Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 3: Boek C
(1993)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Item hier begint Een spel van Sinnen vanden Ouden Tobijas de Parsonagie sijn dese.
Begint En:
Tobijas Spreeckt Eerst een Refereijn
O heer der heeren gebenendijt
Ick weet dat ghij barmhertich sijt
ghij hebt ons bevrijt // van Pharo fel
25[regelnummer]
nu sijn wij ghevangen in dese tijt
van Salmanasser den Coninck ist niet een spijt
wij sijnt al quijt / door ons sonden snel
wij saeten In Jerusalem door goods bevel
om dat wij wel // nae gods wedt soude Leven
30[regelnummer]
goods woort achten wij voor boerdelijck spel
elck Lieffden nae sijn eijghen appetijt tegen godt rebel
daerom is Jisrael nu verdreven
o' heer als ghij wilt sult ghijt ons weer geven
2.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+O heer geeft mijn vromicheijt om te draven
dat Ick mach gaen tot die arme slaven
40[regelnummer]
die daer spitten en graeven // met Oogen nadt
Laet mij hongerighe spijsen en dorstige Laven
om de naeckte te cleen het sijn u gaven
o' godt wijst mij die rechte haeven // na die stat
daer u gevangen Leggen om te eeten wadt
45[regelnummer]
sij sijn so madt / vanden Arbeijt bekeven
Ick heb noch verborgen een heijmelijcke schadt
Ick wilde wel dattet die ghevangen hadt
off Ick bij heur sadt // om haer te troosten daer beneven
O heer als ghij wilt sult ghij ons weer geven
3.
Wadt heb Ick menigen mijl getreden
hier staet die schoonne stadt van meden
Inder waerheden // Ick hoore de gevangen binnen
waer zijdij broeder die veel hebt geleden
55[regelnummer]
hier is Laecken om den naeckten te cleden
stelt u hert in vreden ghij sult troost vinnen
Ick salt u te voren bidden ghij moochtet niet winnen
ghij bedroeffde sinnen // en wilt niet beven
al sijt ghij hier bij die fenijnighe spinnen
60[regelnummer]
Laet ons niet afflaeten meer altijt beginnen
godt te beminnen sijn woort te verheven
O heer als ghij wilt sult ghij ons weer geven
Prince. .4.
O Princelijcke prins o Opperste regent
65[regelnummer]
tis mijn sonden schult voorwaer Ick kent
dat ghij dus bent // In vreemde Landen verschoven
och dat wij so waeren in affgoderije verblent
de heer heeft ons soo menich propheet gesent
wij souden in dit ellent // vallen bedoven
70[regelnummer]
nu sijn wij bedorven / Ja Castelen en schoone hoven
gestoven // voorwint sonder sneven
ons wijff ons kinder gingen sij roven
keert u Oogen na godt daer boven
wilt hem Loven al wort ons goet beschreven
75[regelnummer]
O heer als ghij wilt sult ghijt ons weer geven
Gabelus
Tobijas broeder hier Leijter seven
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||
80[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die alle daege den ploech trecken
wij worden gestoten bij d'oren gewreven
die kinderen gaen met ons gecken
Tobijas
Weest te vreden broeder Ick wil goods woort ontdecken
85[regelnummer]
daer staet geschreven weet ghij dat niet
Ick sal een propheet uuiijt haer broeders verwecken
die haer sal verlossen uuijt allen verdriet
die propheet Amos heeft gesproocken siet
als thuijs van Juda sal houwen haer vrolijcke daegen
90[regelnummer]
en niet en doet dat hem godt gebiet
haer vreuchden sal hij keeren tot claegen
Gabelus
So ist met ons gevaeren hoort mijn gewaegen
wij hebben met blijschappen te Jerusalem geseten
95[regelnummer]
die wercken die wij deen // consten godt niet behaegen
daerom heeft hij ons wederom verbeten
Tobijas broeder Ick laetet u weten
al mijn goet is mijn ontnomen
wij hebben te drincken noch teten
100[regelnummer]
hoe sal Ick met mijn volck door die werrelt comen
Tobijas
Gabelus weest te vreen wilt niet schromen
Ick heb hier thien talenten silvers goet
dat Leen Ick u / coopt taruwe rogge en blomen
105[regelnummer]
verteert dat met u kinderen soet
een hantschrift ghij schrijven moet
daermen bij Leven en sterven niet en mach faelen
die u dit hantschrist tonen doet
die sult ghij met dat silver betaelen
Gabelus
Hier schrijff Ick den brieff sonder draelen
Jae mijn hantmerck daer onder aen
als ghij den brieff sent die macht tgelt haelen
Ick salt u weer geven op dat Ick can
Tobijas
Gabelus broeder scheijden wij dan
Ick moet meer gevangen visijteren
Gabelus
Gelooft sij die heer die mij tot u san
Tobijas
Gabelus broeder scheijden wij dan
Gabelus
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||
125[regelnummer]
Ga naar margenoot+Godt sterck u In deuchden eedel man
en wil u geslachten vermeeren.
Tobijas
Gabelum broeder scheijden wij dan
Ick moet meer gevangen vijsiteren
130[regelnummer]
adieu broeder gaet inden naem des heeren
Ick wil mijn keeren in allen hoecken
tot die verdoolde schaepen die hulp begeeren
om hen te brengen hemden en doecken.
De bode. uuijtcomende seijt
135[regelnummer]
Lieve tobijas den Coninck doet u soecken
hij heeft bevolen u doot te slaen
Ick heb hem so hooren vloecken
hij sal u doen dooden van stonden aen
daer is volck en die hebben u sien staen
140[regelnummer]
bij die gevangen verstaet dit woort
tis u verboden daer niet bij te gaen
dus sult ghij altsaemen worden vermoort
haelt u wijff en kint en gaet buijten boort
Ick hsal hem die bootschap maecken bekant
145[regelnummer]
dat Ick u niet gesien en heb noch gehoort
versiet u van hier neempt u soon bijder hant
Tobijas
O heer Laet mij niet comen tot schant
waer sijdij / Anan wilt u bereijden
150[regelnummer]
mijn Lieve Soon wij moeten in een ander Lant
wij moeten voort sonder verbeijden
.Anna. uuijt ende spreeckt
Ghij woudet niet gelooven dat Ick u seijden
dit Evangelis volck en wildij niet laeten
155[regelnummer]
Ick hebt u geclaecht met Oogen ende schreijden
het moeter al blijven daer wij in saten
Tobijas sijn Soon uuijt ende spreeckt
Lieve moeder wilt malcanderen niet haten
geeft malcander moet met blijden aenschijn
160[regelnummer]
laet ons elckx een sack aen vaten
so godt belieft moetet geleden sijn
Tobijas
Draecht dien corff Lieve soone mijn
Ick dit pacxken wij moeten henen
165[regelnummer]
o' heer is dit den wille dijn
wilt mijn verduldicheijt verlenen
Anna
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||
170[regelnummer]
Ga naar margenoot+Moet Ick in mijn Oude daegen op de benen
O hert hoe sijdij nu verslegen
mijn is druck en Lijden toecomende Ick mach wel wenen
waer sal Ick gaen die reijse staet mij tegen
De Soon.
Moeder rust op mijn hals Ick sal u dregen.
Leght u handen op mijn schouderen vrij
dus soetelijck willen wij gaen over die wegen
Laet ons de swaericheijt setten aen deen zij
dat godt een toeschickt daer mach niemant verbij
180[regelnummer]
Laet ons vreucht van droeffheijt maecken
Laet Loopen tverdriet / Liever moeder mij
godt sal ons helpen in allen saecken
Tobijas
Lieve soone Ick en mach niet Langer waecken
185[regelnummer]
die vaeck beloopt mij Ick ben so moe
het hert is so bange wat sal mij genaecken
Ick moet wadt rusten / (dat seg ick) en deckt mij toe
Lieve wijff neempttet toch int goe
tis gods wil dat wij dus dolen
190[regelnummer]
daer en schiet niet al dat Ick doe
tis altsaemen bij den heer verholen
die ander wil dan godt heeft bevolen
Ick wil rusten Inden heer dat dunckt mij tbest
gaet sitten soon ghij sijt niet gestolen
195[regelnummer]
Ga naar margenoot+hij doet wel die hem in godt bevest
Benijdende .vree. een neeffgen.
Ou tijttelijcke vreucht.....
Tijtelijcke vreucht / een neeffgen
O benijdende vree......
Benijdende vree.... Tijtelijcke vreucht.
Salmer nu slaepen..... Ick ben al wacker
Benijdende vree. .Tijtelijcke vreucht.
compt hier met geneucht.... Ick ben Al ree
Benijdende vree Tijtelijcke vreucht
205[regelnummer]
Ou tijtelijcke vreucht... Ou benijdende vree
.Benijdende vree. Tijtelijcke vreucht
Ick wou dat Tobias lach in zee /... Dat wilde Ick mee met sijn knapen
.Benijdende vree. Tijtelijcke vreucht
Hij moet Loopen over den Acker ///.. Hij is verheven uuuijt sijn stee
.Benijdende vree. .Tijtelijcke vreucht.
Ou tijtelijcke vreucht..... Ou benijdende vree
Benijdende vree Tijtelijcke vreucht
Salmer nu slaepen...... Ick ben al wacker
Benijdende vree Tijtelijcke vreucht
215[regelnummer]
Compt hier met geneucht /// Ick ben al ree
Mijn hert is wee // Ick moet mijn schanden // claegen
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Benijdende vree
220[regelnummer]
Van dolheijt moet Ick mijn tanden // cnaegen
geven mijn handen slaegen van dit geblas
Tijtelijcke vreucht
Wadt is de saeck........
Benijdende vree
225[regelnummer]
Maer van Tobijas.....
op dit pas // doet hij mij gequel
hij wil ons verdrucken dat weet Ick wel
in mijn vel // en mach geen vree dueren
Tijtelijcke vreucht
230[regelnummer]
Neeffgen.............
Benijdende vree
Ja wadt seggdij cousijn.............
Tijtelijcke vreucht
Men vindt geen vree inde Creatueren
235[regelnummer]
besiet alle fijgueren // ontwaeckt // ras
waer vindij dat vree inden menschen volmaeckt // was
hij wert gelaeckt // as / nijdicheijt dit werck // wrocht
Ick ben die nijdicheijt In swerrels perck // brocht
Inde heijlige kerck // socht // sijmonije pecken
240[regelnummer]
dan gae Ickse met mijn Crauwel tot affgoderij trecken
Laet wijse begecken // tobijas / noch oulijck wert
Benijtende vree
Quantgen..........
Tijtelijcke vreucht
245[regelnummer]
Wel Cousijntgen.............
Benijdende vree
Hoe Onrustich Leijt een nijdich hert
u partijdich stert // en is te vreen // niet
Tijtelijcke vreucht
250[regelnummer]
Ick knaege mijn selven totten been // siet
waer sal Ick heen // ijet / Ick moet verschoijen
tobijas wil daffgoderij uuijt roijen
en stroijen // dat godlijcke saet uuuijt
Benijdende vree
255[regelnummer]
Ick sal weer saeijen godloos werck dat quaet cruijt
dan gaet // uuijt / goods wercken // soet
Ick begeer dat ghij mijn reen verstercken // doet
nau mercken // moet / dat dese Loeten // wroeten
Tijtelijcke vreucht
260[regelnummer]
Sij leggen gelijck de Jongens koeten // wroeten
Ick salse me moeten // groeten / dus gaen wij wadt naer
Benijdende vree
Wij sullen haer verstooren dats is waer
Laetse daer // wadt Leggen crabbelen
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wij sullen so veel in een uure om scrabbelen
Ga naar margenoot+als sij met haer brabbelen // In seven Jaer reen mogen
Tijtelijcke vreucht
270[regelnummer]
Wadt sij spreecken wij sullen daer spreecken togen
al ist niet waer het blijft logen // tis verloren moenis
ghij sult oock een man wesen alst van doen is
dat u hert fraij en boen is int roeren swaer
Benijdende vree
275[regelnummer]
Ick sou wel een stadt verstoeren // daer
brengen in toeren // waer vaerken en moerken
dan maeck Ick twist onder suster en broerken
Ick stroij mij poerken // In allen Oorden
nijdicheijt schieter met wreder woorden
280[regelnummer]
Ick doe moorden // Lijff en zielen // veel
Tijtelijcke vreucht
Ick dee goods Insetten / bij moijsis vernielen // deel
datse vielen heel / in tijtelijcke weelden
datse godt hebben verlaeten sij knielden voor beelden
285[regelnummer]
hoe godt met haer speelden // sij lieten hem kijven // siet
also datse godt Int eijlant drijven // Liet
men macht beschrijven // niet // dat Ick wracht // ras
Benijdende vree
Door tijtelijcke vreucht Dijna' vercracht // was
290[regelnummer]
datter tweedracht // was / onder Jacobs kinderen // fijn
Tijtelijcke vreucht
En dee Ick niet Pharo sijn macht / int behinderen // pijn
dat begonst te minderen // sijn golijas moet groot
hij worde geslegen onder die voet doot
295[regelnummer]
hij Lieter sijn bloet root dat hij nijt op moijsis // droech
Benijdende vree
Ghij deet dat Agar zara wroech
genoech // hebt ghij daer gebrouwen // heet
Tijtelijcke vreucht
300[regelnummer]
Waert ghij die man die nijdicheijt onderhouwen deet
dat Jacop met betrouwen reet // tot Laban
waer door dat Esau groote schae nam.
Jacop tot genae quam // int vreemde Lant Immer
Benijdende vree
305[regelnummer]
Daer en is geen man van verstant // slimner
geeft mij de hant // grimmer // cust die vuijl poot
ghij deet dat men Joseph inden cuijl schoot
Absolon op sijn muijl // vloot / draegende nijt op de vader // sijn.
Tijtelijcke vreucht
310[regelnummer]
Stabij quant wadt wij moster wadt naerder // sijn
Ick van Achteren ende van voor ghij //
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Benijdende vree
315[regelnummer]
Wadt sal Ick doen..........
Tijtelijcke vreucht
Slaet die hant aen en wilt hem versmoren vrij
hier staen twee dooren // bij / Ick wil uuijt mijn sin sneven
Benijdende vree
320[regelnummer]
Hoe wilt ghijt hebben......
Tijtelijcke vreucht
Ghij sult hem mistroosticheijt Ingeven
hij sal int begin // leven / vant deucht / caluws geck
hier leght op sijn Oogen een swaluws dreck
325[regelnummer]
wilt hem nu menichvuldich torden
Benijdende vree
Hij sal Claerlijck onverduldich worden
die man is ons wilt als d'ooren baeren
wij moeten ons toemaecken oft wij doctoren waeren
330[regelnummer]
twee geschoren // kaeren / treet doch nu aen Jeucht
Tijtelijcke vreucht
Hoe heet dese kaerle.........
Benijdende vree
Schijn van deucht............
335[regelnummer]
mijn dunckt dat ghij nu bent / een man van machte groot
hoe heet u tarbbaert.........
Tijtelijcke vreucht
Vreese vandie doot..........
die Is van noot // in allen staeten // kaer
340[regelnummer]
door vreese vandie doot // sijn verlaeten // daer
sij aenvaeten // haer / tijtelijcke vreuchden // siet
Benijdende vree
Tis niet te seggen wat onder schijn van deuchden // schiet
dus singt met verjeuchden tliet // maeckt menschen // blij
Tijtelijcke vreucht
Om tijtelijcke vreucht sij wenschen // vrij
heeren en princen // sij elck triumpheert // hart
waer door dat gods eer niet begeert // wart
meer deen dander te cort doet
350[regelnummer]
door schijn vandeuchden woort gestort het bloet
de waerheijt heeft geen voortganck
diese seijt wort vermoort // stranck
Ick maeckse met een woort banck // datse sperten
Benijdende vree
355[regelnummer]
Ghaen wij bij dese bedroeffde herten
hij compt In smerten dat hijt niet dogen mach
tis mij Leet dat Ick vredige herten met Oogen // sach
Ick wilder om pogen // nach / en dat coen
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wij hebben moijsis wel dorren hinder doen
Ick sal mij tot die kinder // spoen / sonder vertsaegen // pragen
Tijtelijcke vreucht.
Wij sullen hem met vreese vander doot cnagen // plaegen
365[regelnummer]
hij sal slaegen draegen // van sijn wijff quaet // fel
dat sal doen door onsen raet snel
hij versmaet // wel // sijn godt om te eeren
wij sullen hem met mistroost tempteren
dus willen wij keeren tot tijttelijcke Laboer // quaet
Benijdende vree
Gaet voor dat u godt bedroeven moet
Tijtelijcke vreucht
Tis mijn begeer Ick wil dat ghij voort gaet
Benijdende vree
375[regelnummer]
Dus willen wij keeren tot tijttelijcke Laboer // quaet
Tijtelijcke vreucht
Mijn dunckt dat Anna' sijn wijff voor die door staet
Ick geeff u de koer // maet schuijmsel van allen boeven // vroet
Benijdende vree
380[regelnummer]
Dus willen wij gaen tot tijtelijcke Laboer // quaet
Tijtelijcke vreucht
Ghaet ghij voor dat u godt bedroeven moet
Ick wil dat ghij sonder toeven // doet trappoort
Benijdende vree
385[regelnummer]
Lieve Anna' wij hebben quae tijdinghe gehoort
dat ghij moet voort In vreemde Landen.
Ick bijte van quaetheijt op mijn tanden
tis groote schanden // van u man // beijt
Tijtelijcke vreucht
390[regelnummer]
Ick weet niet wadt hem hier an // Leijt
watmen hem nu off dan // seijt / hij wilt niet vaeten
can hij dit evangelis volck niet Laeten
noch sijn praten van dese Affgoden
wij hebbent hem op sijn halsch verboden
395[regelnummer]
hij wil uuijtroden alle onse wedt // so
wel hoe vaeren sij....
Benijdende vree
Maer sij druijpen door haer bedt // stroo
sulck volck is bedt // no / godt wil mijn behoeijen
400[regelnummer]
Ga naar margenoot+hij moet hem met dit volck niet moeijen
sijn Leden gloeijen // van Loopen hij draecht pijn.
Tijtelijcke vreucht
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||
405[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hij meent dat dit godt behaecht fijn
hij salder om geplaecht // sijn / Ick salt u togen
Tobijas.
Langt mij een doeck om aff te droogen
mijn Oogen // mijn Lieve wijff bemint
410[regelnummer]
mijn Ogen sijn uuijt Ick ben al blint
nu begint mijn droeffheijt
Tijtelijcke vreucht
Dit hebben wij u te vooren geseijt
ghij waert bereijt // almoessen draegende
Benijdende vree
Ende daerom is godt ute plaegende
tis hem niet behaegende gevonden
Anna'.
Ghij woort geplaecht om u sonden
420[regelnummer]
tot allen stonden // den Armen gevende
waer suldij met u kint wesen Levende
mijn hert is bevende // op dese tijt
wij hadden te verteren // nu sijn wijt al quijt
mijn handen Ick smijt // met veel geschals
425[regelnummer]
is dit godt te dijenen // tis den duijvel op u hals
u Leeringe is vals // ghij stierloocken
Tijtelijcke vreucht
Hadt ghij voorde beelden willen wierroocken
Jae met vier roocken // daegelijckx inde kerck
430[regelnummer]
haddij onse Insettinghe gehouden sterck
int werck / als schijn van deuchden
so hadt ghij mogen Leven met geneuchden
in tijttelijcke vreuchden // nae ghij begeerde
Anna'.
435[regelnummer]
Hij wilde wijser sijn dan onse geleerde
hij eerde // die gevangen en heeftse gevoet toe
daer ghaff hij alle daeghen sijn goet toe
Ick en bent niet vroet // hoe hij selffs Leven // sal
Laet sien wien hem nu wadt geven // sal
440[regelnummer]
wadt hebdij bedreven // al / o' dwaes // ghij
hier is broot waerder kaes // bij
Ga naar margenoot+Ick raes vrij // gaen wij tsaemen die verloren sinnen
Tijtelijcke vreucht
Sij sullen malcander verschoren binnen
445[regelnummer]
hij blijft nu mistroostich als was
is dit de heijlige deuchdlijcke tobijas
gaen wij ras tot sijn suster nara.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||
450[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die heeft een dochter die schoone sara
Ga naar margenoot+Ick doe haer scha / a door mij stoocken
Benijdende vree
Wij hebben haer seven mans den hals gebroocken
Ick sal tspel coocken // doet mijn gerijff
455[regelnummer]
ginder comptse met haer Jonckwijff
op mijn Lijff // dit wordt een bootse // blij
Tijtelijcke vreucht
Benijdende vree gaetter toe nootse vrij
so mogen wij haer soetelijck vertellen /// wadt
460[regelnummer]
dus Laet ons sonder Langer te staen // gaen
Benijdende vree
Elck Aen een sije // gaen wij ons stellen radt
Tijtelijcke vreucht
So mogen wij haer soetelijck vertellen // wadt
Benijdende vree
Al souden sij // en hij / bernnen inder hellen // badt
so sal Ick haer In mistroost so Ick waen // slaen
Tijtelijcke vreucht
So moghen wij haer soetelijck vertellen // wadt
470[regelnummer]
Laet ons sonder Langer staen // gaen
wij sullen haer met nijdighe waen // vaen. /
Sara uuijt met haer Jonwijf Martha
Ick moet het u claegen wel Lieve maerte
ghij singt // ghij sprinckt // ghij sijt so daertten
475[regelnummer]
tgaet mij ter haertten // hoe Leijt dit huijs
ghij sijt niet kuijs / haelt het stroo uuijt die hoecken
Tijtelijcke vreucht
Cont ghij niet spreecken.........
Martha
480[regelnummer]
Dien Ick u niet ghij moecht een ander soecken
gheeft mij mijn hemden en doecken ghij // ram.
Sara
Wel Sijdij daerom dus haestich gram
het quam // uuijt geen quae gront
Benijdende vree
Wij willent niet hooren van u goet ront
hout u mont off ghij sult u deel crijghen
Tijtelijcke vreucht
Wilt ghij spreecken u mont is vol vijgen
490[regelnummer]
ghij moocht wel swijgen / arm Ooetgen.
Martha
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wadt segt ghij van dit malloetgen
495[regelnummer]
dit Ick een quaet groetgen // soud ick schatten
Benijdende vree
Hoe staet ghij so / gaetse vrij bij den tuijten vatten
doet haer d'ogen natten // met weenen.
Tijtelijcke vreucht
500[regelnummer]
Jae smacktse vrij met steenen
wat machse meenen // die spijttige tadt // fij
Martha
Ghij hebt wel seven mans gehadt // vrij
op dese stadt ghij // quamen tot gebreecken
505[regelnummer]
ghij deetse al tsaemen den hals aff steecken
door u treecken quaet boven alle tijrannen
tfij ghij moorster der mannen
men sou u bannen sonder schromen
daer en sal sone noch dochters van u comen
510[regelnummer]
ghij moet u verdomen // om eeuwich te sterven
Benijdende vree
Denckt niet dat ghij gratije sult verwerven
ghij sult bederven / en In sonden smoren
sara
515[regelnummer]
O heer ben Ick Ick hier toe gebooren
dat Ick dit verwijt moet hooren
stopt mijn Ooren dat Ick niet verstaen // mach
O heer al compt mij dese temptatie te vooren
Ick weet dat ghij tot Lijden hebt vercoren
520[regelnummer]
ghij Laetse niet verlooren off vergaen // nach
daerom dat Ick mijn Oogen naeden hemel slaen // mach
Inden quaen // dach // brenght mijn heer van dese temptatij
u goddlijcke troost de bedroeffde herten te versaen plach
thart is mij bang / gelijck als Abraham sijn soon doot belaen sach
525[regelnummer]
en Joseph gevaen // Lach // buijten sijn schult Eijlacij
O heer die volstandich blijft die crijcht u gratij
Tobijas aen deen sijde vant teneel sittende seijt
O heer Laet mij niet in temptatie verlegen
sterckt toch mijnen geest / om te wandelen u wegen
530[regelnummer]
Ga naar margenoot+tis mijn al tegen / Ja wijff vrienden en magen
wadt sal Ick beginnen tvleijsch is verslegen
O heer Ick mach dit Lijden niet Langer dregen
den geest is tot u dienste genegen / Ja nu geheel verslagen
o' doot compt hier wilt mijn tharte doorcnagen
535[regelnummer]
cort mijn daegen // vandese groote turbatie
Ick begeer niet Langer te leven / Ick mach wel clagen
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Noijt mijn Oogen droever man en saegen
540[regelnummer]
ist u behagen haelt mij uuijt dese murmeratie
O heer die volstandich blijft die chrijcht u gratije
sara
O heer Ick bidt u met handen gewrongen
ghij weet dat Ick geen man en wil trouwen
545[regelnummer]
om daermede te houwen // mijn wellusticheijt
dan Alleen tsaet van Abraham te bouwen
op datter vruchten nae u beelt comen souwen
mannen en vrouwen // daer u eer door sou sijn verbreijt
waer door dat ghijse hebt gedoot tis buijten mijn bescheijt
550[regelnummer]
u raet Leijt inde godlijcke comptemplatie
Ick weet dat ghij u volck Lijden hebt bereijt
wij hebben u wegen niet gewandelt so ghij seijt
mijn hart dat schreijt voor der sonden blamatije
O heer die volstandich blijft die chrijcht u gratije
Tobijas
O Princen den princen O opperste regent
die Oordelen des heeren sijn niemant bekent
u raet ecxcelent // wie canse doch weeten
waerom hebt ghij / Job / so veel Lijdens aengesent
560[regelnummer]
waerom hebt Jacop / ende Eesauw geschent
waerom so ben Ick blent // hier geseten
ghij weetet heer / en gheen propheten
Al sijn wij heijlich geheten // schuwt Arguatie
wie sou u gronderen // want u godlijcke secreten
565[regelnummer]
ghij moet u werck / wercken naer u vermeten
al worden wij verbeten // van swerrelts natije
Ga naar margenoot+O heer die volstandich is die crijcht u gratije
De Soon van Tobias uuijt comende
O mijn Lieve vader hoe sijdij dus clachtich
570[regelnummer]
het ghaet mij ter harten waerachtich
u Lijden crachtich valt mij te groot
Tobijas
Compt hier mijn Soon / Ick claech u mijn noot
Ick moet sterven die doot want Ick vol smarten bin
575[regelnummer]
neempt mijn woorden doch door Lieffden ter herten / in
denckt niet dat Ick derten // sin / opter Aaerden
hout u moeder Sara in grooter waerden
want sij u baerden met grooten pijn
sij heeft veel Armoede ghehadt om dijn
580[regelnummer]
O soone mijn // troostse na u vermogen
sij heeft so dickmael met u achter Land getogen
sij heeft u gedrogen met swaer verdriet
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||
585[regelnummer]
Ga naar margenoot+Wadt ghij doet vergeet den armen niet
als ghij naeckte siet // die sult ghij cleden
die honger hebben sult ghij spijse bereden
het wordt u gebeden // wilt den dorstigen Laven
die siecken te vijsiteren // den dooden te begraven
590[regelnummer]
die verdoolde slaven // sult ghij in u huijs voen
hebt ghij veel so sult ghij veel barmherticheijts doen
godt sal u behoen // hout u beheijnich
hebt ghij niet veel weest trouw en dat in weijnich
weest niet vijleijnich met vrouwen en heeren
Soon
Vader Ick sal doen al u begeeren
die heer der heeren // wilt mij vromicheijt geven
Tobijas
Siet soon wij hebben een arm Leven
600[regelnummer]
wij sijn verdreven // die tranen Loopen over mijn wangen
al dat Ick hadde gaff Ick die gevangen
so .soon. wilt dit ontfangen / en tot een testament sluijten
aelmoessen doet de sonde in goods present uuijten
het doet die sielen in duijsternis bijsonder
605[regelnummer]
hout geen arbeijts Loon tot die son gaet onder
het waer wonder // dat ghij sulckx werck deet
want het is u mede broeders sweet
tis godt Leet die spelen dit spel
hoort noch soon wadt Ick u seggen sel
610[regelnummer]
doet mijn bevel gheeft mij u hant
daer woont een man in meden Lant
tis geen schant // Ick leenden hem een groote som
thien thalenten silvers hij hiet gabelom
al is de wech crom // ghij moettet haelen
615[regelnummer]
met dit hantschrift sult ghij daer na taelen
gaet sonder draelen // ghij sult niet dolen
Soon.
Vader Ick salt doen dat ghij mijn hebt bevolen
daer sijn veel hoolen // can Ick wel peijsen
620[regelnummer]
Ick ken den wech niet om daer te reijsen
Ick sou gaern verseijsen // waer Ickse kenlijck
Tobijas
Soone weest mijn woorden versinnelijck
gaet minnelijck in dese stadt sonder toeven
625[regelnummer]
vraecht nae een Leijtsman sult ghij behoeven
om voor die boeven // te wachten schoon
als ghij weder compt so gheeft hem Loon
een gouwen croon // siet daer is den brieff
soon
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Vader Ick wil doen al u gerieff
dat u is lieff sal Ick doen met herten blijlijck
vader weest te vreen in u Lijen Lijelijck
635[regelnummer]
godt verleen mij tijelijck // een trouwe bode
Adieu vader hout u doch vroom.
Tobijas
Adieu mijn Soon soeckt onder die Jode
Soon
640[regelnummer]
Godt verleen mij tijelijck een trouwe bode
Tobijas
Adieu mijn Soon soeckt onder die Jode
van u te scheijden voorwaer Ick schroom.
soon.
645[regelnummer]
Godt verleen mij tijelijck een trouwe bode
adieu vader hout u doch vroom
so drae als Ick coom mach ick weder coom.
Den soon weder uuijtcomende als een reijsenaer
Ga naar margenoot+O heer al staen mijn saecken // ru
650[regelnummer]
Laet ick toch een goe bode raecken // nu
om te vermaecken // u dienaer verheucht
O godt die alle dingen vermeucht
door Lieffden veucht // dit werck recht
O ginder staet een. Jonge knecht
655[regelnummer]
sijn haer Is gevlecht // sijn schoenen gegort
met een stock inde hant hij is opgeschort
vrient wilt ghij vort // ondeckt u reden wadt
Den Engel Raphael opgeschort met een stock inde hant
Ick wil reijsen inder meden stadt
660[regelnummer]
daer wil ick inder waerheden radt // gaen sandelen
Soon
Wel vrient weet ghij den wech om daer te wandelen
Ick heb daer te handelen // dat mijn vader begeert
maer dien wech heb Ick noijt gepasseert
665[regelnummer]
noch verkeert // dus ben Ick bevreest
Den engel Raphael.
Ick heb daer genoch int Lant geweest
daer wonen meest al mijn vrienden
Soon
670[regelnummer]
Daer woont een man die van mijn vader gelt Lienden
off ghij mij dienden // ende mijn daer brocht
Ick sal u Lonen dat gken godt // die hemel en aerde wrocht
hoe sijt ghij bedocht // hebt ghij daer moet // toe
Den Engel Raphael
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Jae Ick vrient gaeren Ick goet doe
met een soet // moe / willen wij daer aen
Ick moet Gabilon versoecken edel man
680[regelnummer]
gaen wij dan beij te gaeder
Soon.
Vrient compt toch noch wat naerder
segt mijn vader dat ghij van gabulon sij
hij sal van herten worden blij
685[regelnummer]
dus gaen wij // broeder met hem te rae
waer sijdij vader / siet hoe Ick hier stae
wij hebben genae in godt gevonden
op een goet uur was Ick uuijt gesonden
hij heeft mijn ontbonden huijden voordaech
690[regelnummer]
hij seijt dat gabilon is sijn nae maech
eer Ick vraech // weet hij mijn gedachten
Tobijas
Broeder seght mij u geslachten
waer u Ouders plachten // te woonen
Den engel Raphael.
Soeckt ghij mij geslachten om op te stonen
om te sijn voor u sone // een Leijts man goet
Tobijas
Weest niet gram / Lieffde mij dit vraegen doet
700[regelnummer]
u woorden gaen soet // dit verwondert mije
Den engel Raphael.
Ick ben Asarija de Soone van Ananije
die moet Ick belije // Om dat ghij sijt begeerlijck
Tobijas
705[regelnummer]
Dit Is een groot geslacht seer eerlijck
heerlijck // moet u zaet vermenichfout // worden
die heer Laet hem out worden // en sijn Leven verlengen
Asaria / mijn kint sal door u betrout // worden
sout ghij wel mijn soon tot gabilon in meden brengen
710[regelnummer]
godt sal gehengen // om dat ghij hem Leijt // daer
Den Engel Raphael
Weest te vreen Ick bender toe bereijt // vaer
Ick bidt u dat ghij niet en schreijt // maer // vredelijck Leeft
verblijt u weest vrolijck / dus niet en beeft
715[regelnummer]
u selven geeft // tot blijschap ris
Tobijas
Wadt blijschap sou hebben die dus is
sittende in duijsternis // mijn Leden beswijcken
een blint man die hemel noch aerde mach bekijcken
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ick mach wel versijcken // dus te swerven
mijn Lust niet te Leven maer Liever te sterven
Ick sal bederven // van groote weemoede
Den Engel Raphael
Tobijas broeder u verdriet sal comen int goede
doet als de vroede // betrout den heer / fijn
ghij sult haest cloeck en vroom weer // sijn
al hebt ghij nu seer pijn // tsal haest Lichten
730[regelnummer]
ghij sult In corten daegen crijgen u gesichten
dus wilt swichten // dit claegen hout u fier
Ick sal u soon Leijden en weder brengen hier
met gooe manier // cloeck ende gesont
tis tijt dat wij scheijden met den dach
Anna'
Calt ghij nu van scheijden Ick blijff terstont
Soon.
Adieu moeder ende blijft gesont
Anna
740[regelnummer]
O doot doorsteeckt mijn herten gront
Ick roep met mijn mont o' we o' wach
Soon
Adieu Lieffe moeder en blijft gesont
wij moeten scheijden goet ront metten dach
745[regelnummer]
Ick moet u cussen Lieve vader nach
maeck geen geclach // Lieve moeder gepreesen
Anna'
Ick ben bedroeffste wijff datmen ije ter werrelt sach
Ick mach mijn wel trecken int haer // en maecken geclach
750[regelnummer]
compt doot sonder verdrach // Ick sal niet vresen
Soon.
Lieve moeder ghij weet dat Ickt niet beteren en mach
ben Ick niet u kint dat u ter herten Lach
die mijn plach met u borsten te genesen
755[regelnummer]
waerom is dese droeffheijt in u geresen
besiet desen Jongen man die sal mij geleijden
en weder thuijs brengen gesont vroom uuijtgelesen
daerom Lieff moeder wilt te vreden wesen
Laet staen u tesen // cust mij / mijn moeder want wij moeten scheijden
760[regelnummer]
Adieu vader moeder Leght toch droeffheijt aff neer
Den engel Raphael
Hebt godt voor d'ogen weest te vreen met u beijden
Tobijas
Adieu Lieve soon wij moetten scheijden
Anna'
Adieu Lieve kint mijn kint wij moeten schreijden
Ick sal greijden // oft compt toch haest weer
Soon.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ick moet u Cussen Lieff moeder wij moeten scheijen
Adieu vader moeder Leght droeffheijt neer
Tobijas
Ga naar margenoot+Adieu soone wij bevelen u godt denheer
Sone.
Wij sullen ons haesten seer al dat wij mogen
om u bedroeffde herten tsaemen te verhogen
Ick wil mijn voegen met u te spoeijen
Den Engel Raphael
780[regelnummer]
Broeder wilt u Ontschoeijen
het waeter begint te vloeijen / van passen
wij moeten op de zee ons voeten wassen
wilt u rassen // om int waeter te betten
Soon.
785[regelnummer]
Ga naar margenoot+Broeder wil ick mij voeten hier setten.
sonder Letten // twaeter en is niet heet
nu wil Ick mijn voeten wassen van dit sweet
hou / daer crijch ick een beet // gewis
o' heer heer Ick en weet niet wattet is
790[regelnummer]
tschijnt een visch aen sijn hoot
besiet hoe hij daer Int waeter root
hij schoot // uuijt het waeter met allen hooch
Den Engel Raphael
Broeder grijpt hem sleijpt hem opt drooch
795[regelnummer]
vadt hem Int Ooch // hoe staet desen bever
scheurt sijn buijck op neempt hert en Lever
die galle met den aenclever // haelt al uuijt
Ick begere dat ghijse inde mael sluijt
die kuijt is goet // daermen hem op Leijt
soon.
Broeder Ick bidt u dat ghij seght die waerheijt
en doet mijn bescheijt // wije daer aff welvaert
Den Engel Raphael.
Dat wert u verclaert.....
805[regelnummer]
het aert // mach die duijvel niet Luchten
met die Lever doe Ickse suchten
hij moet vluchten // van desen roock
die galle is goet voor quae Oogen Oock
daer over tlicht een vliese drijft
810[regelnummer]
ist dat ghij met die galle daer op wrijft
hij wort gerijft // vande Oogen bedompt
de soon
Asaria broeder die wech die crompt
den avont compt hadden wij Logijs
815[regelnummer]
bijtijts in een herberge dat ick prijs
die spijs // sou wel smaecken het waer goet voer
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Den Engel Raphael
820[regelnummer]
Wij willen hier blijven tot u moeders broer
ken weet geen goer // noch sochter
daer is maer een kint dat is een dochter
Ick en brochter geen Liever vrient mijn Leven
bidt haer vader hij salse u gaeren geven
825[regelnummer]
ghij wordt verheven. so Ick meen
Soon
Asaria broeder Ick seg neen
bij dese reen verstaet mij wel
sij heeft seven mans gehadt hoort dit opstel
830[regelnummer]
den vijant fel // heeftse doot geslegen
off mij dat beurden wadt batet geswegen
mijn Ouders bleven verlegen inder noot
ghij weet dat Ickse Liet met Lijden groot
sij bleven doot // haer beijder zielen
Den Engel Raphael
Hoort mijn broeder off wij dan aen godt vielen
Ick sal vernielen // den vijant dat sijn cracht sneeft
Ick sal u seggen over wien den duijvel macht heeft
die hem dach en nacht // geeft // onbevreest vroet
840[regelnummer]
sijn wellusticheijt te plegen als een beest doet
weest // goet // het sal godt aldus behaegen
ghij sult tsaemen bidden drie nachten en drie dagen
met Oogen opgeslaegen // met handen gevouwen
begint met die vrese goods tsal u niet rouwen
845[regelnummer]
wilt daer aen houwen // ghij sult niet dolen
Legt die Lever op die gloeijende colen
als de vijant begint te solen // aen u Lijven
dan sal Ick hem die Lever int Aensicht wrijven
die Lucht sal hem verdrijven siendelijck
850[regelnummer]
clopt hier aen het volck is soo vriendelijck
Ga naar margenoot+diendelijck // gaet sitten op die stoepen
rachul rachul
Rachuel uuijtcomende
Wie hoor Ick daer roepen
855[regelnummer]
Ick hiet u wellecom Inden heere bemint
siet wijff hoe wel gelijckt dit mijn susters kint
mijn hert begint // In vreuchden te waen
seght mijn goemannen waer comdij van daen
wilt mijn verslaen // u geslachten mee
Soon
Van Nephtalium uuijt de gevangenis nijnive
daer Ick veel Lee // met groot verdriet
Rachuel
Kent ghij tobijas mijn broeder niet
865[regelnummer]
so heijligen man siet / als Ick ije heb gehoort
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wadt Lijden hij creech hij betrouden goods woort
gaende altijt voort // hij wilde niemants versmader // sijn
Soon
Tobijas dat is de Lieffste vader mijn
dus comen wij naerder fijn // dat moet ghij weten
Raguels Huijsvrou met haer dochter
Willecom mijn vrienden hebt ghij wadt ontbeten
875[regelnummer]
haelt hier wadt teeten vanden baecken
ghij sijt tsaemen moe gegaen tsal wel smaecken
spoelt het stoff uuijt u caken // dattet Lost
hier Is den wijn metten most
vraecht niet watse cost // daer sijn schaelen
880[regelnummer]
drinckt ras uuijt Ick sal een ander haelen
mijn boorsken salt betaelen // tot u behoeven
Soon.
Ick sal hier eeten noch drincken proeven
wilt wadt toeven // eer wij vreucht orboren
Sara
Ghij moet eeten en drincken dat is verloren
mijn neve vercoren // maeck goet chier
Laet swaericheijt Lopen wilt u niet stooren
proeft ons cost die hier staet voren
890[regelnummer]
wilt droeffheijt smoren // eedel Jongelinck fier
soon.
O schoon balsemier.....
wel ruijckende Egelentier // soetmedich
Ick mach eeten noch drincken schier
895[regelnummer]
doort Lieffelijck wesen // u soete manier
dus so coom Ick hier dus onledich
door goods wil ben Ick hier tredich
weest niet onvredich // hoort mijn woorden blij
om u so ben Ick u vader bedich
900[regelnummer]
daer me te Leven niet onsedich
Ga naar margenoot+haer wesen vredich // behaget mij
sara
Mijn Lieftste neeff stelt die woorden aen deen zij
Ick en ghij worden niet verheucht
905[regelnummer]
tis godt bekent wadt droeffheijt Ick Lij
Ick hadde seven mans Ick slieper noijt bij
den vijant tfij // dootse al In haer Jeucht
Den Engel Raphael.
Sara die seven mans namen u om geen deucht
910[regelnummer]
alleen om geneucht // des vleijs quaet
Ick segge u van gods wegen dat ghij geloven meucht
dese twee heeft godt tsaemen geveucht
om te Leven met vreucht // inden echten staet
Rachuel
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+So begeer Ick dat ghij u handen tsaemen slaet
den goddlijcken raet wilt altijt eeren
920[regelnummer]
hebt die vreese goods / den armen niet en versmaet
Abraham Jijsack Jacop o' godt Laet
haer zaet // wassen // om u Loff te vermeren
Raguels wijf
Die heer wil u gebenendijen en Leeren
besweeren // den vijant versmadich
925[regelnummer]
dat hij u niet en Laet tempteren
waer door hij u sou schandelezeren
de heer der heeren wese u genadich
Sara
Mijn heere mijn godt hoe beladich
930[regelnummer]
In droeffheijt wadich // dit hert doorschoten
swaermoedich gepeijs in mij seer verradich
aensiet desen Jongelinck niet misdadich
deuchdelijck en stadich uuijt gesproten
Raguels wijf
935[regelnummer]
Dochter u claegen heeft mij verdroten
die tranen vloten // over u vijsagie
onse vader Jacop Liet after xij genoten
desen Jongen man is gecomen van die Loten
ghij sijt gesloten // onder die xij ragie
Raguel.
Heeft godt u toegevoecht dese parsonagie
Ick geeff u tot gagie mij halve goet
met een Jonckwijff en met een pagie
weest te vreden van droeffheijt om Lagie
945[regelnummer]
bereijt u potagie // metter spoet
Raguels wijf
Ick begeer dat ghij een ander camer ondoet
daer ghij slaepen moet // beijde tsaemen
godt sal bewaeren den Jongelijnck soet
950[regelnummer]
die godt vreest sijt dit wel vroet
thelste gebroet // mach u niet schamen
gaet tsaemen slaepen / Tobijas Sara naet betaemen
godt bewaer u zielen beij u Lichaemen wel
Soon
955[regelnummer]
Nu wil Ick gaen nae mijns broeders bevel
Ick sal die Lever opt vier doen gloeijen.
daer Ick mee sal verdrijven den vijant fel
hij is Listich boos in sijn opstel
omden mensch inde hel te cruijen
Benijdende vree
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ghij helsch dier // compt hier // doch ruijen
metter haest // verbaest // hoort mijn doch spreecken
Tijtelijcke vreucht
Wel hout toch manier // dit getier // doet mij sproeijen
Benijdende vree
Ghij hels dier // compt doch hier // doch ruijen
Tijtelijcke vreucht
970[regelnummer]
Compt ghij niet schier // int helsche vier / tsal mij moeijen
hij blaest dattet raest // tsijn verloren treecken
Benijdende vree
Ghij helsch dier // compt doch hier // roeijen
met haest // verbaest // hoort mijn doch spreecken
Tijtelijcke vreucht
De saecke waerom // Ick com // u helpen wreecken
haer preecken // is verdriet // ende niet dan valsch
Benijdende vree
Maeckt hem dom // en stom // wilt sijn mont toepeecken
Tijtelijcke vreucht
Die saecken waerom // ick com u helpen wreecken
Benijdende vree
Treckt an // als een man // helse clom thooft staet crom gestreecken
wilt hem breecken // vliet daert riet hem val als
Tijtelijcke vreucht
De saecken waerom // Ick com u helpen wreecken
Ga naar margenoot+haer preecken // is verdriet ende niet dan valsch
Benijdende vree
Treckt an // als een man breeckt hem den hals
Den Engel Raphael
Ghij helsche mooren // tis verlooren veel geschals
versiet u // als nu // Int wilde foreest
Tijtelijcke vreucht
Ick salse verstooren // doorbooren // ghij weet wat mals
Den Engel Raphael.
Ghij helsche mooren tis verloren veel geschals
Benijdende vree
Meent ghij twee doren te versmoren met wadt gals
wij sijn te ru // Ick verspu dit tempeest
Den Engel Raphael.
Ghij helsche mooren tis verloren veel geschals
versiet u // als nu int wilde foreest
dese Lever meest // hebt ghij gebroocken
Ick beveel u geen menschen te tempteren maer
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+vervloet moet ghij wesen inder hellen swaer
maeckt. geen misbaer // gaet al heen // treen
om dattet den raet is vanden heijligen geest
1010[regelnummer]
door gods wercken moet ghij ruijmen meest
Ga naar margenoot+ghij Leelijcke beest // hout daer met u stoocken
Benijdende vree
Hout hout wadt duijvel gaet ghij cooken
wadt gaedij smoocken // hout off u duijmen
1015[regelnummer]
wij meenden hem den hals hebben gebroocken
waer zijdij neve aen deen zijde gedoocken
het sal worden gewroocken // dat wijt versuuijmen
Tijtelijcke vreucht
Bijlo neeffken Ick wilt ruijmen
1020[regelnummer]
Ick mach de podt schuijmen // oft den ketel daer
Laet ons een weijnich Leggen sluijmen
wij sullen haest aen een ander schieten ons pluijmen
wadt segdijer van Luijmen Is dit niet waer
Benijdende vree
1025[regelnummer]
Hoe gaet al mijn kaer....
gaen wij te gaer // Ick weet u meenen
Tijtelijcke vreucht
Jae Ick mach wel suchten....
Benijdende vree
1030[regelnummer]
En Ick mach wel weenen....
Tijtelijcke vreucht
Wij moeten vluchten.......
Benijdende vree
Wij moeten nu heenen......
1035[regelnummer]
die man ginck ons verbenen also men sach
duijvel noch mensch / tegen godt ijet doen mach
Pausa Binnen....
Den Engel Raphael.
Ga naar margenoot+Broeder godt sal u bewaeren nacht en dach
1040[regelnummer]
Ick bidt u nach // hoe sullen wijt maecken
om te reijsen tot gabulon sonder verdrach
u vader verlangt nae u met groot geclach
u moeder heeft u gewaech // doort vijerich blaecken.
soon.
1045[regelnummer]
Ick moet hier drie daegen bidden en waecken
eer Ick mach genaecken // Sara verheven
Asaria beschickt doch die saecken
thoont hem den brieff ghij sult wel aen gelt raecken
hij salt schrift niet Laecken want hijt selffs heeft geschreven
Den Engel Raphael.
De man Is goet hij sal mij tgelt wel geven
blijft hier beneven dat sal u niet rouwen
Adieu tobijas kint en wilt niet beven
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wilt deuchdelijck met Sara u huijsvrou Leven
Ick hoop sonder sneven // u haest weer te aenschouwen
Soon
Adieu broeder Ick sal u de bootschap wel betrouwen
1060[regelnummer]
als ghij weer compt so sullen wij bruijloft houwen
wij souden uijt blijven veel te Lanck
Den Engel Raphael
Ga naar margenoot+Adieu broeder Ick salt beschicken al waert van gouwen
soon.
1065[regelnummer]
Adieu broeder compt weder met de ganck
O Sara blanck stelt u hart te vreden
O stralende Oogen van Leden swanck
Amoureuse fijolette wijngaert ranck
simbaelen geclanck // inden stadt van meden
1070[regelnummer]
wij willen ons ootmoedich geven tot den gebeden
O heer Laet ons niet Overtreden // dat ghij wordt gram
Sara
O heer geeft mij verstant en reden
dat Ick die gave gods / tot u eer mach besteden
1075[regelnummer]
met alle mijn Leden // sachtmoedich Leven als een Lam.
Soon.
O heer ghij hebt geschapen inden paradijs adam
daer nae ons eerste moeder Eva
ghij hebtse gegeven tot sijnen Lichaem
1080[regelnummer]
waer door dattet saet der menschen quaem
desen stam // hebt ghij geplant geen ander na
hier heb Ick mijn suster gecregen met uwen ra
die schoone Sara' // wilt ons doch sparen
Sara
1085[regelnummer]
Godt die hemel ende Aerde gemaeckt heeft daer Ick op gae
ghij weet dat Ick nae // geen ijdelheijt en stae
wellust Ick versmae In alle mijn Jonge Jaeren
Ick was noijt daer herpen oft veelen waeren
off daermen speelden op snaeren // om ijdelheijt te plegen
soon
O heer Ick heb inde werrelt niet willen openbaren
tijtelijcke vreucht om bij malcanderen te vergaren
mijn ouders niet te beswaeren // dat hen stont tegen
Lieve heer heb Ick hier een suster gecregen
1095[regelnummer]
bewaert mijn wegen nae u behaegen
dat Ick mijn echtelijcke staet totter eeren gods mach dragen
mijn even mensch mach geven een goet exempel te degen
dat mijn hert is genegen // nae den armen te vragen
sara
1100[regelnummer]
O heer Laet die vreese gods van ons niet sijn verslagen
dat wij al ons dagen // u Lieft ter herten Innen
O heer mijn Oogen geen Liever man en sagen
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||
1105[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ist u wil niet sout ghij hem willen plaegen
doet hem verjaegen // eer wij tsaemen beginnen
Liever dus te blijven dan mijn man doot te vinnen
Ick sout niet moogen verwinnen // dus ben Ick bedacht
soon.
1110[regelnummer]
Sara weest te vreden Laet ons godt beminnen
hij heeft ons te saemen gevoecht van eender sinnen
dus maecken wij nae binnen // onse tocht
die selve godt die hemel ende aerde wrocht
die heeft mijn gebrocht in dit Lant
1115[regelnummer]
om dat wij te saemen souden sijn gecnocht
Ick wilde niet datmen ons verscheijen mocht
die heer heeft ons uijtgesocht // na mijn verstant
O Sara raguels dochter becant
geeft mij de hant als Lieff bij Lieff compt mij te moet
sara
Dat wil Ick gaeren doen vroom gigant
een man die mij van godt is toegesant
overmits u deuchden // want sij gaen boven goet
o Jongelinck soet
1125[regelnummer]
u dienst deernne behoet
in tegen spoet // mij niet en verlaet
u wille met mijn doet
Tobijas kint edel bloet
door den godlijcken gloet // mijn // ontfaet
soon.
O maechdelijck saet
claer blinckende daegeraet
het waer quaet // sou Ick u bederven
mijn hert in vreuchden vaet
1135[regelnummer]
door goods raet
inden echten staet // niet en versmaet
totten armen gaet // die swerven
aelmissen niet en schaet
dus doet u charitaet
1140[regelnummer]
wel hem die doet sulck een daet
almisse verslaet // der sonden affkerven
die barherticheijt doet die sal bermherticheijt verwerven
sara.
Godt geeff ons een deuchdelijck Leven ende een salich sterven
Pausa Binnen
1145[regelnummer]
Raguel met sijn wijf Cnaep ende Jonckwijf tsaemen uuijt. Raguel. seijt
Lieve vrouwe Ick ben so swaermoedich
om mijn dochters man hij is so goedich
sijn deucht is overvloedich groot
Raguels wijf
O heer weest hem voor den vijant behoedich
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+tis een goet mans kint in Lieffden gloedich
1155[regelnummer]
tot den armen spoedich // om te geven broot
Rageuel
Thart in mijn Lijff is also swaer als Loot
die man is doot roept om slaven
Ga naar margenoot+compt hier voort tis wel van noot
1160[regelnummer]
o' heer brengt hem in shemels conroot
In abramhans schoot // om hem te Laven
Raguels wijf
Gaet heen mijn bode haestich draven
wilt een graff graven // en scheijter van
1165[regelnummer]
Ick wil dat graff van houtwerck schaven
o' heer hoe wonderlijck sijn u gaven
wilt die Aerde op schraven // van stonden an
Raguel.
Daer sal Ick Leggen mijn dochters man
1170[regelnummer]
op dat Ick can // eer dat den dach begint
Ick mach wel schreijen // wie sal mij troosten dan
O heer die mij dit Lijden san
dat Ick dit kint ije gewan // dat gaet mij ter herten in
De Cnape.
1175[regelnummer]
Ick salt graff graeven is u sin
Ick ben tot delven al bereijt
tis mij alleens waer Ick mijn broot mee win
dus sal Ick soecken dat Ick een stee vin
want Ick bemin // om Loon den Arbeijt
Raguel.
Martha gaet inde camer daer mijn dochter Leijt
brengt ons bescheijt // off die vrijer Leeft
hoort toch off mijn dochter oock greijt
segt haer datse u die waerheijt seijt
1185[regelnummer]
Leijt hij doot Al bijde meijt // ons dat te kennen geeft
Een Jonckwijf
Vrou Ick sal gaen mijn hert dat beeft
Is hij doot so heeft sara groote varen
Ick wil gaen den Angst aen mijn ribben cleeft
1190[regelnummer]
Ick woude dat ghij geen rouw en bedreeft
Ga naar margenoot+tis verloren geweeft // die doot is moet verharen
Raguel
Godt Almachtich die wil hem sparen
dat hij out van Jaeren mach worden sonder schromen
Een Jonckwijf
Lieve meester wilt u niet beswaren
sij leggen tsaemen en slaepen // offt het beelden waeren
twee soete karen // in sijn arm heeft hijse genomen
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Raguel wijf
Dat sal ons vromen.........
stroijt die camer met blomen // sonder spijt
godt wil den vijant verdomen
1205[regelnummer]
bereijt ons wel teeten // Laet ons vrienden comen
wilt tpaert doen tomen // tot ons bueren rijt
Raguel.
Doet dat graff weder toe tis meer dan tijt
al eer den dach opglijt // dattet niemant en weet
1210[regelnummer]
O heer inder Euwicheijt gebenendijt
nu wil Ick gaen maecken ons volck verblijt
datse comen met Jolijt // die spijs is bereet
Raguels wijf
O heer sijt geloofft van u vrient secreet
1215[regelnummer]
den vijant wreet hebt ghij verstoort
Ga naar margenoot+wij sijn verlost van al ons Leet
elck sie dat hij antreckt het bruijlofts cleet
Ick wil dat ghijt deet // nu niet en treurt
ginder compt gabelum u hooft opbeurt
1220[regelnummer]
alle droeffheijt scheurt ons hert verheucht
Raguel
Wellecom ons broeder ons bloet reurt
mijn Ansicht couleurt // anschouwende deucht
Gabuelon
1225[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ick dancke u dat ghij u veucht.......
met geneucht // mijn tontfangen........
Raguel
Danck den heer al dat ghij meucht
wij willen tsaemen maecken vreucht
1230[regelnummer]
met de Jonge Jeucht // die hier comen gegangen
Gabulon
Tobijas wilt den heer gebenedijen met loven en sangen
Ick moet u cussen aen u wangen / die mij toch biet
u vader heeft mij verlost doen Ick sadt gevangen
1235[regelnummer]
wij schijnde ons van honger met mijn kinders te verhangen
u vader ginck mij Langen / so veel silvers // siet
waer me Ick gecomen ben door mijn verdriet
Ick weet niet // wadt Lieffde sal Ick hem dochtonen
mij is so veel barmherticheijts geschiet
1240[regelnummer]
van u vader daer ghij na hiet
want hij mij Liet // alle dese cronen
de heer des hemels wilt u Loonen
hij sal niemant honen // die barmherticheijt dee
die heer verleen u soonen en dochteren schoone
1245[regelnummer]
vruchten des Lants teruwe rogge gerste en boone
wijnbergen tronen // moeten wassen mee
daer is geen man beter In nineve
noch indees stee / Ick wil niemant Laecken
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Sara de heer geeff u rust en vree
Ga naar margenoot+weest tot goods wercken altijt ree
niet wree // den Armen die nae troost haecken
Leentmen gelt o' heer men sal al Lachende over raecken
1255[regelnummer]
off wij thantschrift braecken // wij sijn van malcander
soon
Gabelum broeder Laet Loopen die saecken
wij moeten malcander wadt vermaecken
het sal wel smaecken // die spijs is claer
Raguel.
Ick bid u mijn vrienden allegaer
compt doch naer // tis mijn begeeren
soon
Ick wil gaen thuijs tot mijn bedroeffde vaer
1265[regelnummer]
tot mijn Lieff moeder // haer hert is swaer
om te verblijen haer // Ick sal haest weder keeren
Raguel
Ghij sult mij niet tempteren.....
Ick sal u besweeren te blijven veerthien dagen
Raguels wijf
Wij moeten den echten staet houden met eeren
met ons vrienden die hier triumpheren
die heer der heeren moeten wij dit werck clagen
Raguel.
1275[regelnummer]
Hoe souden wij malcanderen dus verjaegen
hoort mijn gewaegen // mijn soon gepresen
als ghij reijsen wilt dat wij niet garen en sagen
dan sult ghij deen helft van mijn goet me dragen
weest sonder clagen en wilt niet vreesen
1280[regelnummer]
tenden mijn doot so salt u altemael weesen
neempt deesen brieff Lieve Soone mijn
Raguels wijf
Ga naar margenoot+Dats een hantschrift om u hert te genesen
dat mijn man u Looft sult ghij daer In Lesen
1285[regelnummer]
niemant sal plocken en tesen // tegen dijn
al ons goet sal met ons dochter sijn
Jongelinck fijn Laet ons vreucht aenvaeten
Raguel
Laet ons doch gaen drincken den coelen wijn
1290[regelnummer]
en singen uuijt geneuchten een Liedekijn
Ga naar margenoot+alle pijn wilt doch Loopen Laeten
die spijs wort cout // twaer tijt dat wij ter taeffelen aensaten
Binnen....
Den ouden Tobijas spreeckt
1295[regelnummer]
O heer der heeren Ick mach wel versijcken
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ick ben veracht van armen en rijcken
mijn beswijcken Leden en adere
1300[regelnummer]
Ick en mach hemel noch aerde bekijcken
mijn soon blijft achter den Leijtsman desgelijcken
thert wil mij ontstrijcken // o' doot compt nadere
waer blijft mijn kint mijn druckx ontladere
Ja gabulon dije Leijtsman hoop Ick en is geen veradere
1305[regelnummer]
Is dan nu gabulon doot / geen anckxt quadere
o' hemelsche vadere Ick sorge noch
smenschen sorge is niet // die sien en helpen moch
Anna Tobijas Huijsvrou.
Och dat wij hem Oijt hebben Laeten gaen
1310[regelnummer]
Ick mach mijn haer plocken / mijn handen slaen
wadt hebben wij gedaen als dwaese plegen
den stock onser Outheijt daer wij op souden staen
ons hoop ons troost daer wij op stonden die is verraen
heer wilt hem ontfaen // hij is doot gheslegen
1315[regelnummer]
Ick wil Loopen over die vreemde wegen
want Ick gaeren tijdinge had off hem oock ijemant sach
Ick sal alle menschen vraegen die mij comen tegen
off sij geen Jongelinck hebben sien onder wegen // dregen
mijn hert is toegenegen o wij o' wach
1320[regelnummer]
smenschen sorge is niet die hsien off helpen en mach
Tobijas
Mijn Lieve wijff wilt dus niet schreijen
tis een goet man die ons kint ginck Leijen
sij mogen wadt beijen // nae dat gelt
1325[regelnummer]
gabulon is een goet man en wilt niet greijen
hij sal dat silver willen bereijen
om u soon te paijen // eert wort getelt
die heer seijt dat ghij niet sorgen en selt
Ick bender me gequelt nacht en dach
1330[regelnummer]
Ick sorge dat hij van boeven is vermelt
diet silver van hem genomen hebben met gewelt
off die beesten op het velt hebben verscheurt daer hij lach
smenschen sorge is niet die sien noch helpen en mach
Anna Prince.
1335[regelnummer]
O Prince der princen macht boven alle machten
is mijn kint verdroncken in sloten in grachten
is hij bij nachten verdoolt opte wech verkeert
O heer hoe wonderlijck sijn mijn gedachten
tis verloren mijn kint is doot wadt wil Ick wachten
1340[regelnummer]
mijn geslachten is te niet heel verneert
hadden wij gabelum quijt geschouwen Ick hadt begeert
dat mijn soon sijn moeder gecontenteert so hij plach
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||
1345[regelnummer]
Ga naar margenoot+So waer Ick met dese sorge niet gepersequeert
nu so heb Ick niemant die mijn geslachten vermeert
Ga naar margenoot+dit is dat mij deert heer Ick naempt wel verdrach
smenschen sorge is niet die sien en helpen en mach
Benijdende vree.
1350[regelnummer]
Wel wadt seght ghij van dat queesten
Tijtelijcke vreucht
Ja sij sal uuijt haer sin sneven
Benijdende vree
Dat wijff is heel beneesten......
Tijtelijcke vreucht
Wadt seght ghij van dat queesten
Benijdende vree
Ick salse gaen nooden tot onser feesten
Tijtelijcke vreucht
1360[regelnummer]
Bij die helsche geesten // sal sij sijn daer ick bin beven
Benijdende vree
Wel wadt seght ghij van dat queesten
Tijtelijcke vreucht
Ja sij sal uijt heur sin sneven
Benijdende vree
Ick sal haer mistroosticheijt Ingeven
en doen haer als een spin // beven // hoort mij nu
Tijtelijcke vreucht
Cosijntgen weester nu bij / nu
1370[regelnummer]
elck aen een sij nu // haer bloet sal veranderen
Anna.
Goede mannen hebt ghij geen Jongelinck sien wanderen
twee bij malcanderen // opten wech van meden voort
Benijdende vree
1375[regelnummer]
Tis wel seven daegen geleen dat wij hebben gehoort
dat waeren vermoort // twee Jonge knechten
Anna'
Waer quamen sij van daen wilt mij dat berechten
Ick schoer mijn vlechten / o fortuijne wree wree
Tijtelijcke vreucht
Dese quamen van nineve.......
godt geeft haer vree // in Abrahams schoot nu
Tobijas
Anna quaet Ingeven beroort / u
1385[regelnummer]
den vrient verstoort u // en wilt niet vreesen
Anna'
Tobijas Ick wil niet getroost weesen
mijn kint gepresen is gedoot met den swaerden.
o' doot compt hier wilt mij aenvaerden
1390[regelnummer]
Ick val opter Aaerden thooft schoort
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+O heer is mijn kint doot mijn hert doorboort
so Ick hoor / dit Lijden mach Ick mijn man wel verwijten
1395[regelnummer]
o' hert mocht ghij nu niet bersten off splijten
Ick sal mijn hooft wel aenstucken smijten
dat het nu schoort
Anna binnen / Benijdende vree
Dat wij schrijff Ick binmen...
Tijtelijcke vreucht
Dat hebbe Ick oock so beloert...
Benijdende vree
Sij verliest haer Sinnen.....
eer sij haer hooft op boert.....
Tijtelijcke vreucht.
Sij sal haer bedrogen vinmen.......
Benijdende vree
Ja datse dus troert.........
Tijtelijcke vreucht
1410[regelnummer]
Nu willen wij beginnen.........
te rocken te spinnen // eet eerst een waeffel
Benijdende vree
Neen Ick wil gaen haestelijck tot raguel
Ick stae snel // om daer te gaen // drijven
Tijtelijcke vreucht
Wij sullen de bruijts moeder In gaen // wrijven
dat den bruijdegom daer mach blijven wat Lanck
Benijdende vree
Dan so gaen wij met dat wijff ter clanck
1420[regelnummer]
wij gaen ons ganck. // om ons daer toe te spoen
die godt niet en betrout // daer moogen wij veel in doen.
Pausa. Den Ouden tobijas
O heer wilt behoen // mijn Lieff wijff
datse mach behouwen haer sinnen vijff
1425[regelnummer]
dattet hert in haer // Lijff begint te spouwen
Ga naar margenoot+Lieve Anna' acht niet wadt quae nijders tongen brouwen
Laet ons vrede houwen // beijde te saemen
wilt den heer des hemels betrouwen
Laet sijn Lieffde In u hert niet vercouwen
1430[regelnummer]
ghij sult u soon haest aenschouwen nae dat Ick can ramen
Een weijmich Pausa Den Engel Raphael. uijt
Tobijas kint off wij Oorloff namen
het sou wel betamen // niet Langer en toeft
Raguel
1435[regelnummer]
Sout ghij alree scheijden Ick soudt mij schamen.
Den Engel Raphael
Tobijas kint off wij Oorloff namen
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||
1440[regelnummer]
Ga naar margenoot+Lieve vader twaer tijt dat wij thuijs quamen
mijn Ouders Lichamen // wel troost behoeft
Den Engel Raphael.
Tobijas kint off wij oorloff namen
tsou wel betamen // niet Langer en toeft
1445[regelnummer]
Ick weet dat u Ouders seer sijn bedroeft
dat ghij haer hert op groefft daer beneven
sij meijnen dat ghij vermoort sijt vant geboeft
die heer heeft haer genoch geproeft
den vijant troeft // om haer mistroost in te geven
.soon.
Adieu mijn vader verheven
tis verlooren ogen gewreven // nu isset tijt
Raguel.
Godt Laet u deuchdelijck met malcandren Leven
1455[regelnummer]
daer is den brieff die Ick heb gelesen en geschreven
mijn Leden beven // die Ick u beij gae quijt
Raguels wijf
Sara siet dat ghij u man Onderdanich zijt
verblijt / sijn Ouders en dientse mee
1460[regelnummer]
draecht op niemant ter werrelt nijt
valter twedracht in u huijs / datmer smijt
dat niet en Lijt in u stee
past altijt te houwen met u bueren vree
Weest den armen troostelijck / en niet wree
1465[regelnummer]
sijt altijt ree // om u man te dienen hout statie
ofter / ander mans waeren die u int bree
deen off dander om een vrintschap bee
niet godlijck en dee // schuijt sulcke recreatie
op dat u man niet en compt in Arguatije
1470[regelnummer]
Alle natije der menschen en gelooft doch niet
Leeft onsterffelijck verspuijt qua temptatije
op dat ghij niet en compt tot blamatije
staet inde gratie // van u mans ouders siet
sara
1475[regelnummer]
Moeder Ick sal doen dat ghij mij gebiet
Wat hij mijn hiet // sal hem staen in daden
sijn Ouders sal Ick aendoen geen verdriet
al waert dat hij de voet aen mij stiet
smenschen troost verbiet // Ick salse niet versmaeden
Raguel.
Vaert heen nu In goods genaeden
die camelen staen geladen ginder
hier sijn mijn cnapen wijst haer die paden
die dienstmaechden sullen u staen in staeden
1485[regelnummer]
gaet sonder beraden // mijn godt wordt dinder
den engel goods bewaer u voor alle hinder
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+boven binder // dickwils onderweech
1490[regelnummer]
groet mijn suster haer droeffheijt wordt minder
u vader moet sien u kints kinder
wij sijnder // wel toe gesint gaet tsaemen seech
de selvige benedicxij die Abraham van godt creech
door Jacop voor Jisack bedeech // met dat wilt vande Jacht
1495[regelnummer]
die selvige benedicxie daer esau sijn broeder me bedeech
dat bid Ick godt dat hijse u so overdreech
dat alle saecken comen te deech // bij godt geacht
soon.
Adieu vader moeder Ick seg u goe nacht
1500[regelnummer]
Ick worde gewacht van mijn Ouders met armoede
Raguel
Die heer wil u bewaeren die heeft u tsaemen gebracht
Soon
Adieu vader moeder Ick segge u tsaemen goe nacht
Raguel.
Die heer die hemel en Aerde heeft gewracht
die vermeer u geslacht vanden bloede
Soon
Adieu vader moeder Ick seg u goe nacht
1510[regelnummer]
Ick wor gewacht van mijn ouders met Armoede
Raguels wijf
Adie Lieff kint godt u behoede
die verleen u goede // blijde daegen
Rraguel en sijn wijf binnen
De Cnaep vanden huijse
Martha compt hier metter spoede
hangt desen corff aen dese roede
sijt ghij vroede // op mijn schour woud Ick datse Laegen
Martha
1520[regelnummer]
Compt hier Ick sal u helpen draegen.
dit sal ons plagen // het weech so swaer
Ick sadt Liever op een waegen
dat wij die beesten Loopen sagen
dat sou mij behaegen voorwaer
Cnaep.
Treckt aff en aen ghij moeter al wadt naer
ghij compt daer // noch niet in twee weecken
tis noch wel hondert mijlen vaer
wij moeten somtijts wadt rusten maer
1530[regelnummer]
Leggen ons Armen over malcaer dats mijn reecken
Martha
Hoe haelt ghij dus den halsch moet ghij breecken
Ick sat Liever inde preecken // godt gheefft mij te goe
hoe Loopt dees knecht Ick sal noch wreecken
1535[regelnummer]
wadt heeft hij int Lijff al dubbelde treecken
hout hout Ick moet u spreecken daer ontgaet mijn schoe
Den Engel Raphael.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||||||
1540[regelnummer]
Ga naar margenoot+Tobijas broeder dit volck wordt moe
Ick weet niet hoe // wij voor sullen raecken
tis meer dan tijt dat Ick mij spoe
om voor heen te gaen nae u Ouders toe
dat Ick doe // en wilt dat niet wraecken
1545[regelnummer]
twaer meer dan tijt dat wij u Ouders spraecken
off wij die mael op braecken // en haelde de galle uuijt
die sal ons van noode weesen aen sticken te craecken
Legtse op u vaders Oogen als ghij hem sult genaecken
die heer sal hem gesont maecken // door sijn vijrtuijt
soon.
Sara volcht nae mijn waerde bruijt
Ga naar margenoot+wij willen doort cruijt // recht toe racht an
Ick weet dat mijn vader en moeder haer hert toe sluijt
die uijren worden getelt op een minuijt
1555[regelnummer]
Ga naar margenoot+het wordt u beduijt Ick moet haer helpen daer Ick can
Den Engel Raphael.
Als ghij bij u vader den edel man
neempt hem dan inden armen soet
cust hem vriendelijck scheijter niet van
1560[regelnummer]
Ga naar margenoot+smeert die gal op het vliessken ontdoet den span
segt dat godt hem gan // te sien metter spoet
Anna
Wadt volck compt ginder Ick bent niet vroet
Ick wilse gaen te moet // vraegen om bescheijt
1565[regelnummer]
o' heer Ick hoop dat de tijdinge sal wesen goet
Ick sie thondeken compt wispelen omden voet
tijs mijn vleeijs en bloet // dat mij ter herten Leijt
daer Leijt mij falij tis genoch geschreijt
mijn mont die greijt // Tobijas hier comt denhont
1570[regelnummer]
met u soon daer wij seer na hebben gebeijt
Ick moet hooren wadt hij seijt // nu terstont
Den Ouden tobijas
Ga naar margenoot+Willecom mijn soon die mijn hert heeft doorwont
nu isset gesont // dat ghij mij compt visijteren
soon
Ja vader Ick verblijde mij dat Ick u noch Levendich vont
met mijn Lieve moeder inde werrelt ront
Ick moet u cussen voor u mont tis mijn begeeren
vader Ick sal wadt op u Oogen smeeren
1580[regelnummer]
wiltet niet keeren tis gods bevel
Den Ouden tobijas
Ghebenendijt moet wesen die heer der heeren
hoe sal Ick sijn naem connen glorificeren
sijn Loff vermeeren // hier in ijsrael
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Heer mijn Oogen gaen Open Ick sie nu wel
van alle gequel ben Ick genesen
die heer heeft mij gecastijt soo fel
1590[regelnummer]
dat die heele werrelt mijn was rebel
dit spel // is verkeert Laet ons danckbaer wesen
hoe vaert gabelum mijn vrient gepresen
Ick begonst te vreesen off hij metter doot waer bestreden
Den Engel Raphael.
1595[regelnummer]
Daer was sulcke Lieffde In sijn hert geresen
so drae als hij thantschrift sach ende begonst te Lesen
gaff hij mij desen coffer met vreden
hij heeft u gedanck inder waerheden
Int Lant van meden // heb Ick hem gebrocht
1600[regelnummer]
In u soons bruijlooff hoort dese reden
wij hebben Om Sara u susters dochter gebeden
Ga naar margenoot+die veel heeft geleden vanden vijant onsocht
soon
Vader hier compt Sara daer Ick ben aengecnocht
1605[regelnummer]
door den selvigen tocht // die wij comen gegaen
Den Ouden Tobijas
Wellecom beelde nae gods beelde gewrocht
mijn Lieve dochter / daer Ick Luttel om docht
Ick woud Ick mocht // te sien u kinder voor mij staen
1610[regelnummer]
compt hier mijn Lieve dochter toch aen
Ick sal u ontfaen met Armen beloocken
brengt dat goet In huijs daer ghij mee sijt gelaen
bode wilt een vedt weer inde coocken slaen
als dat Is gedaen // so sult ghijt coocken
Den Cnaep.
Wel Tobijas Ick sal dat vier op stoocken
so ghijt hebt gesproocken // so salt geschien waerachtich
het Jonckwijf
Ick sal sien dat de hutspot wort gebroocken
1620[regelnummer]
Ick weeter mee om te gaen Laet mij gaen smoocken
die mijn spijs heeft geroocken // sal nae geen ander sijn bedachtich
Den Ouden tobijas
O heer des hemels waerachtich
hoe crachtich // gaet dese vreucht ter herten in
1625[regelnummer]
Laet ons gaen Leven met malcander eendrachtich
om te helpen den armen die sijn clachtich
offt weerslachtich // off bedroeft van sin
Ick heb veel te vraegen Lieff kint dat Ick bemin
Ick weet niet waer Ick bin // mijn geest is opgetogen
1630[regelnummer]
Ick was blint om te sien Ick begin
Ick was Arm groot goet Ick vin
Ick was geen gemin // nu sal Ick wadt doen mogen
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Anna
Ick hebbe mij beclaecht dat ghij mij borsten hadt gesogen
en mijn selven verspogen // dat Ick u vant gelt liet weten
Ick heb mijn hooft naerder aerden gebogen
denckende dat ghij waert van ijemanden bedrogen
1640[regelnummer]
dat ghij waert belogen off vanden besten verbeten
Den ouden tobijas
Mijn Lieve kinder veel te vraegen wil Ick mij niet vermeten
voor wij sijn geseten // met geneucht
ghij sijt moe gegaen u verlangt na eeten
1645[regelnummer]
dus gaen wij tsaemen binnen maer wilt godt niet vergeten
noch sijn propheten // vertelt die met deucht
die sijn troost in godt sedt dat is de meeste vreucht
Pausa Een weijnich binnen / ende weder uuijt
Den Ouden Tobijas
1650[regelnummer]
Lieve soon gaet met mij te rae
u Leijtsman wadt sal hij hebben voor sijhn schae
groot genae // hij ons verleent heeft
hij heeft met u gereijst smorgens vroech savons spae
hij heeft u geholpen aan die schoone Sarae
1655[regelnummer]
oft Ick hem bae // dat hij hier bleeft
en gave hem de cost so lang als hij leeft
dat ghij een brieff schreeft // dat hij ons goet verthient
deen helft begeer Ick dat ghij hem geeft
van tsaemen dat ghij tsaemen / nu mee aendreeft
1660[regelnummer]
doen ghij die Lever wreeft tegen den Losen vient
geeft hem dat gelt dat Ick gabulon heb gelient
hij heeftet wel verdient weester mee te vreen
soon.
Vader doet dat ghij wilt wij hoorent wij sient
1665[regelnummer]
hij heeft mij in allen saecken so trou gedient
Ick hebbe geen beter vrient in nineve
hij heeft mij verlost vanden vijant wree
hij dee dat Ick Sara heb gecregen
hij Liep tot gabulon in mijn bruijloft mee
1670[regelnummer]
Ga naar margenoot+hij compt op dese stee // de gallen dregen
hij hadse in sijn mael geregen
hij hietse mij vegen // op u Oogen dicht
hij compt met mij gaen over die wegen
hij heeft menige soete Leringe verslegen
1675[regelnummer]
hij heeft te degen onse herte verlicht
Den ouden Tobijas
Door hem heb Ick ontfangen mijn gesicht
door hem Is geswicht // al ons claegen
Ga naar margenoot+door hem wordt hier vrede gesticht
1680[regelnummer]
door hem dat blijschap // droeffheijt bevicht
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+door hem is onschicht // ons droeve daegen
hier compt hij gegaen vrient hoort ons gewaegen
1685[regelnummer]
boven vrienden en maechgen // heb ik hem vercoren
Asaria broeder dit is ons behaegen
dat ghij deen helft voor u sult draegen
van mijn goet sonder versaegen // eedel geboren
Den Engel Raphael.
1690[regelnummer]
Tobijas broeder wilt mij niet storen
tis verloren dat ghij so Ordineert
godt heeft dit werck versien te vooren
dat ghij sout worden gevangen geschooren
Sara vande helsche mooren // getempteert
1695[regelnummer]
die heer heeft u geproeft int Lijden vermeert
ghij sijt gekeert tot Lijtsaemheijt
Sara is mee geproeft in Lijden so godt begeert
nochtans heeft sij den heer geglorificeert
sijn naem geeeert // sijn Loff verbreijt
1700[regelnummer]
de heer sach aen die traenen die ghij hebt geschreijt
dat u geest was bereijt totten Armen
so heeft die heer mij gesonden om te doen t'bescheijt
dat u Soon van mij tot Sara souden worden geleijt
die heer heeft gheseijt Ick wilse ontfarmen
1705[regelnummer]
dus heb Ick u soon vanden vijant willen bescharmen
want ghij dat karmen // vanden armen naempt waer
ghij Leijdese in u huijs om haer Leden te verwarmen
die bedroeffde herten naempt ghij in u Armen
als bijen die swarmen Liept ghij over al naer
1710[regelnummer]
daerom so ben Ick gesonden van godt den vaer
Ick ben daer // raphael een vandie seven
een engel goods die den heer Loven openbaer
die daegelijckx aenschouwen goods wesen claer
hebt vreese swaer al stae Ick hier beneven
1715[regelnummer]
want ghij barmhertich sijt / soo is u barmherticheijt gegeven
Den ouden Tobijas
O heer mijn Leden beginnen te beven
engel goods verheven // weest godt gebenendijt
.Den Engel Raphael.
1720[regelnummer]
Bijdt mij niet aen oft ghij wort bekeven
bidt godt aen so lange als ghij inde werrelt sult Leven
Ick hebt bedreven door hem In dese tijt
dus siet dat ghij godt van sijn werck danckende sijt
want hij heeft u bevrijt van alle turbatije
1725[regelnummer]
Ick wil weder reijsen ten hemel subbijt
dat godt u heeft gedaen / voorden menschen belijt
ghij sijt verblijt // om dat ghij troost den armen natije
die bedroeffde herten troost / die crijcht goods gratije
Bimen Den Ouden tobijas
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ho Lieve soon wadt soeter disputatie
wadt vriendlijcke recreatie // is ons geschiet
want den engel goods comende Eijlatije
1735[regelnummer]
gereijft uijt goddelijcke comptemplatie
hij heeft onse blamatie // gedaen te niet
Soon.
Hij is dije geen // door wiens gebiet
den donckerheijt siet
1740[regelnummer]
van u is genomen...
vader
Hierom Loff sij godt die tonser vromen
hier neder heeft Laeten comen
voor ons algelijcken
1745[regelnummer]
een die ons dus heeft bevrijt / voor tvijandelijck schroomen
dies Loff / eer sij godt door wien Trouw TMoet Blijcken
fijnis Lang in dicht 1365 Regelen.
P Trouw Moet Blijcken
|
|