Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 3: Boek C
(1993)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Ga naar margenoot+Een spel van sinnen Die sin is hoe sommich mens al sijn goet beroeft is ende daerom bij na in desperaet is hoe veel menschen met gemeen burger om nering Roepen Die genad Gods doet het huijs van nering open maer veel mens en beleeft het niet Dit sijn die parsonagien sommich mens oft cleinmoedich gemeen burger Weijnich volckx Redelijck verstant veel mens die Doodt Goet onderwijs Die genade Gods somma 8 sommich mens eerst uut sprect alsoEijlaes in wat ure ben ick geboren
Sulck elendt als mijn is gecomen tevoren
Ick moet sijn versworen // tmach anders niet wesen
Want wijf en kijnder heb ick verloren
vader ende moeder heb ick sien versmoren
Wie ginck oijt hoeren // meerder elents van desen
en ick heb ock dicmael geweest in vresen
en noch bijn ick hier overgebleven
O doot O doot ghij waert van mijn gepresen
Quaemt ghij tot mijn en benaemt mijn het leven
Jae tot swaert tot vier wilt ick mijn wel begeven
Quam slechts die doot die mijn wilde verslinden
voer die doot en soudt ick niet eens gaen beven
O doot waer blijft ghij cont ghij mijn niet vinnen
Mijn hart blijft beswaert gae ick buijten of binnen
Als ic overdencke mijn tegenspoet
Ic ducht dat ick noch sal verliesen mijn sinnen
want alle fantasien comen mijn te gemoet
en als ic overdencke mijn grote goet
en ic nu als een bedelaer moet gaen dwalen
Och als ick overdencke mijn wijf end kinder soet
met mijn lieve ouders so beghin ick te falen
Och die sijn ouders mocht weder haelen
Al waert over duijsent mijlen ick soudt wel doen
Of mocht ic dat mijt mijn eijgen leven betalen
Ga naar margenoot+so waer mijn druck een endt en mijn quaet vermoen
Die mijn voer oghen comen avent en noen
so dat ick grou dat ick mijn sal bedurven
O doot coomt doch en wilt u haestich spoen
want ghien dinck so lief dan mocht ick strackx sturven
Den gemeen burger
Wie mach dat wesen die daer so gaet swurven
mijn dunct dat ic hem so deerlijck hoer claghen
laet ons tot hem gaen sien mochten wijt verwurven
Dat hij ons seijde wat last dat hij moet dragen
Dat hij Dus kurmt
Weijnich volckx
| |
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
[pagina 15]
| |
Ga naar margenoot+Laet ons tot hem gaen en hem gaen vragen
wat hem mach letten of wat hem deert
hij salt ons peijns ick wel gewagen
55[regelnummer]
ist dat het met hem seer is verkeert
Dat hij wel hadt begeert
gemeen burger
Ick sal hem tho spreken. ongefaelgiert
hij salt mijn ijmmels wel verbreen
60[regelnummer]
Gueden dach vrijent hoe ist sijt verneert
Dat ghij hier dus gaet dwalen alleen
Sommich Cleijnmoedich mens
Ick en macht u niet seggen verstaet mijn Reen
vant ongeluck dat mijn wel is geschiet
65[regelnummer]
Ten is geen ongelijck dat ick huijl ende ween
Ick die rijck was bijn gecomen tot niet
mijn beesten mijn hijis mijn hof vaet mijn bediet
Dat bijn ick al quijt dus sijn ick clachtich
mijn vader is doersteken dats tmeeste verdriet
70[regelnummer]
met mijn moeder dit valt mijn seer krachtich
en mijn wijf en kijnder worden oeck onsachtich
van die spangiaerts gehandelt dat sij bleven doot
Ic en macht u altsamen niet segghen waerachtich
want mijn ongeluck is boven maten groot
75[regelnummer]
Ic hadt veel koijen en schapen verstaet het bloot
en daer thoe noch wagen ende paerden
en dat bijn ic al quijt dats ijmmers te snoot
hoe soudt een mens al coenen volhaerden
Och quamer een of twie tegen mijn met swaerden
80[regelnummer]
Die mijn doerstaken dat wijld ick gaeren
So mochtmen mijn steken inder aerden
Dan waer ick verlost van dit beswaren
gemeen burger
Jae lijeve vriendt hoe moechdij doch dus baeren
85[regelnummer]
ghij en sijt alleen niet inden druck
souden wij ons benautheijt ock verclaren
Ick soudt u seggen so meijnighen stuck
Och wij hebben geweest so meijnichmael ons vianden bruck
souden wij dan alsulcken mijsbaer bedrijven
90[regelnummer]
Doen wij belegen waeren al vanden duck
Doen wast al bedroeft mans kijnder ende wijven
ons kijndern saghen wij anden wal doot blijven
ons swagers ons broeders warden doergeschoten
Ons benautheijt die wij leeden en waer niet te beschriven
95[regelnummer]
Ock den hongher die wij leeden den cleijnen met den grooten
peijnst oft ons niet meede heeft verdroten
souden wij dan maecken alsulcken mijsbaer
Denckt hoe vijleijnich dat die spanjaerts quamen an stooten
| |
[pagina 16]
| |
Ga naar margenoot+Eijsschende ons leven van wijf en kijnder alle gaer
Ga naar margenoot+sij benauden ons wel dapper swaer
Dijt mosten wij lijden al wast ons pijn
wij sagen wel groot lijden an malkaer
105[regelnummer]
maer wat ist nu lijeve broeder mijn
Sommich mens
U woerden Die vallen wel claer en fijn
Ga naar margenoot+Conde ick dat selfde ock versinnen
maer tquest mijn hart meer dan fenijn
110[regelnummer]
want ick macht mijn leven niet verwinnen
Weijnich volckx
Vrijendt hoe gaet ghij dat goet so seer beminnen
115[regelnummer]
Dat ghij u hart daer so seer opset
want die heer can u so haestich vinnen
Dat ghij haest valt als een voeghel int net
Veel mensz
U Salijcheijdt wordt doort goet belet
Dus wijlt u hart daer een weijnich van trecken
en u sinnen tot godt keren altemet
120[regelnummer]
Want wiet goedt bemint die gaet sijn siele bevlecken
Sommich mens
Veel menschen wetent met schone woerden te bedecken
maer selfs can hij daer weijnich na doen
veel mens wijl een ander mijt woerden verwecken
125[regelnummer]
ende selfs dwalen sij avont ende noen
Weijnich volckx
Ga naar margenoot+Weest nijet cleijnmoedich Dije heer sal u wel voen
Als ghij slechts betrout die heer der heeren
Hij verlaet niemant De hem slechts spoen
130[regelnummer]
Om mijt vast betrouwen tot hem te keeren
Dije heer salt maecken dat u niet en sal deeren
Waer dat ghij u keert in eenich landt
Hij sal bij u weesen in al u generen
Dus betrout den heer mijt sijn end verstandt
Sommich mens
Ick saecht wel te maecken hadt ick slechts gelt in mijn hant
maer nu eijlaes en weet ick ghienen Raet
mijn goet is benomen mijn huijs is verbrant
Dus moet ick nu gaen doolen bijder straet
Weijnich volckx
Hoert broeder en wort niet dessolaet
Ick sal u bestellen so vort als ick mach
| |
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
[pagina 19]
| |
145[regelnummer]
Ga naar margenoot+Op dat ghij niet coemt in desperaet
want het waer mijn leet dat ick sulcx sach
Ick hoep u noch te bestellen van desen dach
Ic sal mijn best doen sonder verbeijen
Ga naar margenoot+Ick sal stracx gaen sonder verdrach
150[regelnummer]
tot veel menschen om u een plaets te bereijen
Sijet hoe sommich mensch bij den wech gaet schreijen
veel mensch ghij moet hier u ooch opslaen
weet ghij niet waer wij hem best bescheijen
want als ons broeder moeten wij hem nemen aen
veel mensch
Hij mach bij die huijsen om sijn sticken gaen
so sal hij dan ghien honger lijen
en slapen daermen hem wijl ontfaen
die hem wijl hebben daer mach hij hem vlijen
weijnich volckx
Salmen den mensche so laten glijen
haer huijs is verbrant haer guet is benomen
sij hebben ghien vrienden sij weeten nauwers te tijen
Och wat gaet sommich mensch al overcomen
165[regelnummer]
Och veel mensch dat en sal u niet vromen
dat ghij den armen so wijst verbij
en veel mensch gaen hem veel beromen
maer hij mach wel swijgen dat seg ick vrij
Och veel mensch ick segt u verstaet wel mij
170[regelnummer]
Also hebt ghij gedaen over langen stondt
ende so doet ghij noch ick segt u sonder cij
en ick macht ock bewijsen geseijt goet rondt
ghij acht den armen veel mijnder dan een hont
nochtans hoort ghij daer sorgh voer te dragen
175[regelnummer]
maer veel menschen hebbent wel inden mont
en anders niet dat is te beclagen
maer ick moet het den gemenen burger gaen vragen
Ga naar margenoot+en gaen doen hem ock mijn beclacht
of hij tot sommich mensch oock wel heeft behagen
180[regelnummer]
dan of hij mede veel menschen slacht
vriendt ick moet u vragen op mijn woorden hebt acht
en neemtse ter herten ick bidts u seer
ick sie dat sommich mensch van hongher versmacht
hij en weet nauwers in gaet hij ghins oft weer
185[regelnummer]
weet ghij hem niet te wijsen this mijn begeer
dat ghijt mijn seght want mijn hart is vol rouwen
wije den armen goet doet die doet godt eer
so die dat selfs gaet ontfouwen
gemeen burger
190[regelnummer]
Ick wijl hem wel een dach oft twie houwen
maer ghij weet wel hij mach bij mij niet woenen
want ghij weet wel dat ick selfs bijn in benouwen
dat mach ick mijt die waerheijt wel betonen
| |
[pagina 20]
| |
weijnich volckx 3
Den gemenen burger mach hem wel verschonen
maer veel mensch droech sorge voer den armen noijt
veel mensch acht den armen nau twie bonen
ende die gemeen burger is gans beroijt
gemeen burger
Och hoe vort is noch sommich mensch verstroijt
so hier so daer ende leven in armoet
maer godt heeft haest sommich mensch hart verfroijt
wije op godt betrout in sijn tegenspoet
weijnich volckx
Jae godt is een harder seer overvloet
over alle mensch die hem bekent
hij draecht sorch voer haer ende voer haer guet
so davidt ock dat seijt seer excelent
210[regelnummer]
die mistroestighen mensch die hier is omtrent
Die moet bestelt wesen van stonden an
wij moeten hem besorgen eer hij hem schent
en bestellen hem eer wij daer scheijden van
veel mensch
215[regelnummer]
Ga naar margenoot+Moet hij bestelt wesen neemt ghij hem dan
want ick en weet hem niet te laten
ick en mach tot mijnen laten wijf noch man
dat segh ick u vrijlijck tverstant wijlt vaten
weijnich volckx
210[regelnummer]
Och veel mensch dat en sal u niet baten
dat ghij den armen so wijst verbij
en laten hem so dolen bijder straten
maer wel machmen seggen al sonder cij
veel menschen houwen altijt haer selven vrij
225[regelnummer]
en gaen hem altijt een ander toe wijsen
soudt ick ock so doen O dat sij vordt van mij
en dat waer voer godt een groet afgrijsen
den armen te logieren dat gaet godt prijsen
en haer te voen en te cleen
230[regelnummer]
wije den armen voet die gaet godt spijsen
Ga naar margenoot+so hij self seijt mijt sijn eijgen reen
gemeen burger
Weet ghij desen mensch ouwers te besteen
ick wilde daer wel wat toe geven
235[regelnummer]
want het waer mijn lief datmen mij sulckx deen
in dien dat mijn goet mee so waer gebleven
weijnich volckx
Ick danck u presentacij mijn vriendt verheven
ic sal hem nemen tot mijnent mijtter woen
240[regelnummer]
want sulckx behoertmen niet laten te sneven
Ga naar margenoot+al worden sij geacht so weijnich als een boen
| |
[pagina 21]
| |
[pagina 22]
| |
[pagina 23]
| |
Ga naar margenoot+
gemeen burger
Wie die harmen goet doet godt ist loon
245[regelnummer]
hij salt den jongsten dach wel g vergelden
hij en geeft ghien gelt nochtans betaelt hij schoen
en wee hem die den armen lasteren oft schelden
weijnich volckx
Wat int heijmelijck geschiet dat sal godt wel melden
250[regelnummer]
tsij goet oft quaet jae hij wel te recht
dit bedencken nochtans veel menschen selden
maer veel menschen achten dit also slecht
Ga naar margenoot+Ick moet gaen heen tot den armen knecht
Ga naar margenoot+die daer so deerlijck staet en siet
sommich mensch
Och coemter noch niemant die mijn troost biet
sal ick hier noch van armoet versmachten
O heer ghij weet hoet mijn verdriet
wilt doch mijn druck een weijnich versachten
weijnich volckx
Hoert broeder wilt op mij reden achten
wat ic u nu voer houden sal
ghij staet seer vlijtich in mijn gedachten
mijn jammert so seer u groot ongeval
265[regelnummer]
of ic u tot mijnent naem hoort dit geschal
en gaef u die cost mijt coesen en schoen
en voert wat ghij van doen hebt al
en als mijn eijgen kijnt sal ick u voen
sommich mensch
270[regelnummer]
Och lieve vriendt woudt ghij dat doen
ic wilde u dienen mijn leven lanck
al wat ghij mijn hiet daer toe sal ic mijn spoen
ende wese u dienstich sonder eenigen wanck
want mijn hooft dat wort nu also cranck
275[regelnummer]
dat ic dus bijder straten gae doolen
en ic weet tot niemant te nemen mijn ganck
want veel mensch hout hem voer mij verholen
veel mensch is ock van sijn guet ontstolen
dus dunct hem heeft hij al goet gelijck
280[regelnummer]
tusschen beijen moet sommich mensch gaen dolen
al ist dat sij mee geweest hebben rijck
weijnich volckx
Hoe meijnich moeter noch treden den dijck
die wel eer hebben geseten in een goet besidt
285[regelnummer]
en moeten hier en daer nemen haer wijck
waer doer sommich mensch verliest sin ende widt
sommich mensch
Ic moet u ock seggen verstaet wel dit
godt coemt nu en geeft loon na wercken
| |
[pagina 24]
| |
Ga naar margenoot+veel menschen droncken wijn ende atent gebraen vant spidt
en gingen op den armen niet eens mercken
nae vleschelijcke lust ghinck ic ock hercken
daerom heeft mijn die heer aldus besocht
295[regelnummer]
om dat ic mij in hem soude verstercken
dus heeft hij een goet werck an mij gewrocht
weijnich volckx
Dat wert van veel menschen so weijnich bedocht
hoe wel hij hem dicmael heeft ontgaen
300[regelnummer]
dat men sagen veel menschen sulckx ontknocht
hij soude dat selfde qualijck verstaen
Sommich mensch
Ick voer mijn hoeft en treck mij dat niet aen
want ick ken mij schuldich jae ic serteijn
305[regelnummer]
veel mensch heeft ock meijnich sonde gedaen
wel duijsent mael gods wijl te buijten getreen
Weijnich volckx
Seedmen dat veel mensch sij souden seggen neen
maer ons leijt daer niet aen dat sal godt judijcieren
310[regelnummer]
van al datter geschiet is tsij groet ofte cleen
voer hem en mach niemant dissimuleeren
daer is niet verborgen voer die heer der heeren
also ghij broeder dat nu ock wel weet
dus coemt met mijn tis mijn begeeren
315[regelnummer]
want het is tijt dat ghij wat eet
en dat ghij wart gecleet
Sommich mensch
Ic danc u dat ghij mijn sulckx uut meet
gelooft sij godt die alle dinck is bekent
320[regelnummer]
hij die inden noot niemant en vergeet
wie hem inden noot tot christum went
gelooft sij godt dat hij u tot mijn heeft gesent
want ic was bij nu in desperaet
325[regelnummer]
ic en crech ghien troost vart noch ontrent
ic danck u dat ghij mijn wilt comen te baet
weijnich volckx
nu siet ghij wel dat godt niemant en verlaet
wije hem slecht inden noot tot hem keert
wije hulp van hem begeert // hij elcx bijstaet
330[regelnummer]
hij sijn hulp ock van niemant en weert
denct hoe nebucadnesar warden verneert
doen hij hij hem in sijn beroep had te buijten getreden
Adt sueven jaer lover en gras dit wel probeert
om sijn misbruijck verstaet mijn reden
335[regelnummer]
nae die straf ginc hem godt weer becleden
so als hij oijt te voren hadde geweest
ock davidt omt misbruijck hoert naet verbreden
straften godt mede smaeckt wel den keest
| |
[pagina 25]
| |
[pagina 26]
| |
[pagina 27]
| |
340[regelnummer]
Ga naar margenoot+hem bekerende tot godt die heer hem geneest
stelt hem weder als hij oijt was
godt castijt ock wel sonder misbruijck alsomen leest
van jop hoe hem godt besocht al op dat pas
en tot sijnder tijt hij hem weer genas
345[regelnummer]
want hij bleef volstandich en betrouden godt
maer al straft godt ons en verhoort ons niet ras
wij hebbent wel verdient al sonder spot
wij slachtent volck in die tijden van noij ende lodt
wij willen mee niet hoeren als die heer maect geschil
350[regelnummer]
niemant die daer hout gods gebodt
elc mensch mach segghen wat hij wijl
Sommich mensch
Ick voer mijn hooft mach wel swijgen stil
want die wijl des heeren was in mijn verkoudt
355[regelnummer]
Ga naar margenoot+hoe wel dat ic mijn qualicken hil
ic hadt wel verdient duijsentich foudt
ic stelden mijn sinnen op goet ende goudt
en ic stelden mij tegen godt seer vrij
ock een eijgelijck siet dat ghij dit onthout
360[regelnummer]
want alle gaer hebt ghij gesondich met mij
weijnich volckx
Daer segt ghij die waerheijt niet verbij
alle menschen hebben hem gegaen te buijten
maer dat wijllen wij stellen an deen sij
365[regelnummer]
en ic wijl mijn reden mijt u uuten
ic sal u van mijn leven niet buijten // sluijten
en als ic starf bespreck ic u al mijn guet
so blij bijn ic dat geopent sijn u conduijten
dus coemt gaet mijt mijn al mitter spoet
D. Sommich mensch
Doer den wille des heeren quaemt ghij mijn te gemoet
want die heer heeft het u in gegeven
daer sijnder so weijnich die sulckx doet
als ghij nu doet mijn vriendt verheven
375[regelnummer]
dies sal ic u dancken al mijn leven
weijnich volckx
Ga naar margenoot+Coemt gaen wij this hier langenoch gebleven
en wat ghij hebben sult staet al beschreven
die gemeen burger uut
380[regelnummer]
mijn dunckt hier is noch niemant an straet
mijn dunck tis nochtans al relicke laet
ic hoep ten is ock niet tondegen
mijn dunct an die son die clock heeft wel negen
of veel mensch die gemeen burger versmaet
385[regelnummer]
Ga naar margenoot+wij plachten nochtans wel vrientschap te plegen
Ic loef niet of veel mensch moet voer mij vresen
want wij plachten bij malcander altijt te wesen
veel mensch moet quaet sijn wat baet ist verswegen
Ga naar margenoot+hier coemt nu veel mensch als nu mit desen
390[regelnummer]
hola die clock gaet vriendt men sal of leesen
| |
[pagina 28]
| |
Ga naar margenoot+godt verleen ons wat goets tot elcker stee
quamer wat goets ick waer genesen
ende meer mijt mijn int wijt ende bree
veel mensch
Dit is wat nieus dat die clock gaet alle ree
die heer wijl ons allen verblijen
ick heb gehoert datmen sal leesen van paeijs en vree
dat soudt mijn welbehagen al sonder mijen
400[regelnummer]
want wij hebben lang geweest int lijen
het waer wel tijt datter eens paeijs quaem in lant
alle verdriet stelden wij dan besijen
waert dat wij cregen paijs ende bijstandt
gemeen burger
405[regelnummer]
So cregen wij die neering weer op die hant
dan sou die gemeen burger sijn verhuecht
ic peijns ock dat nu hier is niemant
of hij soude wel heerlijck maken vruecht
veel mensch
410[regelnummer]
Wilde godt ons verlienen alsulcken duecht
datter doch paeijs en vrede eens quaem
het soude voer veel menschen weesen een juecht
en voer die gemeen burgen so ick wel raem
gemeen burger
415[regelnummer]
Dan mochten wij wel loven des heeren naem .
Ga naar margenoot+het cloppen is gedaen // wij sullent haest hooren
laet ons toe hoeren beije te saem
en open doen snellick onse oren
maer ick geef die moet noch al verloren
420[regelnummer]
hier coempt nu een ofleser
boven uut
Om te beslechten // het ongeluck swaer
datter geweest is so meinich jaer
hebben die heeren eenpaer // daer wijsselijck in bedacht
425[regelnummer]
mijt voersichtigen raet bij malcander gebracht
hier wel op acht // hoert mijtter spoet
Onse eerwaerdige coninck van spanijen goet
mijt sijn wijsen raedt doet // ons puplijceren
met den prins en sijnen raedt sij veraccorderen
430[regelnummer]
sonder dissimuleeren // wart het u verclaert
vanden prins van orangijn warttet u verclaert
ons stadt houder expaert // laet weeten minst en meest
Die tot noch toe uut landich heeft geweest
sal comen onbevreest // weder daer hij heeft gewoent
435[regelnummer]
elc in sijn eijgen stadt twart u vertoont
ock vrij ongehoent // als nu mijdts dien
die een sal den ander niet een quae penninck bien
ock sal niemant geschien // dats eenich leet
want het is nu besloten paeijs ende vreedt
| |
[pagina 29]
| |
[pagina 30]
| |
[pagina 31]
| |
Ga naar margenoot+Int wijt ende breedt // vart ende ontrent
wije den prins van oranijen voer haerlieder stadthouder kent
seer excelent // mijt sijnen wijsen raedt
maer soe wije noch blijven opstinaet
445[regelnummer]
die blijft inden haet // soet wel betaemt
want wie hem voer den prins van oranijen schaemt
ons stadt houder vernaemt // en dat van rechts wegen
met dien stadt oft vlecke salmen gien comanschap plegen
verstaet het te degen // en wilter op mercken
450[regelnummer]
wie hem niet wijl begeven onder prinsen vlercken
men sal teghen hem verstercken // naerstich mijt vlijt
voort sij een ijgelijck gewaerschout nu ter tijt
dat hij haet of nijt // tegen ijmans en draecht
of men sal hem straffen vrij onversaecht
455[regelnummer]
twart u gewaecht // wijlt h onthouwen
eck wart gewaerschout mannen en vrouwen
Jongen en ouwen // hier doch wel op gist
dat den een den ander niet nae roept gues oft papist
so dat enige twijst // daer uut mocht spruijten
460[regelnummer]
die salmen strackx an boijen doen sluijten
en leggen in muijten // seer haest en drae
en men sal hem straffen sonder genae
dus elc wacht hem voer schae // men doet u gewach
men sal niemant meer waerschouwen na desen dach
465[regelnummer]
al sonder verdrach // salmen hem judicieren
dus elck wijl hem doch wel regieren
tis ons begeren // al sonder cij
dit is h uut het placaet een copij
elc acht het vrij // men gaet het u ontknopen
470[regelnummer]
want na den paeijs hebmen lang gaen verhopen
en lang om geropen // alsmen wel op gomen
Ga naar margenoot+en desen paijs godt danc is nu gecomen
Tot onser vromen dus maecter of mencij
gedaen bijden hove en den prinsen excelencij
475[regelnummer]
dus geeft het audiencij // credencij // dit blij accoort
ende een ijgelijck seijt het den ander voort
veel mensch
Sulcken blijmaer en heb ic in lang niet gehoert
na dat edele woort // heb ic lang gebeijt
480[regelnummer]
mijn hart altans grote blijschap oorboort
doer tgeen dat daer is verbreit
gemeen burger
Ga naar margenoot+nae dat woort heefter meijnich gehuijlt en geschreijt
en meijnichmael geseijt // ic en salt niet beleven
485[regelnummer]
maer nu hoeren wij ummers het claer bescheijt
dat die heer ons paijs nu heeft gegeven
weijnich volckx
Wel hoe sijt ghij dus verblijt hier beneven
dat ghij dus vrolijck sijt in u gemoet
490[regelnummer]
of is hier wat nieus bedreven
dat ghij dus blij sijt nu metter spoet
veel mensch
| |
[pagina 32]
| |
Ga naar margenoot+Neen hier is of gelesen blij tijdijnge seer goet
495[regelnummer]
serteijn dat doet // mijn vruecht voort bringen
en al mijn druck dat leg ic onder die voet
ic en can mijn selven nau bedwingen
gemeen burger
en van blijschap / begin ick schier te singen
500[regelnummer]
so bijn ic verblijt hoert naet bediet
sulcke blij tijdijnge wij niet en ontfingen
in meijnich jaer alsser nu is geschiet
weijnich volckx
Wilt het mijn doch seggen en liegen niet
505[regelnummer]
want ick peijns ghij en wilt het niet verholen
dat soudt mijn ock wesen een groot verdriet
en ick soudt u ock dan wel houwen verpolen
veel mensch
Theeft lang geweest al in den molen
510[regelnummer]
dat welck nu is geopenbaert
ende wat een ijgelijck is bevolen
dat sal u ock wel wel werden verclaert
weijnich volckx
wel wat isser doch
gemeen burger
maer daer is paeijs of gelesen vrij ongespaert
is dat niet een blijschap uutgelesen
voort isser gelesen mijn vriendt vermaert
dat nu een ijgelijck mach wonen sonder vresen
520[regelnummer]
in steden oft in dorpen waer hij liefst wijl wesen
daer mach een ijgelick trecken mijtter woen
maer wie niet en ontfanct onsen prinse gepresen
tot enen stadthouder daer en is die paeijs noch niet schoon
voer so wort noch een ijgelijck geboen
525[regelnummer]
malcander niet nae te roepen papist oft gues
wie sulckx doet die sal verbueren gien croon
maer hij valt in die correcxi als waer hij een rues
een ijgelijck sal hem selfs grijpen bij die nues
dus mach een ijgelijck wel sijn verhoet
530[regelnummer]
want men sal hem straffen als waer hij noch so bues
sonder dijscijmulacij an lijf ende goet
weijnich volckx
Elck mach voer hem sien dat hij sulckx niet en doet
want sulcx en dient ock niet bedreven
535[regelnummer]
daer soudt om gestort worden so meinich mans bloet
dus elc mach hem nu wachten voer sneven
maer wat een lof en prijs behoorthem godt te geven
dat hij ons sulck genade laet geschien
wij behoren hem te dancken al ons leven
540[regelnummer]
dat wij dien dach noch mogen besien
veel menschen
| |
[pagina 33]
| |
[pagina 34]
| |
[pagina 35]
| |
Ga naar margenoot+nu hoop ick sal die nering haest comen op die bien
die so lang in muijten heeft geseten
545[regelnummer]
dan sal die gemeen burger floijeren doer dien
die so meijnich sober maeltijden hebben gegeten
Quaemt slecht die vremde man te weten
dat haerlem mijt den prins waer veraccordeert
waer daer slecht ijmant die haer dat ginc uut meten
550[regelnummer]
sij quamen haest over ongesaelijeert
weijnich volckx
ghij sult wel nering crigen ist dat het godt begeert
want het is van godt al versien te voren
wie buijten godt begint het valt hem al verkeert
555[regelnummer]
Ga naar margenoot+en al u doen dat sal wesen verloren
Een gemeen burger
Eijlaes wat gaen wij nu oorboren
of daer algelesen is paijs ende vrede
als wij ghien nering connen besporen
560[regelnummer]
so ist noch al droefheijt inder waerhede
Ga naar margenoot+wij vernemen noch niemandt inder stede
die de nering wijl gebruijcken oft daer comt vragen
dus mogen wij wel seggen mijt clare reden
wij moeten dit lijden noch langer dragen
sommich mensch
Gueden dach goe mannen wilt mij doch gewagen
dat ic u sal vragen // doet mijn doch bescheijt
hebt ghij hem niet gesien bijnnen corten dagen
die man daer ic woen ic woudt dat ghijt mijn seijt
gemeen burger
Om u dat te seggen bijn ic bereijt
hij heefter geweest mijn reden vaet
waer hij is en weet ic niet twart u verbreijt
maer sijt ghij die man die daer sadt op die straet
sommich menss
Jae ict bijnt die daer sadt so desolaet
doen hielt hem veel mensch van mijn schou
hij gaf mijn schone woorden maer die deen mij ghien baet
maer siet hoe heerlijck bijn ic nu
580[regelnummer]
veel menschen Jaegent al in haer eijgen vlou
maer die heer heeft mijn verhoort seer menichfoudt
Adieu veel mensch nu gae ic van ju
ic bijn vertroost en ghij blijft benout
Ga naar margenoot+veel mensch drinct dat hij self brout
gemeen burger
Ruijcken dat veel menschen niet so sijn sij verkout
tsij eedel of onedel groet ofte cleijn
die sijn eeven broeders droofheijt anschoudt
en hem niet en helpt die en doet niet reijn
veel menschen
| |
[pagina 36]
| |
Ga naar margenoot+Van quaetheijt heet ic schier mijn breijn 7
om dat ghij so spijtich op mijn schiet
Ga naar margenoot+ghij weet wel ick en bijnt niet alleijn
595[regelnummer]
die sulcx doet vaet dit bediet
ghij sijt so wel als ic int verdriet
Ga naar margenoot+wat wilt ghij mijn doch staen blameren
waert thuijs van nering op so waert al niet
dan soude onse benautheijt wel wat faceeren
600[regelnummer]
siet hier coomter een wat is doch sijn begeren
of hij na thuijs van nering sal sporen
och wijlde hij daer na solisteren
dan soude onse druck wel haest versmoren
redelijck verstant
605[regelnummer]
Wel wat isser te doen wat gaetmen oorboren
dat veel mensch met den gemeen burger is versaemt
isser wat nieus latet mijn thoch hoeren
ic bijdt dat ghij u voor mij niet en schaemt
gemeen burger
610[regelnummer]
Jaet hier is wel wat nieus twelc niet en betaemt
te swijgen want ic weet dat ghijt wel sult prijsen
hier is peijns en vree ofgelesen ongeblaemt
daer doer hoop ic sal die nering verrijsen
ons armoet is so groot dat een mensch mach ijsen
615[regelnummer]
het waer meer dan tijt dat het naem een ent
want wij weeten ons selfs niet langer te spijsen
om dat die nering dus lang blijft apsent
redelijck verstant
Dat die nering van u dus lang blijft gewent
620[regelnummer]
doer wien raecte die nering eerst onder die voet
doer wien is die nering so lelijck geschent
doer wien creech nering sulcken tegen spoet
veel mensch
Oorloch heeft het gedaen siet dit wel vroet
625[regelnummer]
die quam seer snellick en heel verbaest
so wreet so vinnich en so verwoet
so dat hij neering vermoorden bij naest
redelijck verstant
Och veel mensch voer oorloch waert ghij die quaest
630[regelnummer]
waer doer die nering raeckten ter neer
als verwoeste beesten hebt ghij geraest
daer door raecten die nering tot oneer
die nering is wel starck maer van complexie teer
daer en hebt ghij niet eens op geacht
635[regelnummer]
want ghij hebt u gestelt tegen godt die heer
waer door ghij die nering hebt te niet gebracht
veel mensch
Het is wonder dat alt tvolc hier niet om en lacht
datmen mijn hier van wijl geven die schult
640[regelnummer]
Oorloch heeft ijmmers die nering verkracht
doer oorloch is ijmmers alt ongeluck vervult
redelijck verstant
Hoort veel mensch hebt mijn doch gedult
en hoort wat ic u sal houwen voor oogen
645[regelnummer]
tegens den armen hebt ghij gebrult
| |
[pagina 37]
| |
[pagina 38]
| |
[pagina 39]
| |
Ga naar margenoot+gelijcken een leeu dit is ijmmers ongelogen
hier mee hebdij gods gramschap over u getogen
en weduwen en wesen en hebt ghij niet bijgestaen
650[regelnummer]
en waer ghij cont hebt ghij dat volck bedrogen
met suptile comanschap vrij sonder waen
lichte wicht valsche mat hebt ghij het volck gedaen
dit sijn ijmmers wercken die godt misprijst
Och veel menschen hoe wijl u die heer noch slaen
655[regelnummer]
ist dat ghij hier van ghien leetwesen en bewijst
gemeen burger
Van anxt veel menschen hart schier ijst
om dat ghi gebruijckt alsulcke reeden
veel menschen haer opt thooft schier grijst
660[regelnummer]
om dat ghij alsulcx gaet verbreden
redelijck verstant
Och ghij hebt u ock te dijck buijten getreden
also dat veel menschen dat oock wel weet
u arbeijdts loon hebt ghij so qualick gaen besteden
665[regelnummer]
dat ghij so suerlijck wont al mijt u sweet
en u wijf en kijnder elck van honger creet
en ghij hilt het gelt verstaet wel ditten
en ghij en hebt u selfs daer niet om gecleet
maer ghij ginct dat in die harberch verhitten
670[regelnummer]
en liet u wijf en kinder so elendich sitten
hoe dunct u hoe wijlt ghij dit verantwoorden
op een pennick ghinct ghij tegen u wijf vitten
en verdronct dat so onnut twelck niet en behoorden
gemeen burger
675[regelnummer]
Dorst ick ick sou seggen dat ghij mijn verstoorden
om dat ghij mijn so treet op mijn voet
al hadt ic u wel eer sien hangen ankoorden
ick hadder om gelacht maer ick neemt nu int goet
redelijck verstant
680[regelnummer]
Wel siet dat ghij sulcx niet meer en doet
want godt salt ongewroken laten niet
en doet voort an penitencie en boet
so sult ghij van godt niet worden angesprooken
wanneer veel mensch sulcx wort ontlooken
685[regelnummer]
so is hij verstort en is strax te paert
en dat hooft begint hem strax te roocken
maer den gemeen burger en is so niet van aert
och veel mensch dat ghij ock so waert
dat ghij u allendicheijt conde besien
690[regelnummer]
maer ghij en acht het niet watmen u verclaert
dus en sal u van die nering ghien heijl geschien
veel mensch
Compt dat door mijn wilt mijn dat bedien
met corte woorden niet veel te kaken
695[regelnummer]
ghij sout den gemeen burger wel maken op die bien
maer ic hoop dat ghij daer self sult toe raecken
en nu sult ghij mijn ock dat waer maecken
want ghij seijden thans dat ick was den oorsaeck
dat oorloch die nering so lelick ghinck schaken
700[regelnummer]
segt nu waeronn en doet nu u uutspraeck
redelijck verstant
| |
[pagina 40]
| |
Ga naar margenoot+Dat sal ic wel doen in trouwen jaeck 8
ick salt nu voort gaen bringen int licht
705[regelnummer]
maer wart niet quaet als ic u op u seer raeck
want een penninck en is niet waert u duecht van gewicht
en datmen overal sulcken elendicheijt sicht
Ga naar margenoot+dat comt al doer u alsment wel anschout
en datter so menigen brandt is gesticht
710[regelnummer]
en so menich vermoort is jonck en out
daer hebt ghij so lang over gebroudt
meer dan vier jaer jae meer dan vier mael elf
en mijn dunct dat het u noch niet en beroudt
dus ic u boesheijt niet langer en bedelf
715[regelnummer]
ghij waert waerdich datmen u begraefden onder een schelf
ten waer ghien ongelick ghij hadts wel verdient
ghij wilt het een ander wijten en ghij deet het self
ic moetet u segghen al waert ghij mijn vrient
veel mensch
720[regelnummer]
Wel segt hoe soe
redelijck verstant
maer doen u die nering van godt was gelient
dat ghij die ordelijck soudt gebruijcken
tot u eijgen selfs hebt ghijt slechts gemient
725[regelnummer]
ghij hebtse mishandelt hoort naet ontluijcken
u wellust hebt ghij daer uut gaen suijcken
ghij gebruijckten haer schandelijck dit wel probeert
ghij achten haer niet meer dan verdorde struijcken
sij was u dienstich en ghij hebtse onteert
730[regelnummer]
ghij naemt haer niet waer maer ghij hebt geboeleert
dat mach ic wel seggen en liegen niet
dat ghij met haer uut rekinge sijt gekeert
nae die tavarn seer naerstich met vliet
ende den armen liet ghij int verdriet
735[regelnummer]
dus hebt ghij die nering met voeten getreden
gulsicheijt oncuijsheijt is van u geschiet
en tot brassen en suijpen ginct ghij het gelt besteden
hoevaerdich pomposich hebt ghij u gaen cleden
ende om den naecten hebt ghij niet eens gedocht
740[regelnummer]
ghij gebruijckten die nering sonder bescheijt oft reden
waer duer ghij haer tot niet hebt gebrocht
veel mensch
Weet ghij niet meer
redelijck verstant
745[regelnummer]
Soudt u misbruijck van mij warden ontknocht
ic hadt wel werck een helen dach
hoe dat ghij malcander met warschappen besocht
prinsepael vastelavons alsmen wel sach
ghij hilt warschappen al sonder verdrach
750[regelnummer]
die voor hondert gulden stonden al eer ghij scheijden
dit maecte voer gods ogen een swaer geclach
dat ghij sulcke warschappen bereijden
en den armen stonden voor u duer en schreijden
| |
[pagina 41]
| |
[pagina 42]
| |
[pagina 43]
| |
755[regelnummer]
Ga naar margenoot+en daer hebt ghij u oghen van gedraijt
Ja tis noch veel quaer dan ic can verbreijden
so onnut als ghij u gelt hebt gesaeijt
Och veel menschen tis tijt dat ghij huijlt ende graijt
Ga naar margenoot+over dat elent dat u sal over comen
760[regelnummer]
so vort als ghij den heer niet weer en paijt
met leetwesen uwer sonden en leven als die vromen
Of die torn gods sal u bestromen
veel mensch
Ick en loof niet of ghij begint te dromen
765[regelnummer]
dat ghij dus vijleinich begint te spreeken
heb ic u of ijmant het tsijn benomen
segt dat of swijcht // want wilt ghij staen preecken
weijnich volckx
Wat wijlt ghij den draeck mijt hem gaen steecken
770[regelnummer]
hij seijt u die waerheijt al wilt ghijt niet weeten
this over lange jaren wel gebleecken
maer ic peijns dat het u nu al is vergeten
hoe dapper dat ghij plecht te drincken te eeten
wanneer datter een van u geslacht was doot
775[regelnummer]
die wijn ginctmen daer met schalen uutmeten
en die vrinden mosten te gast sijn genoot
daer hilt men dan een maltijt van 8 oft 10 pont groot
want het was die banier het most so weesen
al hadden die armen binnens huijs ghien broot
780[regelnummer]
daer en ginctmen niet eens voor vresen
want elc woudt van die werelt sijn gepresen
en noch moet ic u een weijnich ontwinnen
noch een stick of twie moet ic u op leesen
watte vergaringe ghij placht te beginnen
785[regelnummer]
als kopperen hout reijsen buijten en binnen
daer hadmen gebraen pastijeen alderleij vis
alle dominacien ginct ghij seer beminden
ghij docht tsou ewich dueren ghij haddet al wis
eijlaes u voornemen is gevallen mis
790[regelnummer]
och ghij sijt u selfs geweest onvroet
al u wellust des vleijs siet wattet nu is
hier voor geeft u godt alle tegenspoet
hoe hebmen u sien lopen als beesten verwoet
het scheen anders niet oft ghij waert uutsinnich
795[regelnummer]
want men sach u grijpen nae een ander mans goet
Och veel mensch ghij waert so wreet so vinnich
elck hout hem nu costel maer men sacher so minnich
die so naerstich waren om haer handen te roeren
veel mensch ghij waert u ock onderwinnich
800[regelnummer]
na ander mans goet sach ic u wel loeren
gemeen burger
Jae die honger maecten veel dieven en hoeren
het was te beclagen O jaet ach harm
twas al in roer wast burger of boeren
805[regelnummer]
daer was in de stadt so menigen legen darm
weijnich volckx
Ghij gemeen burger ghij liep u oock wel warm
ghij ginct u ock wel dapper spoen
ghij quaemt so dick met enen crommen arm
810[regelnummer]
ghij weerden u wel dapper en koen
gemene burger
| |
[pagina 44]
| |
Ga naar margenoot+This waer want ic sacht veel menschen doen 9
jonck ende out cleijn ende groot
815[regelnummer]
ic en hadde daer in ghien quaet vermoen
neen ic in trouwen verstaet het bloot
redelijck verstant
Weet ghij wel dat u godt sulcx verboot
in die thien geboden staet het geschreven
820[regelnummer]
Ga naar margenoot+steelt niet staet daer al hebt ghij noot
of dunct u dat daer an niet en is bedreven
noch seijt paulus mijn vrijendt verheven
met clare reden al sonder tooven
wie niet en arbeijt seijt hij sonder sneven
825[regelnummer]
die sal niet eeten dus wilt niet meer rooven
noch seijt hij van den geen die niet en geloven
wat een grouwel dattet is wilt hier op mercken
en noch sijn sij meerder van godt verschoven
die voor wijf en kijnder niet willen wercken
gemeen burger
Och waer ic loop tot eniger percken
die oprechte nering can ic niet anschouwen
och ic soudt so garn ontslaen mijn vlercken
om te arbeijden al sonder flouwen
Redelijck verstant
Als ghij die nering hebt cont ghijse niet houwen
dan leeft ghij rebellick en gaetse misbruijcken
ghij drinct en speelt en laet wijf en kijnder in rouwen
dus moet ghij an den duijm nu suijcken
840[regelnummer]
wie u die waerheijt ginc ontluijcken
en die u ten besten dan woude raen
die mosten door u wreetheijt swijgen en duijcken
of ghij wijlden haer stracx smijten en slaen
ghij seijden seer stoudt wat leijter u aen
845[regelnummer]
drinck ic speel ic // ick moet het selfs winnen
en die u wel eertijts goet hebben gedaen
die en willen u nu niet bekinnen
want ghij hebt haer goet mee helpen verslinnen
dat selfde moet ghij nu becopen
850[regelnummer]
die u wel eertijts plach te beminnen
die verblijden haer dat sij u aldus sien loopen
maer dat ghij noch u ogen deet oopen
en kenden u schuldich voor die heer gepresen
en dencken u niet meer met die sondaers te verknopen
855[regelnummer]
ick hoop dattet wel haest wadt beter soudt weesen
gemeen burger
Dat hoop ic te doen mijn vrient uut gelesen
ic beken voor godt seer groot mijn schult
wel thien duijsent pont dus mach ick wel vresen
860[regelnummer]
want mijn sonden die sijn seer meijnichfult
O heer weest met mijn doch gedult
geeft mijn toch u geest dat ic u mach bekennen
met u heijligen geest mijn doch vergult
sonder u blijf ic int ewijch schennen
865[regelnummer]
die vorsten des werelts mijn altijt nae rennen
en mijn eijgen vleijs is daer ock toe genegen
en dees benautheijt o heer wilt toch van mij wennen
en geeft ons die nering o heer te degen
dat wij die gebruijcken maer niet so wij plegen
| |
[pagina 45]
| |
[pagina 46]
| |
[pagina 47]
| |
Ga naar margenoot+maer redelijck ende oock tot uwer eer
geeft ons daer tho O heer uwen segen
dan sullen wij u dancken seer
weijnich volckx
875[regelnummer]
So doende sal godt sijn oghen slaen neer
en sal u verhooren sonder verdrach
hem te dienen in al onse handel is sijn begeer
want hij is die geen die ons helpen mach
veel mens
880[regelnummer]
Och die thuijs van nering open sach
en dat ons die nering mocht gebueren
dan souden wij niet maecken sulcken geclach
maer eijlaes nu blijven wij noch in trueren
Laet ons met malcanderen naerstich spueren
885[regelnummer]
om thuijs op te crijgen al met gewelt
of onse dingen die blijven altijt lueren
dat siet ghij wel twert u gespelt
gemeen burger
Ghij en doet anders niet dan ghij u selven quelt
890[regelnummer]
ende ghij en spreckt ock ghien bescheijt
weet ghij wel dat ghij u selven stelt
tegens godt ons alder maijesteijt
Redelijck verstant
Veel menschen willent hebben mijt haer eijgen wijsheijt
895[regelnummer]
of sij willent al hebben mijt haer eijgen cracht
maer nering en welvaert in gods handen leijt
die moet het geven hier wel op acht
Och veel mensch waert ghij also bedacht
dat ghij onderwijs en hulp begeerden
900[regelnummer]
om thuijs op te criegen ic segt u vast
die soudt u wel seggen wat u deerden
veel mensch
Wel of ic mijn dan verneerden
soudt ghij mijn dan wel connen wijsen
905[regelnummer]
wat mijn schurt of waert mijn faelgierden
daer van wijlde ic u dancken en prijsen
Redelijck verstant
Alsmen u met die waerheijt gaet spijsen
dan wert ghij toornich ende quaet
910[regelnummer]
ghij hout u so qualick dat een mens mach ijsen
en men comen strax van u inden haet
veel mens
Neen isser ijmant die mijn weet te geven raedt
ic wijl hem dancken mijn leven lang
915[regelnummer]
tsoudt ock sijn tot den gemenen burgers baet
hij soude oock comen uut drux bedwang
weijnich volckx
Begeert ghij dat ic neem wel strax mijn gang
om een te haelen die u wel sal raden
920[regelnummer]
ghij en darft niet vresen ofte wesen bang
want hij sal u niet letten hinderen of schaden
met lieflijcke woorden sal hij u versaden
en hij sal u wel seggen wat ghij hebt useert
wilt ghij u dan stellen onder sijn genaden
925[regelnummer]
gelijcken een meester sijn crancken probeert
wanneer hij hem geseijt heeft waert hem deert
| |
[pagina 48]
| |
Ga naar margenoot+wijl hij dan gehulpen sijn so geeft hij hem raet 10
wanneer hij dan die meester accepteert
930[regelnummer]
hem overgevende hoet met hem gaet
dan seijt hem die meester waert op staet
eer hij hem drancken tot gesontheijt in geeft
Ga naar margenoot+of anders soudt blijven al even quaet
so moet het ock met u gaen dit wel ancleeft
veel mens
Wel siet dat ghiere een criecht die daer kennis of heeft
ic bidt u vriendelijck wijlt hem doch haelen
gemeen burger
Jae tverdriet veel mens datmen dus leeft
940[regelnummer]
in dusken benautheijt als wij gaen dwalen
meest alle menschen beginnen te falen
want sij en weeten niet langer voort te raecken
veel mensch laeten den moet al daelen
maer hadden sij die nering dan souden sijt wel maken
redelijck verstant
Neringe loos te leven dat en sijn ghien cleine saecken
en het heeft hier geduert een lange tijt
gemeen burger
This lang geleden datmen van neringe spraecken
950[regelnummer]
mijn dunct sij is te soecken noch also wijdt
veel mens
Ick hoop dat wij haest sullen worden verblijt
daer salder een om goet onderwijs gaen treen
hoet huijs op sal comen sonder respijt
955[regelnummer]
want waert huijs open so waren wij te vreen
weijnich volckx
Ga naar margenoot+Om guet onderwijs so gae ick nu heen
van stonden so wijl ick naerstich loopen
en ick sal hem die saeck te recht verbreen
960[regelnummer]
hoe veel mens nae goet onderwijs gaet hoopen
veel mens
Nu hoop ick salt huijs haest gaen oopen
binnen corten tijt vrij onbesweecken
redelijck verstant
965[regelnummer]
Ghij sout self tot hem gaen u saeck te ontknopen
en geven te kennen al u gebreecken
veel mens
Ick can mijt sulck volck so qualick spreecken
want ick hebber mee gehadt ghien conversacij
970[regelnummer]
ick en can met ghien schone woorden smeecken
en ick peijns wel dat ick niet stae in sij gracij
gemeen burger
soudt ghij ouwaer gaen tot eniger stacij
ghij soudt wel gaen can ick wel ramen
975[regelnummer]
ghij souter wel gaen sonder discimulacij
soudt ghij daer voert gelts bij malcander versamen
| |
[pagina 49]
| |
[pagina 50]
| |
[pagina 51]
| |
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+
redelijck verstant
Hier coompt weijnich volckx niet al den lamen
980[regelnummer]
maer snellijck compt hij an vrij ongeblaemt
goet onderwijs brengt hij mee sonder schamen
nu doet hij als een broeder betaemt
goet onderwijs
Wat is u begeeren segt vrij ongbeschaemt
985[regelnummer]
vreest niet te seggen u begeren
maer wijlt mijn eerst seggen hoe ghij sijt genaemt
want men vint veel menschen so wreet als beren
weijnich volckx
Dat moecht ghij mijt die waerheijt wel alijeeren
990[regelnummer]
Datmen veel mens bij sijn woort sal geloven
van binnen een een wolf hart en gecleet mijt schaeps cleren
Devotich habijt als van die werelt verschoven
maer dat laet ick varen en ick wijl sonder toven
Ons namen seggen en hoe dat wij heeten
995[regelnummer]
Op dat ghij u over ons niet en gaet bedroven
Denckende dat wij onrecht u gaen uutmeten
weijnich volckx is mijn naem wijlt dit doch weten
ick ben onbekent van veel menschen hier te lant
en heb langen tijt verhoolen geseeten
1000[regelnummer]
ick stelde mijn leven voor die waerheijt te pant
redelijck verstant
So most ock doolen ick redelijck verstant
ick redelijck verstant was nauwers gesien
veel menschen stelden ons reden after die hant
1005[regelnummer]
dus conde ons ghien goet van veel mens geschien
goet onderwijs
O Redelijck verstant ghij moet dick op die bien
want redelijck verstant is weijnich geacht
redelijck verstant moet dick voor veel menschen vlien
1010[regelnummer]
want veel menschen wijllent al houwen mijt cracht
ghij weijnich volckx weest doch wijsselick bedacht
en neemt met redelijck verstant u ganck
al u acht u veel mens voor tmalle geslacht
en gaet daer om niet an beije sijen manck
weijnich volckx
Wel goet onderwijs ick weet u danck
dat ghij mijn aldus wel gaet raden
ick hoep dat te doen al mijn leven lanck
godt gehoorsaem te sijn altijt vroech en spaden
1020[regelnummer]
Ock bidt ick u vriendelijck doer gods genaden
Of ghij mijt ons wijlt tot veel menschen gaen
want veel menschen sidt so deerlick beladen
hopende onderwijs van u te ontfaen
wat sijn begeerte is suldij wel verstaen
| |
[pagina 52]
| |
Ga naar margenoot+als ghij bij hem coompt uut sijn eijgen reen
wij hebben ons best wel mijt hem gedaen
maer wij conden hem niet stellen te vreen
goet onderwijs
1030[regelnummer]
Wel laet ons mijt malcander gaen heen
tot veel mensch nu rechtevoort
redelijck verstant
Mijn dunct dat hij hier nu coompt an treen
ick peijns dat hij u wel heeft gehoort
goet onderwijs
mijn dunct an sijn wesen dat hij niet is gestoort
en mij dunct hij compt ons selfs te gemoet
gaet spreect hem thoe mijt een vriendelijck woort
en ock seer lieflick hem doch bescheijt doet
redelijck verstant
Hier comen wij an nu mijtter spoet
om u te vertroosten in u droefheijt swaer
veel mensch
Ga naar margenoot+U comste valt mijn wel heerlijcke soet
1045[regelnummer]
Ga naar margenoot+maer tverbeijen heeft mij wel geduert een jaer
weijnich volckx
Hier comen wij mijt die broeder eenpaer
die u wel sal raden alsoot moet wesen
maer wat hij u gebiet dat moet ghij doen seer claer
1050[regelnummer]
dan sult ghij van hem warden gepresen
gaet spreckt hem thoe
veel mensch
Welcoem moet ghij wesen mijn vrient uutgelesen
ick verblijden mij seer doen ick u sach
1055[regelnummer]
verhopende dat ghij mij solt genesen
binnen corten tijt noch van desen dach
goet onderwijs
Ga naar margenoot+Die reden waer van doet mijn gewach
en wijlt het mijn vrijmoedich ontcnopen
1060[regelnummer]
Om te besien of ick u helpen mach
daer ghij so lang om hebt geroepen
veel mensch
maer thuijs van nering doet ons dat open
dat daer so vast gesloten staet
1065[regelnummer]
den gemeen burger gaet daer so seer nae verhopen
nacht ende dach vroech ende laet
goet onderwijs
Daer tho sal ick u wel geveven raet
ist saeck dat ghij dat sult connen doen
1070[regelnummer]
ghij moet sien dat ghij u niet te buijten en gaet
tot genen tijen avont noch noen
veel mensch
Om u bevel te houwen sal ick mijn spoen
tot allen tijen leven als den vromen
1075[regelnummer]
maer ick can mijn selven niet bevroen
hoe dat het huijs dus vast is tho gecomen
| |
[pagina 53]
| |
[pagina 54]
| |
[pagina 55]
| |
Ga naar margenoot+
guet onderwijs
Ick sal u wel helpen uut sulcke dromen
1080[regelnummer]
als ghijt ijmmers begeert te weten
so sal ick u vijf of ses articulen nomen
bij gelijckenis sal ick het u uutmeten
wet ghij wel dat adam inden appel heeft gebeten
seer weijnich achtende op gods gebodt
1085[regelnummer]
Ock van sodoma en gomorra ist u niet vergeten
achtende niet eens die woorden van lodt
hoe tvolck met noij ock hielden haer spot
maer tginck haer al anders dan sij hadden gedacht
noch veel meer sal ick u verclaren van godt
1090[regelnummer]
hoe sij sijn gevaren die sijn woorden niet en acht
veel mensch
Tserpent heeft eva eerst bijgebracht
ende adam gaf eeva ock mede gehoor
waer doer sij beijde naect mosten vluchten onsacht
1095[regelnummer]
uut het paradijs dat hadden sij daer voor
het bevel des heren lieten sij gaen te loor
en deden tserpents raet dat deede haer sneven
doen clonck die stem des heren also in haer oor
dat sij voor hem vluchten met schamt en beven
1100[regelnummer]
die van sodoma en gomorra hebben ock bedreven
gulsicheijt oncuijsheijt boven maten
nae alle wellust des vleijs gingen sij leven
wije haer die waerheijt seijden gingen sij haten
doen beval die here tverstant wijlt vaten
1105[regelnummer]
lodt mijt sijn wijf seer goedertier
dat sij daer uut souden gaen en haer verlaten
want die vrome te versorgen is gods manier
doen liet godt regenen pick solpher en vier
en verbranden vier steden haestich en ras
1110[regelnummer]
niemant bleef daer over tsij mensch noch dier
ock beval hij lots huijsvrou op dat pas
dat sij niet om soud sien hoet mijt die steden was
maer sij sach om en achten niet gods vermaen
doen veranderde sij also ick las
1115[regelnummer]
in een soudt steen en bleef so staen
so ist ock bij noijs tijden toegegaen
als noij haer straften so werden sij quaet
wat noij haer vermaent sij wijllent niet verstaen
sij lachten mijt hem en spotten vroech en laet
1120[regelnummer]
sij brasten sij pronckten sij deden haer eijgen raet
levende in haer wellusten soet
hondert jaer in twintich so daer geschreven staet
driechden godt haer maer sij en nament niet int goet
doen liet godt over haer comen die water vloet
| |
[pagina 56]
| |
Ga naar margenoot+en verdroncken al wat ontfangen hadt tleven
maer noij met hem achsten hoort mijtter spoet
die sijn alleen slech overgebleven
goet onderwijs
1130[regelnummer]
Daer hebt ghij mijn te recht goet antwoort gegeven
noch moet ick u een weijnich vragen
wat pharao tegen godt hadden bedreven
dat hem die heer so swaerlick ginck plagen
veel mensch
1135[regelnummer]
Maer hij ginck moijsij met gods volck nae jagen
ende hij meenden haer also te verpletten
maer die heer en wijlden dat niet verdragen
en conden dat wel haest beletten
Om dat hij hem tegen sijn volck ginck versetten
1140[regelnummer]
tegent rode meer ginck hij haer stueren
hij meenden haer te vangen in sijn wrede netten
maer die heer die wrocht wonderlijcke kueren
dat water schienden gelijcken twije mueren
en gods volck ginck droech door troode meer
1145[regelnummer]
maer pharo met sijn volck most het besueren
hij volchden haer nae maer niemant quammer weer
daer beginck pharao een groot ongneer
hij verdronck daer mijt sijn volck alle gaer
om dat hij gods volck benauden so seer
1150[regelnummer]
daer om so creech hij sijn loon aldaer
goet onderwijs
U woorden vallen wel ende waer
wije hem tegen godt stelt die raeckt in tegenspoet
Ock wije gods bevel acht niet een haer
1155[regelnummer]
die straffe des heren over hem comen moet
Om dat davidt ansach een vrouwe soet
welcke vrouwe barsabee heet
so quam over hem lijden met overvloet
hij bedreef ock overspel so ghij wel weet
veel meensch
Datmen urijas inden slach doot smeet
Dat quam door davidt die suptijle geest
doen quam over hem alsulcken leet
want godt steltden hem drie plagen voor somen leest
1165[regelnummer]
Oorloch diertijt sterft doen wert hij bevreest
niet wetende wat hij verkiesen sou
hij koos sterft want hij hielt dander noch voort meest
doen sterfter hondert duijsent ick niet en flou
mijt vijf en tachtich duijsent na mijn onthou
1170[regelnummer]
Doen worden davidt in sijn hart ontsteecken
| |
[pagina 57]
| |
[pagina 58]
| |
[pagina 59]
| |
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+want hij creech in sijn hart alsulcken rou
so dat hij tot godt heeft geropen met smeecken
heer spaert mijn volck en wijlt het op mijn wreecken
1175[regelnummer]
want ick bijn die geen die gedaen heeft tegen u wijl
doen hielt die sterft op soot wel is gebleecken
het berou dat davidt hadt den heer wel bevil
goet onderwijs
Ick en mach op u woort niet swijgen stil
1180[regelnummer]
ick moet antwoort geven al op u woort
dat ghij tegen den here maecten sulck geschil
met berou uus herten als davidt bracht voort
dan sou die heer op u niet blijven verstoort
maer hij sou u oock verhoren vrij sonder waen
1185[regelnummer]
peijnst hoe meijnich duijsent isser door u wel vermoort
want ghij meer overspel en dootslach hebt gedaen
veel mensch hebt ghij u eijgen vrient niet wel verraen
het welcken haer leven ock heeft gecost
en noch blijft ghij opstinaet in u boosheijt staen
1190[regelnummer]
hoe soudt ghij van u swaericheij werden verloost
veel mensch
Mijn dunct dat ghij mijn eer schier ontscrost
sijt ghij hier gecomen om mij te bekijven
mijt alle grote spiticheijt ghij tegen mij bost
1195[regelnummer]
dus dunct mijn best dat ick gae drijven
goet onderwijs
neen maer wijlt hier noch een weijnich blijven
ick moet u noch wat voor oogen stellen
mijt goede gelijckenis sal ick u gerijven
1200[regelnummer]
ick salt u uutmeten die schriftuer is mijn ellen
denct hoe ghij tvolck gods placht te quellen
als pharao dede jae noch immers so snoot
nacht en dach ghinct ghij gods volck mellen
ghij deet u best om haer te bringen ter doot
1205[regelnummer]
ghij lachten alsmen haer bloet vergoot
om sulckx te doen waert ghij een man
maer int eijnde als sulckx die here verdroot
bleeft ghij mijt u anhangers selfs in die pan
veel mensch
1210[regelnummer]
This tijt dunct mij dat ick scheij hier van
want ick en weet ghien eer an u te begaen
mij dunct ick mach gaen liever drincken een can
en laten u dan alleen hier staen
goet onderwijs
1215[regelnummer]
Ick moet u noch een weijnich doen vermaen
maer ick peijs ghij naemtet wel verdrach
ick bidt u op mijn woort wijlt gaenge slaen
het gheen daer ick u van sal doen gewach
Loths huijsvrou om dat sij eens omme sach
1220[regelnummer]
veranderde in een sout steen en bleef aldaer
| |
[pagina 60]
| |
Ga naar margenoot+hoe menich mael siet ghij om op enen dach
denckende om u goede dagen voorwaer
so deed lots huijsvrou ock daer om plaecht haer godt so swaer
1225[regelnummer]
het is die waerheijt ick en liech u niet
en ghij hebt u wellust gevoclcht so meinich jaer
gelijck die van sodoma hoort na dit bediet
en denct hoe dat sij quamen in dat elendich verdriet
en hier voor gaet ghij niet eens schromen
1230[regelnummer]
al ist dat u sulckx niet en is geschiet
het is te duchden dat het u noch sal overcomen
Denct hoe haest quam hem over die water stromen
want wat noij haer seijden sij slogent ghien acht
dus gaet het met u noch maer ten sal u niet vromen
1235[regelnummer]
die heer sal ock noch met u handelen onsacht
noij worde van sijn volck so dickmael belacht
wat hij haer seijden sij hadden daer in ghien smaeck
en als redelijck verstant u ock sulckx voort bracht
so staect ghij ock dickmael met hem den draeck
veel mens
Het is al quaet hoe ick het met u maeck
lach ick het is quaet en schreien can ick niet doen
dit is ijmmers voor mij een grote saeck
ghij moet al mee wesen vant nieuwe fatsoen
goet onderwijs
Bij noijs tijden waren sij mee so Koen
wat noij haer seijden sij slogent al in die wint
sij pronckten sij pralden avent en noen
sij achten noij niet meer dan een kint
1250[regelnummer]
alsomen genesis int sesten beschreven vint
also gaet het met u vrij ongelogen
och veel mensch hoe sijt ghij dus verblint
noch meerder dan adam wart ghij bedrogen
jae u eijgen vleijs bedriecht u somen siet voor ogen
1255[regelnummer]
want u wellust des vleijs sijt ghij gevolcht nae
alle begeerten des harten sijt ghij nae getogen
niet eens denckende om uwer sielen schae
al wat ghij bedocht bedreeft ghij vroech en spae
en ghij verblijden u als ghij sulx cont ververven
1260[regelnummer]
seijt paulus tot ten galaten niet ghij weet wel jae
wie sulckx doet salt rijcke gods niet beerven
en ghij weet wel dat adam tparadijs most derven
om dat hij gods gebodt niet en heeft geacht
om een beet des appels mosten sij swerven
| |
[pagina 61]
| |
[pagina 62]
| |
[pagina 63]
| |
Ga naar margenoot+naect vluchtende met vrees och dat ghij dit bedacht
hoe menichmael hebt ghij u tijt overgebracht
in als ongehoorsaem twelck niet en betaemt
veel mensch hoe lang hebt ghij gewandelt inder nacht
1270[regelnummer]
inden nacht der sonden dus ist tijt dat ghij u schaemt
dat ghij niet meer een knecht der sonden sijt genaemt
daer paulus totten corinthen van seijt met verstant
alle grove sonden hij bij malcander versaemt
dees hebt ghij gebruijct niet eens achtende sond of schant
1275[regelnummer]
jae watte ongehoorsaemheijt isser geschiet doort lant
als opgeblasen pomposich seijt die propheet
dese opgeblasenheijt hebt ghij u kinders ingeplant
van jonckx op met sijd en flueel gecleet
Och het loon des arbeijts is so qualick besteet
1280[regelnummer]
daer om sijn wij gecomen in dit versijcken
Ga naar margenoot+de gemeen burger droech habijten so elck wel weet
so costel als toebehoort den rijcken
jae die dienst boden hoe gingen sij strijcken
men kenden haer nau voor die heer ofte vrou
1285[regelnummer]
soud ick tmisbruijck van die rijcken doen blijcken
in een ure ick dat niet verhalen en sou
veel mens
ghij soudt wel haest een deel schudden uut u mou
ist luegen ist waer ghij smijt het voort
1290[regelnummer]
ghij en hebt daer van ghien leet of rou
ghij vraechter niet nae of ghijt volck verstoort
goet onderwijs
Tgheen dat ick spreck en is niet mijn woort
amos Jacobus en lucas maken geschal
1295[regelnummer]
jacobus seijt int vijfste dit wel oorboort
huijlt en schreijt van tgheen dat u overcomen sal
u cleren sijn verrot seijt hij anhoort dit al
u gout en silver is van den roest gegeten
dit sal wraeck over u roepen hoort groot en smal
1300[regelnummer]
veel menschen so hebt ghij u rijckdom ock beseten
ghij hebt u troost al wech so gaet lucas uutmeten
ghij die daer lacht sult huijlen en schreien
dit hebt ghij anden rijckeman goet te weten
om tmisbruijck van sijn goet most hij van godt scheijen
1305[regelnummer]
wee hem seijt esaijas die haer bereijen
smorgens vroech om dronckenschap te plegen
wee hem seijt hij noch sonder verbeijen
die het een huijs ant ander coopt verstaet het te degen
en dat daer sijn hart is togenegen
1310[regelnummer]
wee hem want haer loon hebben sij al ontfaen
dus hebt ghij den armen met u valsche wicht gaen wegen
en den armen hebt ghij ongetroost laten gaen
veel mensch
| |
[pagina 64]
| |
1315[regelnummer]
Ga naar margenoot+Sal ick hier noch langer blijven staen
en nemen u spijtige woorden onwaer
ick wijl van hier al sonder beraen
vant een opt tander maect ghij mijn hart swaer
goet onderwijs
1320[regelnummer]
Tgheen dat ick u seg doe ick uut liefden claer
dus bid ick u veel mens nemt het toch int goet
ghij wijst thans wel te seggen hoe swaer
dat godt pharao straste an goet en bloet
davidt straft hij ock seer overvloet
1325[regelnummer]
jae die voorwerelt liet hij om haer sonden verdrencken
en godt spaert u noch hoort mitter spoet
dese goetheijt gods wijlt doch gedencken
al ist dat hij u an goet heeft gaen crencken
dat doet hij om best wijllen als een goet vrient
1330[regelnummer]
om dat hij u noch sijn goetheijt wijl schencken
want liet hij u versmoren ghij hadt het wel verdient
want dit sijn die oorsaecken ick segt en ick mient
waer duer u die nering is ontogen
u ongehoorsaemheijt is al int gebient
1335[regelnummer]
dat sou ick met recht wel seggen mogen
maer ick hoep die heer sal noch open doen u ogen
en dat hij u noch sal comen te baet
och veel mensch ghij hebt u selfs bedrogen
maer bekeert u noch ten is niet te laet
gemeen burger
Och mijn dunct dat het huijs van nering noch gesloten staet
eijlaes wat sullen wij nu bedrijven
och isser niemant die ons weet geven raet
so moet het huijs van nering gesloten blijven
veel mens
Ick heb al staech moeten staen en horen kijven
van tbegin tot het ent al spijtige woorden
ick ginck mij selven daer tegens verstijven
want niet een goet woort dat ick hoorden
goet onderwijs
Al wast dat ick u dickmael verstoorden
ick seijd u die waerheijt en anders ghien reden
denct dat saul hem selven vermoorden
hij bleef hartneckich van harten onbesneden
1355[regelnummer]
Caijm bleef ock hartneckich hoort naet verbreden
aldus sijt ghij ock maer laet u doch raden
bekeert u totten heer ghij criecht wel nering met vreden
die heer sal u geven sijn genaden
ghij gemeen burger heebt hebt ock vroech en spaden
1360[regelnummer]
den heer vergramt met u godtloos leven
| |
[pagina 65]
| |
[pagina 66]
| |
[pagina 67]
| |
Ga naar margenoot+met drincken en swelgen ginct ghij u versaden
hoe menichmael hebt ghij tegen godt bedreven
tot alle wulpsheijt waert ghij meest genegen
1365[regelnummer]
en die u ten besten raden daer mee stont ghij en lachten
jae tegen godt hebt ghij u dick gaen begeven
en twoort des heeren ghij verachten
tot wellust des vleis streckten u gedachten
en ghij en docht niet eens om gods bevel
1370[regelnummer]
ghij dienden bachus met al u crachten
al u gantsche leven was woest en rebel
gemeen burger
Och ghij segt die waerheijt luter en wel
dat ick godt niet en was gehoorsaem
1375[regelnummer]
om den duijvel te dienen liep ick so snel
maer om godt te dienen was ick seer laem
het is te recht wel tijt dat ick mijn schaem
maer het is al te laet ick ben al bedurven
godt is te seer vergramt so ick wel raem
1380[regelnummer]
wetenschap en kennis is in mij al versturven
goet onderwijs
neen daer heefter so menich gracij verworven
de mede so rebel hadden geleeft
maer ghij moet over beije tsijen niet gaen slurven
1385[regelnummer]
want in sulx godt ghien behagen en heeft
maer dat ghij u uut gantschen harten begeeft
godt anroepende mijt bijdden en smecken
en dat ghij die werelt niet meer en ancleeft
godt salt schicken dat u niet en sal ontbreken
gemeen burger
Dat verhoep ick te doen
goet onderwijs
Och veel mensch mochtmen u ock so versprecken
Ga naar margenoot+dat ghij u cont begeven in gods handen
1395[regelnummer]
die heer soude ock u hart ontsteecken
en hij sou u ontbinden van dees drovige banden
veel mensch
Ick wijlt dat ick een bevaert sou doen in vremde landen
het waer sint jacop ofte te roem
1400[regelnummer]
en dat ick daer soud doen mijn offerhanden
en dat dan die nering waer cloeck en vroom
goet onderwijs
Och veel mensch ghij slacht den onvruchtbaere boom
die ghien goe vrucht en draecht tot sijnder tijt
1405[regelnummer]
u reden sijn niet anders dan een onnutte droom
sij moeten sijn vervloect en vermaledijt
hoort wat christus seijt en davidt belijdt
in sijn vijftichste salm sonder wederstoot
| |
[pagina 68]
| |
1410[regelnummer]
Ga naar margenoot+met uutgedructen woorden seijt hij met vlijt
roept mij an als ghij sijt inder noot
ick sal u helpen tsij clein of groot
dat is men sal godt alleen dancken en prijsen
en tsijn dieven en moerdenaers seijt christus bloot
1415[regelnummer]
die eeen ander wech gaen dan ick hem gae wijsen
Och veel mensch ghij moecht wel ijsen
dat ghij bij menschen u hulp wilt soecken
of bij verstorven heijligen dat is een groot afgrijsen
maer laet u onderwijsen uut gods boecken
1420[regelnummer]
gelijck den moerijaen dede wijlt u vercloecken
die selef niet en wijste wat dat hij las
philippus onderwees hem niet in eenige hoecken
maer hij quam bij hem daer hij op sijn wagen was
en hij werden gelovich op dat selfde pas
1425[regelnummer]
laet u ock so onderwijsen ongefaelgeert
die heer sal u ogen open doen seer ras
so matheus int sesten ock adverteert
soeckt eerst het rijcke gods en al wat u deert
sal u gegeven worden seijt hij met verstant
1430[regelnummer]
davidt seijt ock dit wel probeert
die vrome sullen besitten een vruchtbaer lant
hij sal u in sijn wech leijden bewaren voor schant
een vruchtbaer aertrijck sal hij u bereijden
als een trou vader sijn kint sal hij u nemen bijder hant
1435[regelnummer]
also hij noch voort gaet verbreijden
hij sal u dan op sijnen wech leijden
op sijnen padt dat eng is ende smal
al quamer een engel die u anders seijden
gelooft het niet want van godt coompt het al
veel mensch
Ick moet bij u noch wat houwen stal
wan u woorden beginnen mij te behagen
mijn dunct dat ick schier gehoors geven sal
ist dat ghij mijn sulckx wat meer gaet gewagen
goet onderwijs
so seijden den conick agrippa in dien dagen
doen paulus gevangen was en voor hem most staen
maer dat en gelt niet ghij most u al bet beclagen
ist dat ghij gods genade wijlt ontfaen
1450[regelnummer]
en dat het huijs van nering sou open gaen
so most ghij inden geest al bet ontwaken
die genade gods sal u dan nemen aen
en ghij sult wel an die neringe geraecken
veel mensch
| |
[pagina 69]
| |
[pagina 70]
| |
[pagina 71]
| |
Ga naar margenoot+Wel wijlt mij dan verclaren die saecken
wat sal ick doen om die nering te genieten
want u reden beginnen mij vrij te smaecken
dus wat ick doen sal wilt mijn vrij hieten
goet onderwijs
gelijck een slang sijn vel gaet verschieten
bij gelijckenis so moet ghij ock sonder verdrach
u oude bose leven dat moet u verdrieten
ende een nieu leven aennemen hoort naet gewach
1465[regelnummer]
so ghij u vleijs begeven hebt nacht ende dach
om den duijvel te dienen sonder verbeijen
so moet ghij u nu begeven ick doe u tverslach
tot soberheijt en kuijsheijt moet ghij u bereijen
maticheijt gehehoorsaemheijt moet niet van u scheijen
1470[regelnummer]
lijefde barmherticheijt ende ock vreetsaem
tuchtich vriendelick in alle contreijen
want een vreetsamich hert is godt aengenaem
veel mensch
Ick ick sal mij daer toe maecken bequaem
1475[regelnummer]
dat ick niet meer sal leven in sulcke sonden
ick hoep noch te criegen een goede faem
u reden bewegen mijn hart tot desen stonden
goet onderwijs
Jae ist dat ghij wilt sijn bevonden
1480[regelnummer]
een kint gods te sijn mijn vrient vercoren
ghij moet van godt niet wijcken hoort naet vermonden
om alt gheen dat u mach comen te voren
ist dat ghij wesen wijlt van nieus herboren
so christus seijt uut den water inden geest
1485[regelnummer]
so moet ghij nae gods bevel neijgen u ooren
of anders ist niet alsomen johannes int derde leest
veel mensch
Dat hoop ick wel te doen is dat het meest
datmen thuijs van nering dan sles open doet
1490[regelnummer]
om gods woort te horen sij ick niet bewreest
crijgen wij dan die nering sles mitter spoet
goet onderwijs
Och veel mensch hoe streckt u hart noch tot het goet
mijn geest wert bedroeft inder waerheijt
1495[regelnummer]
hoort naerstich thoe ick bidt u met ootmoet
wat christus door matheum int thiende seijt
wie hem selven niet en versaect en sijn cruijs op hem leijt
die is mij niet weerdich ick wijl hem niet ontfaen
wie vader en moeder bemint twart u verbreijt
1500[regelnummer]
boven mij die sal ick weer versmaen
wije huijs en hof niet en verlaet hoort mij toch aen
met lant en sant en al wat hij heeft
| |
[pagina 72]
| |
Ga naar margenoot+en volcht mij nae dit geeft hij u te verstaen
1505[regelnummer]
die en is mij niet waerdich dit doch ancleeft
en mij dunct dat ghij u sinnen tot het goet noch geeft
Ga naar margenoot+godt sal u versmaden wat moecht ghij doch maken
dus siet dat ghij nae gods bevel doch leeft
of ghij sult in de eewige duijsternis raecken
veel mensch
Soud ick mijn goet niet lijef hebben wie sou d mij dat haecken
waerom souden wij anders nae nering verlangen
ghij legt mijn te voren sulcke sware saecken
mijn hart wart geheel mijt droefheijt bevangen
goet onderwijs
Marckus seijt int achste met meerder verstrangen
wie sijn leven lief heeft salt niet behouwen
maer wie sijn leven haet als fenijn of slangen
die salt houwen al sonder flouwen
1520[regelnummer]
noch gaet christus hier voort ontfouwen
wie mijn versaect voor die menschen dit toch anhoort
die sal ick weer versaecken voor mijn hemelsche vaer
Och veel menschen dit en dient doch niet versmoort
wat christus seijt is waerachtich en waer
veel mensch
Om dat te doen is mij veel te swaer
ick wijl liever gaen mijn oude leven
want gods barmherticheijt is voor ons alle gaer
godt is so goet hij sal ons niet begeven
goet onderwijs
Wel te recht heeft lucas int achste geschreven
dat het vierde saet eerst vruchten vint
Och veel mens dus mocht ghij wel beven
dat ghij u goet boven godt bemint
1535[regelnummer]
daerom matheus int negenthiende ock bint
dat het so on mogelick is een rijck mensch te comen
int rijck der hemelen so daer staet geprint
als een kemeel doort ooch van een naelt dus moecht ghij wel: schromen
voor dat elent dat u sal bestromen
1540[regelnummer]
eijlaes en hebt ghij hier ghien dencken na
Och veel mensch hoe hebt ghij sulckx voorgenomen
want die gramschap des heren sal comen so dra
veel mensch
Jae comptse mijn over dat is mijn eijgen scha
1545[regelnummer]
ick moet het selfs boeten vrij onvertooft
ick en wijl mijn goet niet laten maer vroech en spa
wijl ick het gebruijcken eert mijn wort berooft
goet onderwijs
| |
[pagina 73]
| |
[pagina 74]
| |
[pagina 75]
| |
1550[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die gramschap des heeren hangt veel mens over thooft
dus mach veel mens wel huijlen en wenen
Och veel mens hoe suldij noch warden bedrooft
ist dat ghij u niet en wilt vercleven
godt en driecht u niet al sonder menen
1555[regelnummer]
aldus veel menschen blijft niet opstinaet
het en sal u niet baten het kurmen en stenen
dus bekeert u noch eert valt te laet
sweert en vier hangt u over thooft warachtich jaet
sevenmael swaerder dan ghij hebt gehadt
1560[regelnummer]
so dreichden godt ijsrael ock daerom weest wel van beraet
eer dat ghij versinct mijt die gehele stadt
veel mensch
maer ick bijn u preecken seper al sadt
godt sal mij noch wel een wijltijts burgen
1565[regelnummer]
ick wijl mijn eijgen sin doch doen ick seg u dat
en laet elck mensche voor hem selven surgen
Die doodt
nu en sult ghij den dach niet sien van murgen
wee u wee u dat ghij sijt geboren
1570[regelnummer]
Ga naar margenoot+nu sal ick u op een staende voet verwurgen
dus ist met u nu al verloren
goet onderwijs
Och hoe sietmen veel menschen in haer sonden versmoren
veel menschen wijlt dit doch nemen ter harten
1575[regelnummer]
wijlt gods woort mijt vlijt doch hooren
en bewaren so coompt ghij niet in deeuwige smarten
gemeen burger
Veel menschen hebben geweest wel so darten
so dat sij niet en wijsten wat sij wijlden dragen
1580[regelnummer]
sij leefden so qualick en bedreven sulcke parten
waer om die heer tlant heeft gaen plagen
in die onkuijsheijt hadt godt een quaet behagen
Och ick gemeen burger waer sal ick nu heen
ick mach te recht wel trueren en clagen
1585[regelnummer]
want ick blijf geheel nu int geween
ick heb gods gebodt ock so dick overgetreen
dus grou ick sal mij die heer ock verstoten
O heer mocht ghij so warden gebeen
dat het huijs van neringe warden opgesloten
1590[regelnummer]
maer this so seer misbruijckt van cleinen en groten
dus sorch ick salt gesloten blijven staen
Och hoe seer heeft mijn die tijt verdroten
dat het huijs van nering niet open is gedaen
mijn wijf en kinder moeten van honger vergaen
goet onderwijs
| |
[pagina 76]
| |
Ga naar margenoot+Wijlt die heer mijtter harten roepen aen
die genade gods sal u niet versmaden
hij sal u vertroosten vrij sonder waen
1600[regelnummer]
dus bidt mijt het gebet sonder beraden
dat christus u heet bijdden als ghij sijt beladen
hij sal u vertroosten dus wijlt op hem hoopen
die vader der vaderen sal geven sijn genaden
sonder twijffel het huijs dat sal gaen open
1605[regelnummer]
als ghij tot den heer so hebt geropen
gemeen burger op sijn knijen
Onse vader die daer sijt inden hemel voorwaer
slaet u ogen doch neder op ons alle gaer
wij die in grote elendicheijt steecken
1610[regelnummer]
het cruijs dat wij dragen valt ons so swaer
want het heeft geduert so menich jaer
maer vader ghij weet alle ons gebreecken
geheijlicht is u naem dat niet uut is te spreecken
heijlicht ons o heer mijt uwen heijligen geest
1615[regelnummer]
maer u geest o heer en heeft niemant besweecken
u rijck toecome den minst met den meest
O vader ghij sijt diet al geneest
uwen wijl geschiedt opter aerden als inden hemel doet
wije buijten u wijl doet die blijft bevreest
1620[regelnummer]
hij en is van u verwachtende ghien goet
Ga naar margenoot+u wijl doet mijt ons tsij geluck ofte tegenspoet
geeft ons huijden ons dagelickx broot
voor grote beswaringe ons doch behoet
maer ghij weet o heer wat ons is van noot
1625[regelnummer]
het broot der sielen u woort suijver en bloot
geeft ons en vergeeft ons onse schult
ghelijck ghij wijlt dat wij doen tsij cleijn of groot
O heer met u genade ons doch vergult
ons sonden sijn so groot heer weest ons gedult
1630[regelnummer]
en laet ons niet vanden quaden bekoren
maer verlost ons vanden quaden die tuegen ons brult
als een grimmende leeu om ons te verstoren
versterckt ons met uwen geest dat wij nae hem niet en hooren
want u o heer is alleen dat rijck
1635[regelnummer]
O heer u rijck hebt ghij bereijt te voren
alle menschen die betrouwen sonder ofwijck
Ga naar margenoot+u is die cracht ende heerlicheijt niemant uus gelijck
van eeuwicheijt tot inder eeuwijcheijt amen
so davidt in sijn 50 seijt sonder beswijck
1640[regelnummer]
wije anders seijt o heer wijltse beschamen
goet onderwijs
| |
[pagina 77]
| |
[pagina 78]
| |
[pagina 79]
| |
Ga naar margenoot+staet op mijn vrient al sonder blamen
de genade gods heeft u al verhoort
1645[regelnummer]
hij sal u wel vertroosten en ock bijnamen
al die geen die betrouwen op des heren woort
die genade gods
Ick hoorden daer so clagen nu rechte voort
ick wijl hem vertroosten sonder verdrach
1650[regelnummer]
op dat hij niet in sijn mistrosticheijt versmoort
want die mijn hulp begeert help ick nacht en dach
gemeen burger
O genade gods anhoort mijn geclach
coompt mijn te hulp al met u troost
1655[regelnummer]
want ick het niet langer harden en mach
neringeloos te leven dit is mijn propoost
die genade gods
u reden weet ick wel want sij mijn al noost
aleer dat ghij mijn hadt angeropen
1660[regelnummer]
ick wijlse al helpen vant twest tot het oost
den geen die mijn vertrout en op mijn verhoopen
goet onderwijs
O genade gods doet dijt huijs van neringe oopen
want het heeft so lange toegestaen
1665[regelnummer]
die gemeen burger weet hem niet langer te bedropen
sonder u hulp moeten sij vergaen
die genade gods
Ick wijl hem helpen van stonden aen
en alden geen die mijn hulp begeert
1670[regelnummer]
hoe soudt ick dan ju connen versmaen
Ga naar margenoot+ghij die mijtter harten tot mij keert
nu wijl ick u helpen vant tgeen dat u deert
inden name gods moet het geschien
maer siet dat ghise niet weer en ont eert
1675[regelnummer]
den nering die ghij in lang niet hebt gesien
gemeen burger
O genade gods wijlt niet weer van mij vlien
laet mijn doch eerst die nering anschouwen
soud ick haer niet sien dat waer mijn verdriet
1680[regelnummer]
Ga naar margenoot+of is sij doot so blijf ick in rouwen
Och nering buert u op of mijn hart moet spouwen
waer hebt ghij geweest doch also lanck
hoe hebt ghij u so lanck verholen gehouwen
waer hebt ghij gelegen after die banck
nering
Och ick heb geweest langen tijt so cranck
ick heb gelegen geheel in onmacht
dat mach ick weten oorloch ghien danck
want hij leefden mijt mij al so onsacht
1690[regelnummer]
Oorloch heeft mijn so lelick vercracht
so dat ick niet en wijst of ick sou sterven
| |
[pagina 80]
| |
Ga naar margenoot+ick heb om u gedocht dach ende nacht
denckende dat ghij mij niet meer en soudt verwerven
gemeen burger
Och hoe heb ick nae u lopen swerven
en waer ick socht ick en con u niet vinnen
ick docht dat ick u al mijn leven sou derven
so dat ick bij nae verloor mijn sinnen
nering
Ick weet wel dat ghij mij wel ginct beminnen
maer ick dorst niet comen voor die hant
ick groude dat oorloch mij weer sou overrinnen
en dat hij mij weer sou bringen in schant
gemeen burger
Waer is oorloch
nering
Hij is wat van hier in een ander lant
maer ick sorch dat hij sal comen weer
1710[regelnummer]
mijt mijn kint so wart ick weer angerant
och so moet ick weer comen tot on eer
gemeen burger
Oorloch hoop ick is nu al wat veer
ick hoop hij niet weer comen sal altoos
1715[regelnummer]
want waer hij coomt hij bevaut het so seer
hij is so wreet en uutermaten boos
maer waer is u kint neringeloos
is hij doot of is hij im een ander stede
is hij begraven in een kist ofte doos
1720[regelnummer]
so sal hij ons wel laten met vrede
nering
Neen hij is niet doot inder waerheede
hij is noch int leven ick segt u claer
waer oorloch is daer is neringe loos mede
1725[regelnummer]
neringe loos mijn kint is bij sijn vaer
neringe loos en oorloch sijn altijt bij malcaer
dat moechdij wel geloven het is waerachtich
waer oorloch is neringe loos is ock aldaer
en waer sij comen wert het volck weerslachtich
gemeen burger
Och nering coomt toch bij mij ick bijn nae u jachtich
Ga naar margenoot+ghij sult wel wat cloeck werden altemet
watte vrienden waren wij ist u wel indachtich
dus compt bij mij of ick blijf onder tnet
nering
neen eijlaes ick mach noch niet uut het bet
ick bijn noch te cranck ick en mach niet gaen
mijn leden sijn so slap noch als een slet
Ga naar margenoot+ick en mach niet op mijn voeten staen
redelijck verstant
| |
[pagina 81]
| |
[pagina 82]
| |
[pagina 83]
| |
Ga naar margenoot+Ist huijs van nerige open gedaen
gelooft sij godt ende gebenedijt
laten wij nu onse ogen ten hemel slaen
1745[regelnummer]
en godt loven en dancken sonder respijt
weijnich volckx
Neringe sal nu wel beteren mitter tijt
ist datmense gebruijcken also men behoren
dus ghij menschen altsamen wie dat ghij sijt
1750[regelnummer]
neempt u tijt waer laetse niet gaen verloren
op dat die heer ons niet weer en coompt verstoren
met orloch diertijt en sterft daer beneven
ghij rijcken dat die heer u ock niet laet versmoren
in u sonden die haer sinnen tot het gelt begeven
1755[regelnummer]
ghelijck vanden rijckeman staet geschreven
Als lucas beschreven heeft verstaet het bloot
om dat hij tgoet boven godt ginck ancleven
so heeft hem godt gestraft mitten euwigen doot
redelijck verstant
1760[regelnummer]
Dus elck sij gewaerschout sij clein en groot
edel of on edel wie hij mach wesen
die heer wijl ons bewaren voor sulcken tegenstoot
mijt sijn ewige vrede wijl hij ons genesen
gemeen burger
1765[regelnummer]
Laet ons dancken en loven den heer gepresen
die ons sijn goetheijt heeft geopenbaert
dat wij sijn woort mogen horen sonder vresen
elck meent het nu onwaer vrij ongespaert
weijnich volckx
1770[regelnummer]
Lof sij den eewijgen god die ons heeft bewaert
dat wij van ons vianden niet en sijn vermoort
lof ewige voorsicheijt hooch vermaert
ghij diet tvoornemen ons vianden hebt versmoort
redelijck verstant
1775[regelnummer]
Lof ewijge genade ghij die rechtevoort
neringe hebt verwect soot u heeft behaecht
lof ewijge liefde ghij die hebt verstoort
ons vianden en van hier verjaecht
gemeen burger
1780[regelnummer]
Neemt het in danc dat hier is gewaecht
ons niet en beclaecht tsij arm ofte rijcken
weijnich volckx
Of wij hadden gefaelgeert ons dat niet na en draecht
neemt het in danck dat hier is gewaecht
redelijck verstant
Want wij waren inwendich noch een weijnich versaecht
om vrij moedich te sprecken sonder beswijcken
gemeen burger
Neemt het in danck dat hier is gewaecht
1790[regelnummer]
Ons niet en beclaecht // tsijn arm of rijcken
neemt het int goet van trou moet blijcken
wij biddent u clagelick wijlt ons niet blameren
Weijnich volckx
Hebben wij gefaelgiert in onse pracktijken
1795[regelnummer]
wij bidden u wijlt het ten besten keren
want jonge scholieren al doende sij leeren
Fijnis
Wije heeft sijn Wijl al
Dijt spel is lanck 1500 ende 50 regulen
|
|