen Last verlichten ende versoeten
Dheijlich woort goods
195[regelnummer]
En Ick sal tlicht wesen uwer voeten
een schilt des betrouwens tegens u vijanden
een swaert des geests blinckende in u handen
Ga naar margenoot+op dat ghij meucht verwinnen riguerich
de werrelt die daer compt schoon root coleurich
Een triumphante vrouw de werrelt
Ick ben een Coninginne eeuwich geduerich
soet schoon / Jidoon // en seer bekuerich
behaechlijck / vrindlijck door mijn fleuwicheijt // fijn
Ick en sal gheen weduwe inder eeuwicheijt // sijn
205[regelnummer]
noch niet omme sijn gesteecken blamelijck
want de prince der duijsterheijt eersamelijck
mijnen man die hem altijt tot mijn ecxploot dwingt
menich / christen hij deur mijn ter doot bringt
want al dat vleesch is / is mijn begeerende
210[regelnummer]
dus gaen Ick menich gelovich Lidt bestrecken
op dat Ick hen mach van Christo trecken
hij staet hier Juijst / hem naeckt bestrijdinghe
O zoone weest gegroet....
Den Mensch
215[regelnummer]
De gebenedijdinghe......
des heeren sij u altijt uuijt geraden bereet
voor druck ende Leet....
De Werrelt
O mijn soon segt mijn bescheet
220[regelnummer]
wadt is bediedende dat vijleijnich cleet
dwelck in mijn harte brengt veel snevens
suchten en bevens....
Den Mensch
Tis den mantel des Levens
225[regelnummer]
themels beelde Christo vol Jubilatie
twelck mijn goods woort en sgeests Inspiratie
aendeden als Ick adams gebreecken
heel wilde versteecken.
De Werrelt
230[regelnummer]
Och hadt ghij des geweecken......
want in Christo en nam Ick noijt melodij
sijn woort / sijn geest / is mijn wederpartij
Ja om hem mijn soon / Ick Laetet u weten
sijn gedoot Apostelen ende propheten
235[regelnummer]
ende oock noch nu veele ten desen tijden
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+moeten van mijn om Christus naem Lijden
dus bid Ick u soon / sijt u van Christo keerende
240[regelnummer]
oft met vervolch wertmen u verzeerende
Den Mensch
Dat is mijn waerachtich wel Leerende
christus mijn salicheijt / al mochtet u misgreijen
dat Ick inde werlt sal weenen en schreijen
245[regelnummer]
maer mijn droeffheijt sal comen tot euwich verblijden // snel
wil Ick dan in Christo Leven / so moet Ick Lijden // wel
van u O werrelt vol quader affectien
De werrelt
Ghij die Jonck sijt melodieux van Complectien
250[regelnummer]
hoe Laet ghij passeren d'edel bloeme des tijts
die ghij gebruijcken meucht / met seer veel Jolijts
waert dattet u Jonckhert cost beglosen
salft u met roosen Olij / croont u met roosen
eer sijt bevlecken tot desen termijne
255[regelnummer]
soeckt medecijne......
Den Mensch
O strael van fenijne......
hoe soud Ick kiesen der vreuchden vloet // ach
daer inden hemel noch vleesch noch bloet // mach
260[regelnummer]
want als hoij is alle u vleeschelijck gewelt
en sijn heerlijckheijt is als een bloem opt velt
die des avents helt
Dinspiratie
Ja en seer haest smelt.......
265[regelnummer]
want den mensch sijnde indees aertsche duwier
is als een vonckxken dat springt uijt den vier
twelckmen hier // een corte wijle maer siet
en seer haest niet
Den Mensch.
270[regelnummer]
Tegen sulcx verdriet........
so sal Ick na dat mijn godt geeft de macht
in sijn wedt te studeren dach ende nacht
wijsselijck bedacht........
De werrelt
275[regelnummer]
Dats een cleijne macht......
Ga naar margenoot+wilt ghij so Leven buijten mijn heerschappij
men sal u achten snoder dan een prij
soeckt melodij / mijn soon als den vaijliande
gedenckt toch wadt groote en Lelijcke schande
280[regelnummer]
dattet nu is Christum sonder crincken
na te volgen / Ja die honden die stincken
en sij mij niet so walchgelijck als dese die alleen
gods geboden sijn houdende suijver en reen
dus wilt u dagelijcks vervullen met den wijn
285[regelnummer]
gelijck die dronckaerts doen sonder pijn
de geestelijcken doen oock wel diergelijcke
Los van versijcke
Den Mensch.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+O valsche practijcke......
de gulsicheijt heefter veel tleven benomen
als Olophernum onthooft // Nabal gestorven
wee zeijt Esaijas / mij thoonende tdangier // wijt
295[regelnummer]
ghij die reusen inden wijn / en Chrijsmans aent bier // sijt
en Christus mijn hooft / zoet boven granaten
en heeft mijn geen exempel van dronckenschap gelaten
dus wil Ickt haeten.....
De werrelt
300[regelnummer]
Die heijlige vaeten........
de schriftgeleerden Ick moetet u vermanen
die maeckten van hem een vrunt der Publicanen
en een wijnsuijper / denckt off u dat bij // snijt
Den Mensch.
305[regelnummer]
Die waeren Logenachtich gelijck als ghij // sijt
hij is alleen heijlich / diet wel te gronde smaeckte
die noijt sondt en dede / godt tot zonde maeckte
om dat hij de zonde uuijt ons soude roijeren
in christus mont naer Esaijas prononceren
310[regelnummer]
en was noijt zondich Logeren.....
De werrelt
Om te dooden u hanteeren.......
daer staet geschreven tot uwer smerten
ghij sult u broot eeten met blijschap uus herten
315[regelnummer]
en uwen wijn drincken mijet blijden moede
tbehaecht godt int goede........
Den Mensch.
Beroert van bloede.......
so keer Ick mij tot u O. goods waerachtich woort vaeijliandich
320[regelnummer]
en tsgeests Inspiratije / weest mijns bijstandich
want in haer woorden ben Ick belaen
hoe sal Ick verstaen........
Theijlich woort goods
En Laet u niet verslaen........
325[regelnummer]
want dintentie van Salomon de wijse
is / dat ghij uwen dranck en spijse
die godt geschapen heeft uijt der aertschen stoven
sult nutten / met danck / en prijsselijck Loven
in aller uwer Conversatien in eeten in drincken
330[regelnummer]
sult ghij den heere met danckbaerheijt gedincken
int gelove sonder mincken
Den Mensch
Die redenen clincken...........
O valsche werrelt hadt ghij noijt begonnen
335[regelnummer]
want in u verstant sijt ghij verwonnen
deur twoort en tgeests Inspiratije devoot
ghij sijt inden noot
De Werrelt.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+U blijschap is groot.......
maer tot inden doot // sal Ick u verseren
na dat / Noe / Loth die mannen vol eren
vervult vanden wijn / en droncken Lagen
345[regelnummer]
sij waeren niet gestrast met eenige plagen
dus en is mijn voorstel geen valsch inventie
noch vijolentie.......
Den Mensch
Dats de intentie.........
350[regelnummer]
van tgeests inspiratie goods woort uijt vloeijende
dat dronckenschap Noe en Loth was bespoeijende
twas door onnoselheijt / wiltse niet veronwaerdigen
DInspiratie
Seven mael sdaechs valt den rechtvaerdigen
355[regelnummer]
maer opstaende / godt vol Jubilatien
ontfancktse in gratie.....
Den Mensch.
O vol turbatien..........
ghij werlt / wilt mijn door u valsch vercondigen
360[regelnummer]
puer willens tegens den geest doen sondighen
welcke sonde hier niet en wort vergeven
noch in dander Leven
De werrelt
O bitter sneven.......
365[regelnummer]
kiest ghij hier te Leven // in getreur
daer ghij Jonck / schoon sijt / bloeijende in u fleur
u edel natuer // Laet ghij gaen verlooren
sijt ghij daeromme ter werrelt geboren
daer den wijsen Salomon vrij Los van rouwen
370[regelnummer]
gebruijckte de menichte van schoone vrouwen
twas hem een vreucht / een Leven een weelde
en in mij is so menigen schoonen beelde
die ghij in miijnen sout mogen gebruijcken
tis melodije Tlieff in darmkens te Luijcken
375[regelnummer]
boven gout / schadt oft chieragien beperelt
Den Mensch.
Al ist vrintschap met u o valsche werrelt
tis vijantschap met godt den heer certeijnnelijck
want die een hoere aenhangt vileijnnelijck
380[regelnummer]
die is een vleesch en een Lichaem met haer
en alle overspeelders verdoempt godt eenpaer
seijt paulo claer.......
DInspiratie
Oock worden sij voorwaer......
385[regelnummer]
buijten de nieuwe Jerusalemsche deuren
gesloten in treuren.....
Den Mensch
Sout so gebeuren.........
so sout ghij mijn brengen in een eeuwich Jammer // weer
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+O valsche werlt Ick en volch u nimmermeer
maer blijve bij Christum in goods woorden veijlich
hoe sou Ick goods tempel maecken onheijlich
395[regelnummer]
den welcken hij geheijlicht heeft ongemist // vrij
Ga naar margenoot+ met dat dierbaer bloedt sijns soons Jesu christij
Ja en noch gesonden tot mijn confoort
sijns geest inspiratij / en sijn heijlich woort
door hem die mijn sterck maeckt sal Ick verdragen
400[regelnummer]
siet alle mijn dagen.........
Theijlich woort goods
En wilt niet claegen...........
maer gelooft in goods woort bijberalich
die reijn van herten sijn // die sijn waerachtich salich
405[regelnummer]
Ja sij sullen blijdelijck sonder verflouwen
goods aenschijn aenschouwen
Den Mensch
Och hemelsch bedouwen.......
Ick bidde met den propheet david vrij // siet
410[regelnummer]
o heer en neempt uwen gheest van mij // niet
maer Laet u woort mij woonen rijckelijck
eeuwich autentijckelijck
De werrelt
O verkeerde versijckelijck......
415[regelnummer]
wie heeft u dus deerlijck u wijssheijt gestolen
hoe swaer salt mijn sijn moet Ick u sien doolen
doet toch mijnen raet soon als die boude
Ick sal u doen gaen in silver in goude
verre en bij salmen van u tresoren getuijgen
420[regelnummer]
elck sal u eeren en de knien voor u buijghen
in grooter eeren salmen u verhoogen.
Den Mensch
Nu Leght ghij hovaerdicheijt voor mijn Oogen
maer Ick vin in christo geen hoverdich poogen
425[regelnummer]
wat hij seijt / Leert van mijn twert u voorspoedich
Ick ben sachtsinnich / en van herten Ootmoedich
Ock sanck Marija straffende die gebreecken
godt heeft die hovaerdige vanden stoel gesteecken
ende den ootmoedigen verheven prijselijck
430[regelnummer]
dus is mijnen roem en verblijden wijselijck
Inden gecruijsten Christum devijn
mijn medecijn.........
De werrelt
Verdriet en pijn.............
435[regelnummer]
sal u dan aen allen sijden belagen
en nimmermeer en sult ghij mijn behaegen
maer sal u verjaegen
Den Mensch
Dats Paulus gewaegen.......
440[regelnummer]
behaech Ick u o' valsche werlt in desen
so en mach Ick geen dienaer Jesu Christij wesen
ghij sijt gecruijst deur die goddelijcke minne
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||
445[regelnummer]
Ga naar margenoot+In mij op dat Ick Jesum Christum gewinne
want gelijck Lucifer den engel schoon
boven godt wilde sitten in tshemelts troon
werdt deur de sonde vant hovaerdich vermeten
int alderdiepste der hellen gesmeten
450[regelnummer]
so sult ghij Oock hovaerdige opgeblasen
die in hovaerdicheijt u so Laet verdwaesen
ter hellen gesmeten sijn in bitterheijt seer
onthout dees Leer.....
Theijlich woort goods
455[regelnummer]
Dits thaerder oneer...........
herodes sittende in sijn consistorij
hem godt maeckende / en nam sijn glorij
dies sloech hem den engel in sijn hovaerdije
dat hem de wormen aeten als een prije
460[regelnummer]
david telde sijn volck als die hovaerdige plegen
dies heeft hem de pest tseventich duijsent volckx verslegen
Nabuchodoneser door sijn hovaerdigen geest
most seven Jaer hoij eeten als een beest
om dat Balthasar inden gulden vaeten plaijsant
465[regelnummer]
hem verhieff / mane / techel / phares / schreeff gods hant
en sijn coninckrijck wert deur sulckx bestieren
gedeijlt in vieren......
Den Mensch
So dees allegieren.........
470[regelnummer]
ghij sijt babilon vol vermaledijdinghe
O Ick neme in Jesum christum mij verblijdinghe
Oock gelooff Ick in hem als warachtich advocaet
die thovaerdich conimckschap heeft versmaet
als tonnosel volck hem daer toe begeerde
475[regelnummer]
heeft hij die mijn hooft is groot van weerde
u hoverdicheijt versmaet naer den betaeme
sou Ick menich gelovich Lidt van sijnen Lichaeme
u hovaerdicheijt volgen u valsche zeden
Ick werdt affgesneden
De werrelt
Al staet hij beneden...........
noch en can Ick hem geensins beschaden
o' mijn Lieve soon volcht toch mijn paden
Ick sal u gout / schadt geven / en wilt niet vresen
485[regelnummer]
verdruckt vrij weduw / en spaert geen weesen
woeckert / sweert / twert u veel profijts
want alle die oijt so vergaderen int tijts
sij waeren getelt met die machtighe mannen
Den Mensch
490[regelnummer]
Ick sou van godts Aenschijn werden gebannen
dus wil Ick Liever / uwen valschen gront // derven
De werrelt
En vreest niet / ghij en sult niet terstont sterven
dus wilt u cloeck tot mijnder intentie spoen
495[regelnummer]
int Leste sult ghij noch wel penitentie doen
als manasses / zacheus voor uus Levens enden
sult tot salicheijt wenden
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Den Mensch
O valssch verblenden
ghij wilt mijn menich gelovich Lidt versmoren
als tserpent aspis / dooen stoppen mijn Ooren
om dat Ick niet en sou hooren // goods woort autentijck
505[regelnummer]
noch tgeests insperatij die soete musijck
maer mijn doen sondigen tegen den geest goedertierich
op tlang Leven onmanierich
Theijlich woort goods
En sijt daer toe niet vierich.....
510[regelnummer]
giericheijt / sijt uuijt u herte sluijtende
want daer alle quaet is uijtspruijtende
als dronckenschap / hoereeren // haet nijt en moort
en met gheen van dese wercken / nae mijn goods woort
Ga naar margenoot+en moet ghij u om doot oft Leven besmitten
515[regelnummer]
maer wilt als een verwinder goods rijcke besitten.
siel en Lijff moet ghij als de vaeijliande
geven tot een Levendige offerhande
en so ghij eerst dienende waert met ongerusticheijt
menichte van sonden door tvleijschs welusticheijt
520[regelnummer]
so moet ghij nu dienen den godt der goden
Liever dan ghij sout sondigen tegen sijn geboden
sterfft op desen steen vrijmoedich gestadich
so verwint ghij de doot en de werlt door christum sucadich
DInspiratie
525[regelnummer]
Dese seven gebroeders veel Liever moordadich
omden doot te sterven met haer moeder bereet waeren
dan sij breecken wilde tegen schrifts verclaeren
haer Luijder wedt / op dat uwen geest mach verstercken
fijguere daer aff wil hier aenmercken
530[regelnummer]
Hier compt den Coninck Anthiochius
uuijt met .2. dienaers brengende de .seven
gebroeders met de moeder ende den
Cominck spreeckt
Hoort ghij seven broeders eenderleij natie
535[regelnummer]
tgebodt mijns monts moet ghij volbringen
off tlichaems doot met grooter blamatie
tot deser spatie sult ghij moeten gehingen
dus om vercken vleijsch te eeten / haest u geringen
offt Ick sal u doen dooden deur menichte van plagen
540[regelnummer]
uwen sin wilt gewaegen
Doutste broeder
Wadt wilt ghij veel vraegen
heer Coninck wij brossche scherven // fier
sijn bereet Liever de doot te sterven // schier
545[regelnummer]
dan ons vaders weth moetwillich te breecken
daer hoort ghij mijn spreecken....
Anthiochius De Coninck
Mijn Oogen Leecken
van gramschap traenen / door u hooge woorden
550[regelnummer]
in een panne met vier sal Ick u doen vermoorden
tsa ras mijn dienaers onder u beijden // snel..
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+wilt desen hertneckigen boeff bijnnen Leijden // fel
555[regelnummer]
snijt hem Levende sijn tong uuijt sijnen mont
en viltet vel van sijnen hooft / daer nae terstont
hout aff sijn vingers en de tenen van sijn voeten // coen
en alle desen sult ghij noch erger moeten // doen
off ten sij dat sij mijn gebodt niet en versteecken // hoort
560[regelnummer]
Ga naar margenoot+ghij gedaen hebt / compt hoort elck spreecken // voort
alle die mijn gebodt sijn versmadich
neemptse wech gaet dootse ongenadich
hebt gheen compassij al roepen sij o' wee o' wach
den hertneckigen men oijt so te doenne plach
565[regelnummer]
Ga naar margenoot+bij hondert seffens niet wesende belaen
nu ghij twede wilt ghij mijn sijn onderdaen
so sal Ick u vrij vanden doot ontslaen
hoort mijn vermaen....
Den tweden
570[regelnummer]
Ick die ghij hier siet staen
gemaeckt sijnde van godt / van slijm der aerden
ben oock bereet Liever den doot te aenvaerden
dan met breecken des gebodts mij te bevlecken
want Ick weet dat godt weder sal op wecken
575[regelnummer]
uijter aerden ons Lichaemen om te geven
het eeuwich Leven
Anthiochius De Coninck
Mijn weder beven..........
de aderen van gramschappen menichvuldich
580[regelnummer]
seght wilt ghij oock niet sijn gehuldich
mijn Conincklijcke gebodt / vol alder eeren
so sal Ick u brengen tsaemen int verseeren
met den schandelijcksten doot rigoreus
dat sweer Ick u als coninck glorieus
585[regelnummer]
segt tsaemen u Lieder intentcij
in mijn presentie
Den derden
Om geen vijolentij........
en wil als mijn broeders verstaet het slodt
590[regelnummer]
breecken de wetten vanden Levendige godt
die dese Leden gemaeckt heeft van slijck
de welcke Ick seer geernne publijck
weder geeff ter doot om sijns weths wille
dus swijcht toch stille
Den vierden
Los van geschille..........
ist ons eenen grooten troost dat wij hoopen
wanneer ons die menschen voor goet / tvel affstroopen
dat ons godt dan weder opwecken sal // daer
600[regelnummer]
ghij sult crijgen eenen gruwelijcken val // swaer
gesmeten inden affgront met babels hoere quaet
door u misdaet.....
Den vijfsten
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Heer Coninck verstaet.........
ghij moet sterven als een ander mensch
al ist dat ghij nu sijt naer uwen wensch
geweldich / en op daerde veel brengt ter tdoot
610[regelnummer]
en wilt daerom niet dincken in uwen zin bloot
dat ons godt ganschelijck verlaeten heeft
ghij sult haest / bevinden / dat hij tot onser baten Leeft
die u en u geslachten plagen // sal
dan wort u woort en u gewagen // al
615[regelnummer]
aerde bedeckt mij / hemel wilt scheuren
dit sal u gebeuren
Den sesten
Met gheen faveuren......
en sult ghij mijn heer Conimck bedriegen
620[regelnummer]
ver van mij dat Ick u sou geloven en godt Liegen
die de schaepen sal scheijen / uijt den bocken versteent
ten sal u altijt niet dus gelucken o' neent
te rasen tegen god den schepper der sonnen
sijn Oordeel en sult ghij niet ontvlieden connen
625[regelnummer]
maer sult als den minsten moeten compareren
en voor den rechter stoel Christij u presenteren
wiens Leden ghij nu met pijnen beswaert
De moeder tot haer sonen.
Ick ben u moeder en heb u gebaert
630[regelnummer]
maer den adem en de Leden so tsaemen aen een
en heb Ick u nijet gegeven noch niet gemaeckt reen
Ga naar margenoot+daerom sal hij diet al heeft begrepen
met sijnder hant al dat is geschepen
u Leden weder geven genadelijck
635[regelnummer]
ghelijck ghij de selffde al geeft gestadelijck
om sijns weths wille goet en vol trouwen
godt cant anschouwen
Anthiochius De Coninck spreeckt tot den Joncksten
Sonder flouwen.................
640[regelnummer]
sweer Ick u bij mij eet / wilt dit vaeten
is dat ghij wilt de vaderlijcke wedt Laeten
ick sal u vrindt sijn en noch tuwer melodij
groote rijckdommen geven / ende heerschappij
over veel van mij Landen die hier Liggen ront
645[regelnummer]
in corter stont....
Den Joncksten
Stopt uwen mont.........
van sulckx heer coning / rust toch u sinnen
want dat wonende is in dit vleesch binnen
650[regelnummer]
siet op dmeeste gewinnen
Anthiochius De Coninck spreeckt de Moeder
Met mijn vrindinnen........
sal Ick houden Ick sweert u bij mijn Croon.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+cont ghij vercken vleijs doen eeten dien jongen persoon
twert hem Idoon...........
De moeder
Met woorden schoon.......
660[regelnummer]
gaen Ick spreecken na dat het u behaecht
hem maeck Ick versaecht
De moeder spreeckt tot haeren Joncxsten soon op deen eijnde des toneels
Doch niet en claecht........
665[regelnummer]
mijn kint dat Ick negen maenden onder mijn herte // bloot
gedragen heb / en drie Jaeren met smerte / groot
gesoocht en met grooten arbeijt opgebracht
siet hemel en aerde / hoet god al van niet heeft gewracht
en wij menschen sijn Oock dusdanich van fijguer
670[regelnummer]
van hem gemaeckt uijt stoff na sijn beelde puer
vreest niet desen beul Anthiochius verwoet
och mijn Joncxste soone sijt toch wel gemoet
int vleijsch verrijsen smaeckt wel den kaernne
als u broeders Ick bid u sterfft toch geernne
675[regelnummer]
Jisack / Jacop Abrahams god / daer wij op staecken
sal ons onsterffelijck Levendich maecken
verstaet dese zaecken......
De Joncxste spreeck totten Coning
Heer Coning ghij en dorft hoopen noch haecken
680[regelnummer]
om mijn van god te trecken en wilt niet dencken
dat Ick gods wedt breecken oft sal crencken
maer sal met godt door god die mijn Leven // is
die houden so sij ons door Moijsis gegeven // is
al ist dat ghij daerom groot verdriet // doet
685[regelnummer]
Inden Joncxsten dach sullen wij hooren een Liet // soet
compt gebenedijden in mijns vadars rijck
daerom Ick als mijn broeders autentijck
geve mijn Lijff en Leven om den god der goden
wijs sijn sij die houden sijn geboden
De Moeder tot den Coning
Goods Oordeel en sijt ghij niet ontvloden
maer gods wedt en willen wij niet verspouwen
wijs sijn sij die vastelijck op godt betrouwen
sonder ophouwen
Anthiochius De Coninck
U Lieden mach wel rouwen
want met den moordadichsten doot rigoreux
om dat ghijlieden so sijt seditieux
sal Ick u doen sterven beijde sonder mincken
700[regelnummer]
thert in mijn buijck wilt mijn ontfincken
van quaetheijt / en geeft haer niet anders te drincken
dan galle gemengt metten Azijn
en wiltse aendoen duijssent werff meer pijn
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dan de andere wilt op desen u wreetheijt bedrijven
sconincks ongehoorsaemen moetmen ontlijven
mannen ende wijven.....
De Moeder
710[regelnummer]
Heer Conimck ghij en sult niet eeuwich blijven
Levende op daerde wilt dit vrij vaeten
ghij en hebt geen macht waerse u niet toegelaten
van godt die voor ons waeckt altijt als de vroede
en heeft u ghemaeckt tot een snoden roede
715[regelnummer]
om te castijen dien hij hertelijck Lieff // heeft
daerom niemant van ons voor u grieff // sneeft
oock somen een roede ten Lesten verwerpt met schanden
so sult ghij Oock om eeuwich te branden
geworpen worden inden helschen gront
720[regelnummer]
en wij sullen hooren van Christus mont
Compt gebenedijden in mijn rijcke zaen
op den troost om sterven wij blijdelijck binnen gaen
Jonckxten
Salich sijn sij die op godt blijven staen
725[regelnummer]
want sonder hem en isser / noch wasser noijt ijet gedaen
dus wee die sijn Ledekens nu noch versmaen
Hier werden sij beijde binnen gebrocht vanden dienaers ende den Coninck volcht dese tijtel hangende veure
730[regelnummer]
De rechtveerdigen sullen sijn in gods handen en de pijnne
des doots / en sullen sij niet aenschouwen / al schijnense in de
Ooger der onwijsen te sterven // Sapienci. .3. capp.
Dheijlich woort goods
735[regelnummer]
Also verwintmen swerrelts bloedige tanden
met christum door den doot vol schanden
al schijntmen in doge der onwijsen te sneven
O die hoopten so sterck met Christo te Leven
dat sij Liever storven na sconincks opsedt
740[regelnummer]
dan sij overtreden wilden des heeren wedt
want sij hoopten op tleven euwich van geduere
DInspiratie
Also hebben oijt Christus Ledekens puere
de werlt verwonnen en verbeten
745[regelnummer]
gedenckt hoe dat veel Liever waeren doot gesmeten
de drie Jongelingen in een forneijs gloeijende
dan sij hem wilden wesen moeijende
met affgoderije al wast Sconinckx gebodt
Dheijlich woort goods
750[regelnummer]
Oock daniel Liever dan hij den bel voor godt
geadoreert hadde verstaet dit wel
werdt Liever gesmeten inden cuijl der Leuwen fel
en den goeden Nabodt nae schrifts verbreden..
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||||||||||||||||
755[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+storff Liever den doot dan hij wilde scheden
van zijnen wijngaert / christus daer ghij nu op staet
dit ter herten vaet....
DInspiratie
760[regelnummer]
Christus delicaet...........
die hemel en aerde van niet heeft gemaeckt
gebooren sijnde / Lach in een cribbe naeckt
hij en had geen herberch voor sijn Lichaem deuchdlijck
in sijn Jonckheijt Jeuchdelijck
Dheijlich woort goods
Voor Sijon vreuchdelijck.........
quam Christus sachtmoedich op een ezelinne
voort aent hout des cruijcen tot elckx gewinne
hinck hij naeckt mismaeckt voor smensch sonden
770[regelnummer]
aen een columme gebonden / met d'lijff vol wonden
Dinspiratie
De vossen hebben holen tis claer bevonden
die vogelen des Luchts die hebben nesten
maer des menschen soon de rijckste den besten
775[regelnummer]
en had niet daer sijn hooft op mocht net rusten
Den Mensch.
Hoe sou mij menich gelovich Let Lusten
giericheijt affgoderij / hier inden tranen Lant
daer den wijnstock / Ja d'olijffboom daer Ick angeplant
780[regelnummer]
noijt sonde deden binnen de foreesten // dijn
o' sij sijn salich die arm van geesten // sijn
so versmade Ick dan u boossheijt en afgoderije
en blijve op desen steen tmijnder melodije
Ga naar margenoot+nu en inder eeuwicheijt blijff Ick christum bij
785[regelnummer]
dus scheijt ghij van mij....
De werrelt
Oijt boodt Ick u vrij.......
plaijsante en ghij // en hebt niet vercooren
maer wee u nu dat ghij oijt waert gebooren
790[regelnummer]
Ick heb u gepresenteert tallen tijden // bloot
goudt schadt schoone vrouwe // maer nu lijden // groot
sal Ick u aendoen met grooter oneeren
offt ghij moet u bekeeren....
Den Mensch.
795[regelnummer]
Wilt mijn toch voorts Leeren....
sgeests Inspiratie en dwoort des heeren
oft tvleijsch cranckheijt brengt mijn ziel ten rove
de werlt wilt mij doen scheijden van mijn gelove
deur menichte van dreijgementen Lastelijck
Dheijlich woort goods
O mijn soon hout u gelooff stantvastelijck
bevesticht op desen steen der beloften excelent
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||||||||||||||||
805[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dats op Jesum Christum dat sterck fondament
waer op ghij staende zijt om u beclijven
met den gelove niemant en can u daer aff drijven
want om verwinnen sijn wij u spijsinghe
Den Mensch.
810[regelnummer]
O dat wordt mijn vleesch een groote affgrijsinge
want blijft mijn gelooff in Christo besloten
so wordt mijn bloet hier als waeter vergoten
van Ancxt weet het vleesch niet wadt beginnen
Dinspiratie
815[regelnummer]
Also moet ghij met Christo den wrelt verwinnen
want niemant en sal gecroont sijn sonder Lijden
dus is u Leven hier een / euwich strijden
maer tot trooste sprack Christus u hooft gepresen
den knecht moet als sijnen meester wesen
820[regelnummer]
hier met Lijden / en verdriet / en met swaricheijt // swaer
maer namaels met christo in claerheijt // claer
blinckende gelijck der sonnen / in sijn rijck
dus menich gelovich Lidt / slaet toch geen swijck
vanden hoecksteen al is de werlt verbolgen
825[regelnummer]
heeft sij christum vervolcht / sij sal u oock vervolgen
Jae en dooden / pijnt dit toch te bevroen
en noch meenen godt Sacrifijcij te doen
mits dat sij den hemelschen vader Onnipotent
noijt en heeft gekent.
Dheijlich woort goods
Christus excelent.....
u hooft u herder / uijt Lieffden deurdroncken // hier
in twee manieren is hij u geschoncken // hier
ten eersten als salichmaecker uijt genaden
835[regelnummer]
ten tweden als voorbeelt / om dat ghij sijn paden
na sout volgen met neerstich pogen
om te vercondigen naer u vermogen
sijnen Loff int heijlichste / daer hij ingegaen // is
niet deur tbloet van bocken so paulus vermaen // is
840[regelnummer]
maer deur sijn eijgen bloet seer dierbaer / en precieus
waer door hij verwonnen heeft vicktorieus
werlt / vijant / doot / u tot een exempel // soet
DInspiratie
Ghij sijt sijnen Levendigen tempel // soet
845[regelnummer]
gedoopt in sijn bloet // vereenich annecktelijck
in Christo / en Christus in u perfecktelijck
hij wiesch u voeten als sij gewont waeren
om dat ghij niet gaen sout den wech der sondaeren
maer om dat ghij sout dooden u onreijne // Lusten
850[regelnummer]
want Christus is Jaloers hij wil alleijne // rusten
op sijn beddeken bestroijt met bloemkens reen
dus in u hert en mach de sonde groot noch cleen
heerschappije hebben wert op alle wegen.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 471]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 472]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 473]
| |||||||||||||||||||||||||||
855[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die met godt niet en is / die is hem gans tegen
al dat in hem niet en vergaedert autentijck
is verstroijde verscheijding // en diergelijck
sijn die geenne die de sonde sijn hanterende
860[regelnummer]
verscheijden van Christo
Dheijlich woort goods
Die u vleijsch sijt regerende
om de werlt te verwinnen / met Christo eerbaer
neempt u cruijs op en volch christum naer
865[regelnummer]
bevecht de werlt / en vreest geen gewelt
want de haeren van uwen hooffde sijn getelt
vreestse niet die dooden mogen u Lichaemen
maer hen die tlijff en ziel te saemen
mijch smijten in dalderdiepste der hellen
870[regelnummer]
want tot der doot toe sal u de werrelt quellen
Ga naar margenoot+so sij gedaen hebben Christum suijver en puer
so ghij hier aenschouwen moocht in dese fijguer
Hier salmen Sampson thonen in een perck als in eenen tempel / en een Outaer daer op staende den affgod Dagon / ende vele Philistijnen daer bij die den Afgodt adoreren met brantoffer Sampso staet tusschen twee Colommen met uijtgereckte Armen / een vanden Philistijnen Spreeckt dese woorde
Den philistijn
Onsen god heeft Onsen vijant naer ons behaegen
sampson in onse handen wijslijck bedacht
gelevert / die veel van ons Lant in sijne daegen
verdorven heeft / en van ons volck ter doot gebracht
Sampson dit hoorende bidt godt aldus.
O mijn godt geeft mijn weeder mijn eerste cracht
op dat Ick voor tverlies van mijn gesichte schier
en wraecke doen mach / op dit boos geslacht
die omden Affgodt te eeren sijn eeuwich / even Lichte hier
En als sampsom dit gebeden heeft stoot hij den tempel omme datter de philistijnen onder blijven / alst omme is spreeck sampson dese woorden
Nu godt die u volck helpt uijt alle pijnen
895[regelnummer]
Laet mijn siele sterven met den philistijnen
Aent trabadt hangt dese rolle
Die Oogen des heeren sien op de rechtvaerdighe
900[regelnummer]
en sijn Ooren sijn tot haerlieder gebeden.
Boven Sampsons hooft thoontmen Christum aent cruijce ende dees twee thoningen moeten tsamen op geschoven werden / ende als sampson dit gedaen heeft spreeckt Christus dese woorden
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ist datmen dit doet het groene hout Jeuchdich
910[regelnummer]
wadt sal gebeuren het dorre ondeuchdich
Dan spreeckt een vanden Luijden des ongelooffs die ter slincker sijde staen naementlijck drie Lieden des ongelooffs.
Ander Luijden heeft hij geholpen en gemaeckt gesont
915[regelnummer]
en hem selven en can hij gehelpen niet
sijt / ghij Coning van Jisrael so daelt terstont
vanden cruijce dat een ijgelijck aensiet
so sullen wij aen u geloven eendrachtich
maer anders houden wij u voor Logenachtich
Een van de Luijden aende rechtersijde spreeckt dese woorden
Dese was den Levende goods soone machtich
hoe wel dat hij hier hangt mismaeckt bespodt
hij is met den vader en heijligen geest een waerachtich godt
Daer naer spreeck Christus
Tis al voldaen voor u allen minst en meest
vader in uwen handen beveel Ick mijnen geest
Aende gardijnne hangt dese rolle
930[regelnummer]
Hij heeft hem overgelevert voor ons tot een offerhande
ende slachoffer gode tot een reuck der soeticheijt // Ophesen
Dheijlich woort goods
Siet daer hoe dat Christus u hooft perfeckt
vanden godlosen des werrelts is verdoempt begeckt
935[regelnummer]
nae sijn doot haeckte elck geslachte boos
maer daer door sijn sij alle crachteloos
want sij en connen hem voorts niet meer beschaden
Dinspiratie
Door Christus doot quam die werlt int versmaden
940[regelnummer]
want sijn bloet welck u is een bevrijdinge
comdemnerende de werrelt in vermaledijge
de gelovighe hebben vrede door christus wonden
en de werrelt de doot ten eeuwigen stonden
haer vicktorie noijt so in verlies declineerde
945[regelnummer]
dwelck Sampson claerlijck fijgureerde
die meer van sijn vijanden heeft verslegen
in sijn doot / dan int begin sijnder wegen
oock waegen sij een affgodissche natie
want sij voerden Dagon haer godt met adoratie
950[regelnummer]
om brantoffer te doen waeren versaempt
Den Mensch
Nu is mij Menich gelovich Lidt genaempt
de bedieding mijn doopsels claer gebleecken
want dat Ick int waeter driewerff wert gesteecken
955[regelnummer]
bediet dat Ick tvleesch vol alder ellende
euwich dooden moet tot mijns slevens ende
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+tot dat den ouden Adam geheel is versoncken
960[regelnummer]
daer in heb Ick met christo diet mijn heeft geschoncken
de werrelt verwonnen met haer boossheijt overvloedich
maer nu moet Ickse verwinnen int doopsel bloedich
so christus gedaen heeft tot mijnder vromen
Dheijlich woort goods
965[regelnummer]
Christus heeft u schulden op sijn hals genomen
en al verwonnen dat u was tegen
thantschrift heeft hij aenden cruijce geslegen
doot / duijvel / helle / werlt bverbeten // snel
en al u sonden achter u rugge gesmeten // wel
970[regelnummer]
Jae in diepste der zee / dats na mijn vermonden // vroet
in sijn bloedighe verdienstige wonden // soet
daer hij toeroept sijn Overijcke // bruijt
compt inde gaeten der steenrootsen / so cantijcke // Luijt
int hol vanden muer / compt rust / troost u daerin alleen
Dinspiratie
Dats in Christus wonden en anders geen
want den boeck die volschreven was binnen en buijten
noijt en wasser Iemant waerdich dien te ontsluijten
dan tlammeken dat sijn bloet hier heeft vergoten
980[regelnummer]
deur die cracht des bloets is den hemel ontsloten
al scheen christus hier inde Leechte te versmachten
hij is op verresen deur goods crachten
alleen sijn vijanden verwonnen constantelijck
sijns vleijs verrijsen aensiet vailjantelijck
Hier sallmen thonen Christum verresen staende met sijnen eenen voet op thooft des vijants / en metten anderen voet op deuwige doot / ende Christus heeft een cruijs inde hant / met een vaentgen daer op staet dese rolle
De doot is verslonnen in victorie // Ozech / 13. Cap.
En dese rolle op sijnen mantel
O doot waer is dijn prickel / helle waer is dijn verwinninge
995[regelnummer]
de straele des doot is de sonde / ende de cracht der
sonden is de wedt // Ozech / 13. cap..
Gelovige danckbaerheijt
Godt sij Loff prijs en danck diet ons heeft gegeven // siet
1000[regelnummer]
victorie door christum sijnen soon ijdoon
menich gelovich Lidt / acht op dit Leven // niet
maer gedenckt op des eeuwich Levens croon
den welcken ghij ontfangen sult ten Loon
ist dat ghij Laet / voor godts bloet en sweet // fijn
1005[regelnummer]
gelijck de verwinners binnen schemels troon
sult ghij oock met witte clederen gecleet // sijn
Terstont als dese clause gesproocken is compt christus vant hooft des duijvels en des doots / boven inden troon ende boven christus hooft een parsonage gelijck een ingel genaempt den geest der propheten
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Den geest der propheten spreeckt
Ga naar margenoot+Wie is die daer compt van edom Antreden
en van bosra beneden door sijn stercke cracht
1015[regelnummer]
die schoon is verciert met gecouleurde cleden
seer vroom van zeden // als een heer van grooter macht
Christus
Ga naar margenoot+Ick bent die gerechticheijt Leert uuijt Lieffden bedacht
een meester voor den gelovigen tallen stonden
Engel oft der geest der propheten
Waer aff is dijn cleet so rootverwich deurwracht
als een wijnpers treder / wilt mijn vermonden
Christus
Deur mijn barmherticheijt soet // goet niet om doorgronden
1025[regelnummer]
heb Ick de wijnpersse getreden uijt genaden
mijn bruijt mijn duijve mijn kerck ontbonden
en verslonden die haer wilden versmaden
maer niet een vanden volcke stondt mij in staeden
als een schaep van sijnen herder vloot
1030[regelnummer]
nochtans alle die mijn meijnden te beschaden
heb Ick verwonnen met triumphe groot
Aen de gordijnne hangt dese rolle
Om onse sonden is hij gestorven..........
Ga naar margenoot+en om onse salicheijt is hij verresen........
Dinspiratie
Daer saecht ghij hoe dat Christus triumphantelijck bloot
in sijn verrijsenis om ons versoeten
de vijant / en werlt / had onder sijn voeten
deuwige doot / die u was angebooren
1040[regelnummer]
heeft door christums doot haer cracht verlooren
dus voor tlichaems doot en wilt niet affgrijsen
sterft ghij als christo / ghij sult als hij verrijsen
en niet eer en sult ghij sijn ingetreden
en dat alderheijlichste bij Christum vol vreden
1045[regelnummer]
voor dat ghij gestorven sijt den doot Lichamelijck
want tsondich vleijsch met den geest versamelijck
en is in perfecktheijt niet bij christo van waerden
want so Lang als ghij hier sijt opter Aerden
sijt ghij als een schaep op scheerders schouders geleijt
1050[regelnummer]
dat noch dickwils schreijt
Dheijlich woort goods
Dat is tvleijschs feijt...........
twelck niet can begrijpen noch verstaen
dattet gedoot moet wesen en onderdaen
1055[regelnummer]
Ga naar margenoot+den geest en alle goods geboden // reen
off goods Oordeel / en wert niet ontvloden // neen
van siel noch Lijff // elck mach bequaem // Lesen
Den Mensch
Een uijtgelesen en gestorte salve / mach wel sijn naem // wesen
1060[regelnummer]
Christus die gestorven is / met veel roijs // voren
verrijsende Liet hij mijn sijnen voijs // hooren
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Hoe sou mijne geest voor eenich Last flouwen
1065[regelnummer]
Christus die is mijn Ick sal hem vast houwen
Al compt die werrelt daer weer met grammen moede
op haer tanden bijtende met nijdigen gloede
dies mijn vleijsch beswaert met veel turbatien
maer mijnen geest verheucht met duijsent Jubilatien
1070[regelnummer]
Liever tleven verloren heden dan morgen
De werrelt
Ick hebbe gestoort als een Leuwinne verborgen
raet gesocht hoe Ick u best sal verworgen
seer haest wordt ghij van mij verbeten / fel
1075[regelnummer]
alle mijn sonden hebt ghij mijn verweten // snel
en mijn Lieftste dienaers gebracht tot schanden
daerom sal Ick u in dees tranen Landen
seer haest als een slachschaep ontvliesen
off scheijt van christo ghij meucht noch kiesen
Den Mensch.
Liever sou Ick mij Leven thien mael verliesen
dan Ick sou wijcken vande Levende waerheijt
want coos Ick de duijsternis en verliet de claerheijt
so waer Ick met u werlt wel ingesticht
1085[regelnummer]
want ghij koost de duijsternis voort waerachtich Licht
en verliet den Levendigen godt der goden
maer sijn Oordeel en sijt ghij niet ontvloden
waer door ghij werdt inden affgront gesmeten
De werrelt
1090[regelnummer]
De heer en siet niet hij heeft mijn vergeten
dus sal Ick u corts noch groot Jammer geschien
Den Mensch.
O die tgesicht gemaeckt heeft en sou die niet sien
ghij en condt sijn Oogen nergens ontvlien
1095[regelnummer]
hij aenschout vanden heemel u vileijnicheden
De werrelt
Ghij segt mijn wegen sijn vol onreijnicheden
dat mijn behaecht veracht ghij als een prij
van mijn voornemen maeckt ghij affgoderij
1100[regelnummer]
dus naeckt u de doot seer haestich int crijt
Den Mensch
Door den doot Christij verloort ghij den strijt
want mijn saelichmaecker vol alder eeren
die van edom opging met bloedige cleren
1105[regelnummer]
heeft u met sijn ander vijanden bestreden
in sijn toorne geparst Jammerlijck vertreden
wadt wilt ghij op de doot mijns Lichaems beromen // noch
den doot der zielen is haer cracht benomen // toch
die in Christo sterven / en sullen geen Leet // sien
1110[regelnummer]
vanden tweden doot / dus wil Ick mij gereet // bien
ter doot / al ist dat tvleijs noch deerlick // beeft
Dheijlich woort goods
Ghij hebt gesien dat u verlosser noch Cleerlijck // Leeft
dien de werlt gedoot heeft met groot beswaeren
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| |||||||||||||||||||||||||||
Die nu wedercomende is / om u te herbaeren /
maer mits dat sij tonrecht quam Christum bevechten
so heeft sij verlooren aen gods knechten haer rechten
1120[regelnummer]
twelck ghij door ons wel eer hebt geweten
maer om dat ghij u blijschap niet en sout vergeten
wij sullen u weder bethonen naecktelijck
hoe dat die heijligen gods volmaecktelijck
door tgelove den doot aenvaerden sonder swichten
1125[regelnummer]
fijguere van desen sal u geest verlichten
Hier salmen thonen aen een perck .S. Stephanus ende Jacobij & Petrij / ende St. Paulij / ende de werlt met een bloot swaert achter haer...
Stephanus knielende
1130[regelnummer]
Eer dat mijn verwint dit verwoedich beest // fel
heer Jesus ontfangt toch mijnen geest // snel
Paulus
Christus is mijn Leven / en sterven is mijn gewin // goet
als u uijtvercoornnen / heere mij toch niet min // doet
Jacobus
Ghelijck sij die bij u sijn in vreden // fier
prijsen wij salich te sijn / die hebben geleden // hier
Petrus
Och broeders die nu sijt in swaeren seer
1140[regelnummer]
strijt vromelijck so oijt gods volck plach
Ga naar margenoot+want Ick vercondige dat bijden heer
duijssent Jaer te sijn is als eenen dach
maer voor die roepende sijn o' wij o' wach
inden helschen gront verstaet dees Leer
1145[regelnummer]
daer is een dach als duijsent Jaer / dus elck mach
uijt ganscher herten nemen tot godt den keer
die sijn volck bewaert als sijn Oochappel teer
Boven desen tooch staet een parsonag in een tabbernaeckel
genaempt Levende waerheijt. spreeckende dat volcht
Levende waerheijt
Mijn kinderkens ghij sijt van godt almachtich
en ghij hebt verwonnen de werrelt quaet
want die In u is / die is in meer crachten crachtich
dan de werlt den roden draeck obstinaet
Aende Gardijnen hangt dese rolle
Wie verwint dien wil Ick geven met mijn op mij stoel te sitten
gelijck als Ick oock verwonnen hebbe / ende ben geseten // Apocal. .3. capt
Dheijlich woort goods
Daer saecht ghij hoe dat goods uijtvercoornen blijckelijck
smaeck hadden van tleven dats van Christo rijckelijck
den doot sij aenvaerden om slevens beclijven
denckende sterven wij met Christo autentijckelijck
1165[regelnummer]
wij worden hem int verrijsen gelijckelijck
wat can dan de werrelt nu meer bedrijven
sij is in christo verwonnen / en sal verwonnen blijven
dus sijn sij inden heer gestorven met Lusten
daer sij van allen Arbeijt nu rusten
1170[regelnummer]
en beschoncken sijn met der glorien croon
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 483]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 484]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 485]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
De werrelt
Ghij sijt dallendichste onder den troon
1175[regelnummer]
den vervloecksten vermaledijtsten persoon
hoe moecht ghij noch christo door tgelooff aencleven
ghij sijet u vrienden sijn u al affgedreven
tis u al partije in mijn quartieren
vogelen / visschen / menschen en dieren
1180[regelnummer]
men acht ons als doot van cleijnder waerden
Den Mensch.
Tis waer / niet dan een doot / is mijn Leven hier op aerden
Jae wel recht so den Propheet Davit seijt
niet dan een schaepken datter wordt geleijt
1185[regelnummer]
ten slachbanck om dooden / deur u valsche manieren
maer Ick vertoeve na dat eeuwich vercieren
daer Christus glorieert die mijn toebehoort
die Ick nu maer en aenschouwe door een doncker woort
maer als ghij mijn gedoot hebt met bitter pijne
1190[regelnummer]
dan sal Ick christum aenschouwen van aenschijn tot aenschijne
en bij hem glorieren die eeuwich almachtich // is
De werrelt
Ga naar margenoot+Ick sal haest proeven offt u woort waerachtich // is
hij begeert den doot met groot verlangen
1195[regelnummer]
en so ghij begeert so sult ghij ontfangen
waer is uwen godt nu / die u niet Laet vercleenen
Den Mensch.
Ick mocht wel een vloet van tranen weenen
ghij segt / waer is uwen godt / ist niet een swaerheijt
1200[regelnummer]
hij vervult / hemel en Aerde met sijn claerheijt
sijn heijlich woort staet bij mijn ten strijde
met sgeests inspiratie ter rechter sijde
die mijn op den hoecksteen hebben gefondeert
dats op Jesum Christum die euwich regneert
1205[regelnummer]
waer op Ick staende blijff om mijns siels verfraijen
Dheijlich woort goods
Saijt ghij in tranen / ghij sult in vreuchden maeijen
en Laet u door den doot van christo niet trecken
want godt sal weder vander Aerde verwecken
1210[regelnummer]
u Lichaem dat de doot hier wort verminckende
sal hij als sijn Lichaems Litmaeten maecken blinckende
hij sal u met prijs en glorie verhogen
en allen tranen wasschen uwen Oogen
daer en sal wesen geween noch hongers noot
1215[regelnummer]
noch dorst noch benautheijt // maer blijschap groot
dus Laet u bloet storten / al schijntet hier swaer
voor godt is tbloet sijnder heijligen dierbaer
Jae voor godt den heer ist so dier geacht
dat hij sal met al sijn gehele macht
1220[regelnummer]
comen buijten sijn hemelsche wonenghen
om te besoecken vorsten en Coningen
die tbloet sijns volckx storten op vele plecken
die aerde en sal dat niet connen bedecken
maer tsal uijtspringen / als een Oopen fonteijn
Jinspiratie
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Hemel en Aerde sal godt den heere reijn
nieuwmaecken voor sijn uijt vercoren beminders
1230[regelnummer]
fijguere Aenschout hier van des werrelts verwinners
Hier salmen thonen boven Inden troon den vader sittende in een stoel / ende een tafelken voor hem staende daer op Leggende een boeck en het Lam het welcke Christus representeert / vier Ouders ontrent den stoel / ende veel kinderkens te weten de verwinners staende ontrent den stoel met palmen inde hant / ende godt sal drogen de tranen van haer Oogen / ende hij salse Cleden met witten zijde / ende de Ouders sullen wieroock geven / ende een engel inden troon sal dese woorden spreecken
Een Engel.
Wie is waerdich dit boeck Oopen te doen
met sijn seven segelen eendrachtich
Ick en sie inden troon / noch hemel niet een so coen
1245[regelnummer]
noch opter Aerden so waerdich waerachtich
die den boeck is te ontsluijten machtich
Johannus Leggende aenden throon oft hij droomde
So mach Ick wel weenen en wesen clachtich
want voor niet wordt al mijns Arbeijts verbeijen
Een Ouder
Hoort Johannus en wilt niet meer schreijen
want den Leuw / die daer is vanden geslachte
Juda die uijt davidts wortel gesprooten // is
die heeft verwonnen door sijn doot onsachte
1255[regelnummer]
dat den boeck nu siet wijt ontsloten // is
door sijn bloet dwelck voor allen menschen vergooten // is
Dander Ouder
Ghij sijt waerdich den boeck sonder vermijding
metten segelen open te doen Jidoon
1260[regelnummer]
want ghij sijt gedoot voor ons noijt blijder tijding
met u bloet hebt ghij ons gewasschen schoon
Deerste verwinmer een kint
Het Lam dat gedoot is tonser vicktoijrie
Is waerdich prijs Cracht en glorije
Dander verwinner Oock een kint
Salicheijt sij onsen godt die daer sidt opten throon
en tlammeken onsen heijlant sijn eenigen Soon.
Een parsonage inden throon noch genaempt de waerachtige stemme goods alduijs wijsende op de kinderen gecleet als een engel
Een waerachtige stemme goods
Dese hebben geleden veel turbulatien
en met Lijdtsaemheijt haer Cleerkens gewasschen puer
Ga naar margenoot+int bloet des Lams / dies staen sij uuijt gratijen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Nu binnen den throon gods / euwich van geduer
dus al vervolcht u de werlt met wreetheijt stuer
menich gelovich Lidt weest wijs gesint
1280[regelnummer]
so dese geweest hebben van uuijr tot uuijr
so doende werdt uwen naem int boeck des Levens bekint
voort so singt hij dit Liedeken
Also een graen // deur godt seer saen
veel graentgens / brengt tot deser tijt
1285[regelnummer]
so salt Oock gaen // met die nu staen
in droeffheijt swaer door swerrelts strijt
ontallijcke vreuchden met Jolijt
sullen sij ontfangen allegaer
die na tvermaen // droeffheijt affslaen
1290[regelnummer]
vrij onbelaen // haer Cleerkens dwaen
int bloet des Lams suijver en claer
Niet meer en claecht // die hier nu waecht
u Leven soet al voorden heer
want ghij gedaecht // sijt en gevraecht
1295[regelnummer]
te comen met u Leetgens teer
daer u den vader na schrifts Leer
aenspreecken sal smaeckt wel den keest
gelijck een maecht // twidt suijver draecht
ghij noijt en saecht // dat haer mishaest
1300[regelnummer]
die den heer vresen inden geest
Al ist dat doet // dit beest verwoet
u lijden swaer met groot torment
weest wel gemoet // want christus bloet
dat hij uijtstorten diligent
1305[regelnummer]
bidt den vader Onnipotent
voor u o' mensch / dus niet en faelt
vanden steen goet // die elcken voet
met spijsen soet // dats Christus bloet
diet al verwon en heeft betaelt
Prince
Edel princier // ghij die nu fier
op Christum sterck sijt gefondeert
als een arm dier // so wijckt niet schier
maer u tot Lijden nu verneert
1315[regelnummer]
hoe u de werlt persequeert
belijt Christum al totter doot
in dit vergier // vreest swaert noch vier
hoe groot getier de werlt hier
maeckt tegens goods vercoornen bloot
Dese Rolle aende gordijnen hangende
Noijt Ooge heeft gesien / noch Oore gehoort / nochten quam
noijt in smenschen herte / dat godt bereijt heeft / den geenen
die hem Lieff hebben .1. Corinth. .2. cap.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
DInspiratie
Daer saecht ghij hoe de verwinners plaijsantelijck
1330[regelnummer]
voor gods stoel stonden binnen schemels consistorije
met palmen inde hant seer triumphantelijck
dlammeken Christo gevende prijs en glorije
Dheijlich woort goods
Christus verwan de werelt hout dit in u memorije
1335[regelnummer]
deur den bitteren doot sijns cruijcen veijlich
en u verwinninge sal niet wesen heijlich
voor dat ghij verlost sijt van dit Leven rigoreus
gestorven sijnde / sult ghij met palmen victorieus
als een die met Christo doots Last hebt beseven
1340[regelnummer]
voor des vaders stoel staen int eeuwich Leven
daer nimmermeer Licht en sal gebreecken
cleerkens van witten sijde sal u aensteecken
den vader met gloriosen prijse // fijn
Dinspiratie
1345[regelnummer]
Tverborgen hemels broot sal u spijse // sijn
daermen eeuwich Loff // Loff sonder geclach // singt
Dheijlich woort goods
Daer duijssent jaer maer eenen dach dingt
deur tlicht van goods aenschijn / als een vailjant // graen
DInspiratie
Daer sult ghij Aen Christus rechter hant // staen
naer tsvleijschs verrijsen binnen shemels / duwiere
Den Mensch.
Ghelijck een dorstich hert begeert de riviere
1355[regelnummer]
so begeer Ick heer u aenschijns verblijdinghe
ghij sijt mijn Leven verrijssenis / en gebenedijdinghe
dies roep Ick met / paulo. inden tijt des noots
wie sal mij verlossen van tlichaem des doots
O heer teijnden mijns Levens / staet mijn in staden
De werrelt met een bloot swaert
Nu coom Ick u metter doot beschaden
om dat ghij uwen zin niet en wilt in mijn setten
en u met mijn behagende wercken besmetten
te weten hoveerdicheijt giericheijt als den fieren
1365[regelnummer]
naer doude costuijmen veel vrouwen hantieren
woeckeren / sweeren / weduwen en weesen verdrucken
sulcks doende siet tsal u noch wel gelucken
cleeft en Leeft na sulcks ghij behout het Leven fier
Den Mensch
1370[regelnummer]
O neen werlt / Ick sal Christum niet begeven // hier
al ist dat tswaert in u handt verheven // blinckt
om mijn te dooden dwelck mijn uijt drucks sneven // brinckt
niet door mijn maer maer door Christij verdiensten Loijalich
door sijn bloet ben Ick alleen geworden saelich
1375[regelnummer]
noch boven dien is mijn betrouwen // al
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dat Ick Christum met dit vleijsch aenschouwen // sal
dies en acht Ick tlijden van desen tijt // niet
1380[regelnummer]
waert genoch het toecomende plijt // siet
oft de glorie die mijn sal wesen geopenbaert
sou Ick voor tslichaems doot wesen vervaert
oft de werlt aenhangen en op Christum niet hoopen
daer Ick mijnen geest sie den hemel Oopen
1385[regelnummer]
en Christus sittende aen sijns vaders rechterhant // och
voor mijn biddende uijt Lieffden abondant // noch
O heer waer heb Ick dit Oijt verworven
dat ghij noch bidt / die voor mijn sijt gestorven
met paulo roep Ick hebbende cracht van u beijden
1390[regelnummer]
wie sal toch mijn van goods Lieffde scheijden
tribulatie / benautheijt oft honger groot
naecktheijt / vervolginge swaert noch doot
angel oft heerschappije / noch eenige crachten
noch tegenwoordige / noch toecomende machten
1395[regelnummer]
noch sterckheijt / noch hoocheijt noch dieptte puer
noch ghij O werlt O valsche creatuer
met u rijckdommen schoonschijnende // maer rodt
en sult mijn doen scheijden / vande Lieffde van godt
om met Christo te verwinnen tswerrelts tempeest
1400[regelnummer]
dus vader In uwen handen beveel Ick u mijnen geest
De werrelt hem metten swaerden doodende
Nu heb Ick gedoot voor minst en meest
menich gelovich Lidt valsch van gronde
van mijn gerechticheijt maeckten sij sonde
1405[regelnummer]
dus heeft hij de doot moetten genieten
en men siet haer bloet als waeter vergieten
Dheijlich woort goods
Hij heeft den strijt gestreden.....
DInspiratie
1410[regelnummer]
En verwonnen voorspoedich.....
Theijlich woort goods
Nu Leeft hij in vreden......
DInspiratie.
In Glorien Overvloedich......
Theijlich woort goods
Also verwintmen met Christo Ootmoedich
De valsche werrelt vol turbatie
die mijn twoort goods haet / en tsgeests Inspiratie
die menich gelovich Lidt tallen Saijsoenne
1425[regelnummer]
stercken in Deuchden coenne..
DInspiratie
Sulcks te doenne.....
sijn allen menschen schuldich tallen termijne
haer vleesch te bevechten / Ja sonder vermijden
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Liever om sterven te wesen gehuldich
dan de sonden te gebruijcken menich vuldich
die de werrelt welck den strijt heeft verloren
1430[regelnummer]
Leijt te voren..........
Dheijlich woort goods
Door goods Lieffde vercoren.....
al waert datmen u gebodt op tlijffs crincken
te hoereren / gierich te sijn oft droncken te drincken
1435[regelnummer]
so behoorde elck Liever den doot te gehingen
dan sulckx te volbringen
DInspiratie
En sonderlingen.......
als ghij Lijden wilt O mensch princepalich
1440[regelnummer]
Lijt omde rechtvaerdicheijt so wert ghij salich
en niet om vreemde opinien den keest wel smaeckt
de doot den martelaer toch niet en maeckt
noch de sonde slaeckt
Theijlich woort goods
1445[regelnummer]
Dus bidt en waeckt..........
op dat ghij te recht hier moocht beginnen
de werlt en u vleeijsch met u wulpsche sinnen
Intijts te verwinnen // sonder beswijcken
so sal godt den vader thonen dat sijn / Trouw Moet Blijcken
1450[regelnummer]
fynis / Lang in dicht 1147 reugulen
Par Trouw Moet Blijcken
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||
|