Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 2: Boek B
(1992)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Hier begint een spreeckende prologe van een spel van sinnen gnaempt verlaten kennisse dwelck volgen. sal nae de prologe....
Deerste seijt
Constlustige sinnen // van buijten van binnen
Eedel oft onedel die hier sijt ontrent
Tweede
10[regelnummer]
Wij bidden uuijt minnen // hoort ons ontwinnen
constlustige sinnen // van buijten en binnen
1.
Tverstant wilt innen // van dat wij beginnen
als hoonich suijgende bijtgens ongeschent
2.
Constlustige sinnen // van buijten en binnen
edel oft onedel // die hier sijt omtrent
1.
Al sijn wij pellicanist niet constich bekent
20[regelnummer]
nochtans is tot const gewent // als ons begeeren
2.
En daerom comen wij oock hier nu present
om met een sinnelijck spel u te vereeren
1.
25[regelnummer]
Van een werrelts mensch die hem ging affkeeren
tegen tgebodt des heeren // tot verblintheijt in sonden
2.
Om door vleijschelijcke Lust met haer te boeleren
met een versteent hart / so hier sal worden ontbonden
.1.
Goods waerschouwinge en deuchdlijck vermaen ter selffder stonden
weijgrende met sinnen verdraijt / en door der sonden wennis
2.
Goods woort en broerlijcke Lieft brengende tot schennis
35[regelnummer]
so dat hij verlaeten kennis // wel mocht sijn geheten
1.
Maer de barmhartige godt int hoochste geseten
heeft hem niet vergeten maer door Leetwesen
en eijgen schults kennis sijn dienaers gepresen
40[regelnummer]
bracht hij hem in vresen // so dat hij hem heeft bekeert
.2.
En met een rouwich hart heeft genade begeert
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||
45[regelnummer]
Ga naar margenoot+door schristuers troost geleert // en heeft affgekurven
sijn boossheijt en misdaet // die sijn siel bedurven
so dat hij noch is gestorven // eenen saligen doot
.1.
Als hier sal sworden bewesen voor cleijn ende groot
50[regelnummer]
dus verstaet wel t'exploot // van desen inventije
.2.
Wij bidden u altsaemen die hier sijt in presentie
vaet wel dintentie wilt met ons faulten verduldich // sijn
en ontfanckt onse groetenis so wij van outs schuldich // sijn.
1.
Godt die hemel en aerde uuijt niet heeft gemaeckt
en door sijn goetheijt allen dingen wel can gregeren
.2.
Die den doot voor ons altsaemen heeft gesmaeckt
60[regelnummer]
godt die hemel en aerde uuijt niet heeft gemaeckt
1.
Wil bewaeren onsen stadthouder graeff mauritis ongelaeckt
op dat sijn goede faem altijt mach vermeeren
2.
65[regelnummer]
Godt die hemel en aerde uuijt niet heeft gemaeckt
en door sijn goetheijt alle dingen wel can gregeren
1.
Moet oock onsen schout en baijllou deffenderen
op dat sij administreren // recht en Justicije
2.
Den goeden met Loon den quaeden met punitie
elck naer haer conditije // tot allen spatie
1
Wij doen oock eerbiedich onse salutatie
75[regelnummer]
aen borgemeesters en scheepenen int haerlemsche dal
2
Bidde dat godt haer bevrijde van alle blamatie
door sijn goede gratije // en van ongeval
1.
80[regelnummer]
Dit wenschen wij oock ons broeders van Lieft boven al
om dat sij vervult sijn met constige pracktijcken
.2.
Oock die in Liefden getrou. sijn groot en smal
groeten wij vrientlijck want onse Trou Moet Blijcken
1
En den Jongen schoolieren die den const niet beswijcken
moet onse groetenis toecomen / om niet te crackelen.
.2.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Voort alle goede borgers armen en rijcken
die herwaerts quamen strijcken // ons te sien spelen
1.
Alle dese moet godt sijn hemelsche Juwelen
95[regelnummer]
door sijn gratije toedeelen // so mach vreucht beclijven
2.
Wij bidden u altsaemen mannen ende wijven
verstaet de motijven // daer wij van maecken mentije
1.
100[regelnummer]
Staet stil en geeft ons toch audientie
met goede silentie // hoort ons oorconden // plaen.
2.
Bewaert u buijdels wel wij beginnen van stonden // aen.
fijnis /./. volcht de Conclusie alst tspel gespeelt
105[regelnummer]
is datter volgen sal.
.1.
Wij dancken u altsaemen minst ende meest
die hier quaempt // ongeblaempt // om ons te sien spelen
2.
110[regelnummer]
Die noch tegenwoordich sijt / oft hier hebt geweest
1.
Wij dancken u altsaemen minst ende meest
2.
Maeckt ons niet beschaempt // noch gepraempt // al isser geen const volleest
115[regelnummer]
maer elck raempt // soot betaempt // onse faulten wilt helen /
1.
Wij dancken u altsaemen minst ende meest
die hier quaempt // ongeblaempt // om ons te sien spelen
2.
120[regelnummer]
Isser ijet missbruijckt // wilt daerom niet crackelen
tsal ons niet vervelen // hoort sonder spotten // ruijt
1.
Om tavont naer sessen voor rijcken en onelen
2.
125[regelnummer]
Hier ter plaetse te uuijtdelen een boertige sotten // cluijt
fijnis / de prologe met de Conclusie
is tsaemen Lang...... 78 regulen.
volcht Het spel. daer. van.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Hier begint het spel. van sinnen genaempt verlaten kennisse de Parsonages sijn dese
verlaeten kennisse spreeckt
Hoe gae ick dus dwaelen met fantazijen behangen
Ick denck dat ick versuft ben geheel en al
mijn sinlijcheden stellen mijn al heel in prangen
tvleijssch dwingt den geest te gaen sijn gangen
155[regelnummer]
de gewoonlijcke wech werdt mijn te smal
mijn dunckt dat in mijn genaeckt een val
met groot geschal / dies ben Ick onvroet
Langenoch heb ick geleeft in tegenspoet
Langmoedicheijt heeft mijn gehouden onder de voet
160[regelnummer]
daer toe de vloet // van Liede blijckelijck
goede faem en gerucht is mijn beswijckelijck
ick was in eeren gepresen rijckelijck
maer tis nu veel anders met mijn gestelt
dit Overdenckende wordt ick versijckelijck
165[regelnummer]
want fantazije mijn hert nu seer quelt
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ick dacht de schriftuer waer uuijt den menschen vertelt
maer twas mijn gespelt // ten bracht geen vruchten
170[regelnummer]
wadt Leijter oock aen / Ick wil crijgen goet en gelt
en verlaeten de famoze geruchten
nochtans heb ick gesmaeckt de hemelsche Luchten
maer Laet Loopen die cluchten // ick wil die werelt gaen bouen
en mij selffs int solaes deser werrelt vouwen
175[regelnummer]
den heer ginck berouwen // tmenschen geslachts bedrijven
de soonen haer besmettende met die schoonste wijven
om haer selffs te gerijven met ongerechticheijt groot
dit selffde wedervaert mij nu ick sidt inden boot
maer dit is bloot / ick wensch dat soud bij mij te blijven
180[regelnummer]
om te spelen met de schijven // van thienen en vijven
heij fortus fortuna Advivat
en stellen mij selven inder geneuchten badt
Ga naar margenoot+als een die is madt // verlaet ick tribulacij en wil rusten
de waerheijt aen te hangen / wadt soudt mij Lusten
185[regelnummer]
tsijn onbevaeren custen // elck daer bij int verdriet Leeft
die gerechticheijt aenhangt / int eijnde hij sneeft
Jae als een treeft door benijt hert int vier woonachtich
dat Laet ick drijven ick wordt boosheijt verpachtich
versteeckende onsachtich / finem expecta / geeff ick geen spatije
190[regelnummer]
want sij / geeft gracij // al ist met blamatije
die haer begeeren //
vrouwen en heeren //
Ga naar margenoot+Pausa weijger geest Een sinneken.
Kijckt uuijt neeffgen kijckt.....
verdraijt sinneken Een neefgen.
Wadt wonderlijcke dingen......
weijger geest.
Dadt heet godt versaecken......
verdraijt sinneken
200[regelnummer]
So soudmen tegen goods woorden cringen
weijger geest.
kijckt / Kijckt uuijt neeffgen uuijt cijckt..
verdraijt sinneken
Wadt wonderlijcke dingen......
weijger geest.
Hij Leijt heel int slijck......
verdraijt sinneken
Hij gaet na de hel toe dringen......
weijger geest.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Hij is ten minsten een doot gelijck /
verdraijt sinneken
Men mach hem wel int graff bringer
weijger geest.
Dat heet om de hel te schaecken.....
verdraijt sinneken
Oft met baels propheten singen
weijger geest.
220[regelnummer]
Kijckt kijckt tot neeffgen kijckt
verdraijt sinneken
Wadt wonderlijcke dingen.......
weijgar geest
Dat heet godt versaecken.......
verdraijt sinneken.
Al soudemen tegens goods woorden cringen
en uuijtwringen // dat der sielen confoort // is
weijger geest
Tffij tfij verlaeten kennis heel versmoort // is
230[regelnummer]
en gestoort is // om dat hij sijn tijt heeft quaelijck versleten
maer goodts woort te Leven was sijn vermeten
wilt ghij daer niet aff weten // seght Lieve toutertout
verdraijt sinneken
Wadt ick sou een warmen verckens bout
235[regelnummer]
verlaeten kennis heeft goods woort al heel vergeten
vanden duijvel verbeten // twerdt noch Lucifers beste maetgen.
weijger geest.
Steeckt u neus int oude gaetgen
quaet toeverlaetgen.......
verdraijt sinneken.
Ghij sijt immers een heijlich quant
weijger geest.
Wadt wonders gebeurt er nu al int Lant
schijnende vande hant // goods Louter en claer
verdraijt sinneken
Dat en acht verlaeten kennis niet een haer
maer maeckt geen misbaer // die hij hoort sullen wij hem helpen
weijger geest.
Hij crijcht noch over sijn Oogen schelpen
250[regelnummer]
hij laet hem stelpen // als een die suspeckt // is
verdraijt sinneken.
Neeff ick ben so blij dat hij opgeweckt // is
hij moeijden hem al te seer met sijn brabbelinge
weijger geest.
255[regelnummer]
Nu sie ick hoe ick gevaeren ben / aen snabbelinge
ghij sijt imnners een deutchts verbijtertgen.
verdraijt sinneken.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||
260[regelnummer]
Ga naar margenoot+En Onder baels propheten sijt ghij een crijtertgen
heij lelijck schijtertgen // bewaert wel u achterpoort
weijger geest
Ghij tijterlijtertgen / waerom sijt ghij gestoort
seght mij wien ghij toebehoort // wij sijn toch twee quanten
verdraijt sinneken
Ick hoor toe alte groote santen
aen alle canten // mijn vader hem met een schoonvoorhooft geneerde
een vande gesellen die susanne acuseerde
en regeerde met Jesabelle mijn moeder nader godlosen begin
weijger geest
Dat is bijlo wel gebrockt waerender cruijmen in
ick crijch een ruijmen sin // van ondeucht ghij mij te boven gaet
van grooter affcompste // Ja van Belsebubs saet
dus doet vrij quaet // ghij sijt gepromonveert
verdraijt sinneken
Nu weet ghij wije mijn heeft gegenereert
om dat ghij begeert // sult ghij nu aen mijn naem raecken
weijger geest
Och segtet mij toch om kennis te maecken
verdraijt sinneken
Nu wiltet dan smaecken
Ick heet verdraijt. sinneken edel van wesen
weijger geest.
Wel Ick waer gaern oock mede gepresen
285[regelnummer]
want mijn dunckt dat ick ben een eerlijck cadet
verdraijt sinneken
Men sal nochtans van u int misboeck niet Lesen
eij schuijmsel der boeven // gevallen uuijt helijs nedt
ghij houdt de wedt // hadt ghij gods schaepen niet verbeten
290[regelnummer]
Ga naar margenoot+maer neeff ten dient immers niet vergeten
Laet mij toch oock weeten // u geslacht
weijger geest
Maar balam die goods Inspiratie tegenstont met cracht
seer onbedacht godt weijgerden als d' ondiscrete.
295[regelnummer]
Incidit in fonia quam fecit / al heeft hijt weijnich geacht
mijn moeder bracht // goods volck menichge venijnige smeete
door dese splete // quam ick inde werrelt cruijpen
verdraijt sinneken
Nu moet mij tgeluck van achteren ontdruijpen
300[regelnummer]
siet watte stuijpen // ick heb mijn meester gevonden
en wilt mij toch doen Oorconden // met woorden ontbonden
hoe is nu uwen naem......
weijger geest
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ick heet weijger geest cloeck en bequaem
die goods volck can stellen in eenen praem
alsulcken eersaem // soutmen niet Lichtelijck vinden
aen allen sijden door ick boossheijt ontbinden
310[regelnummer]
so elck mach bekinden // hoort mijn vermonden
door mijn valschen raet versmoor ickse in sonden
Jae met veel wonden // verdruck ick goods knechten
die op godt hoopen stel ick in hechten
dese rechten // worden bij mij geuseert tallen stonden
315[regelnummer]
van sulcke ponden / ben ick een wegertgen
verdraijt sinneken
Heij ghij sijt een recht schoorsteen vegertgen
eij verlegertgen // reet ghij slechs op cricken
weijger geest
320[regelnummer]
Ontbeijt neeff wij hebben wadt anders te quicken
wilter u nae schicken // verlaeten kennis compt hier gaende
verdraijt sinneken
Best treden wij wadt achterwaerts / en blijven hier staende
wij sullen wel hooren oft hij bij sijn propoost gebleven // is.
325[regelnummer]
want tvlas heet geen laecken / eert gesponnen en geweven // is
verlaeten kennis
Noch can ick niet weten watter van mij bedreven // is.
daer so menich om in sneven // is gecort het Leven // is
van Cerbero gegeven wis // veel vuijle beten
330[regelnummer]
de schriftuer te Leeren twas ijdel van mijn vermeten
de wachters waeren geheten // die wilde ick straffen
haer onwil heb ickse aent Oor leggen baffen
die onrechtelijck schafffen // over die zielen die haer sijn bevoolen // fijn
hierom heb ick geleden / en geweest int doolen // schijn
335[regelnummer]
tmach niet verholen // sijn maer ick stelt beneden
en ick wil blijven aende oude zeden
en Leven in vreden // ick hebber genoch toe gedaen
ginder comender twee daer wil ick bij gaen
onbelaen // want sij mogen tot mij gerijven
340[regelnummer]
per Aventuer mijn fantazijen verdrijven
om vreucht te bestijven // wadt mach dat schaen
verdraijt sinneken
Ho dat mach staen / dat mach staen
neeff het compt Juijst / tot onser affecktie
weijger geest
Godt sij geloost hij verlaet sijn quaede secktie
en hij wordt van goeder complecktie // bijlo
weijger geest
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
sick sick benedicito
want deet hij anders men Liep omde boo.
doctos honorato // et magistratos in allen hoecken
weijger geest.
355[regelnummer]
Bij sint wouter hij wil studeren inde Andere boecken
wilt u toch vercloecken om ons dat te demonstreren
verlaeten kennis.
Maer die schristuer wil ick gans refuseeren
en begeeren u Lieder conversatie
360[regelnummer]
dus om te comen inde valuatie
gemengt met gratie // doet mijn toch trapoort
verdraijt sinneken.
Bij Loo hij spreeckt niet een verlooren woort
ghij sult noch worden verhoort // met groot gewin
365[regelnummer]
daerom segt vrij wadt ghij hebt inden sin
het recht bekin // so mogen wijt beschicken
weijger geest
Wadt u belieft daer sullen / wij op micken
en oock verclicken // tot uwen behoeven
verlaeten kennis
Seght mijn toch eerst u naemen sonder toeven
oft ick mocht mijn bedroeven // dus Laet mijn weten
verdraijt sinneken
Verdraijt sinneken ben ick geheten.....
375[regelnummer]
int hoochste geseten // vaet wel dintentie
weijger geest.
En weijger geest is mijns naems vermeten
met rijnschen wijn doe ick penijtentie
verdraijt sinneken
380[regelnummer]
Verlaeten kennis ghij sijt onder u Conventie
dus maeckt geen mensie // wilt getreur aen deen sij setten
weijger geest.
Amice wilt uuijtschudden dese netten
die u verpletten // met melancoleuse sinnen
verlaeten kennis
Wadt sal ick dan sonder doude wetten beginnen
doort bekinnen // wilt mijn hart wadt verluchten
weijger geest
Dit sijn mallepiers cluchten.....
390[regelnummer]
Laet aff u suchten // wij sullen u ander cleden
Ga naar margenoot+so dat ghij sult als een prins gaen treden
maer die nieuwe sneden // in allen hoecken
verlaeten kennis
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Men derff mij nu niet meer bijden armen soecken
oft inde boecken // die goods insetting gebieden
verdraijt sinneken
Daer toe sijn geordineert alle ander Lieden
400[regelnummer]
die u dat rieden // waeren qualijck bedacht
weijger geest.
Also crijcht Eesau sijn eerste cracht
no wordt ghij geacht // nu crijcht een cristelijck fatsoen
verdraijt sinneken
405[regelnummer]
Wadt / dat ghij nu ginckt bij die Arme Lien bloen
met sloech u met roen // en men ginck u verspouwen
weijger geest
Sulcke saecken te Ooeffen moet ghij nu schouwen
maer wilt vernouwen // alle boosheijt met crachten
verdraijt sinneken
Ghij moet u mede van godlijcke vermaning wachten
off als d' ongeachten // sout ghij bedrooft wesen
weijger geest
Ghij moet niet meer paulus brieven Lesen
415[regelnummer]
t' waerom van desen // sij maecken inde consientij twist
seggende dat vleeijsch en bloet salicheijt mist
dit moet sijn uuijtgewist // off t' brengt u in quellen
verlaeten kennis.
Dat weet ick wel aen deen sij te stellen
420[regelnummer]
en te vellen // dat mijn tot berou mocht verwecken
ick wed men sal mijn niet meer begecken
oft schandelijck ondecken..
daer Leijdt goods woort en broederlijcke minne
Maer segt mij wadt heeft desen mantel inne
425[regelnummer]
met blijden sinne // heb Ick hem aent Lijff
verdraijt sinneken
Tis den ouden Adam met sijn bedrijff
maeckende geckijff altijt tegens goods wedt
verlaeten kennis
430[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ontbeijt op den hoet moet oock sijn geledt
die ghij mijn hebt op gesedt // dus wiltet mijn vertellen // saen
weijger geest
Tis tongelooff dat ghij tusschen god en u moet stellen // gaen
so mach u niet quellen plaen // goods inspiratij
verlaeten kennis.
Maer dit rappier beduijt immers geen gracij
tot deser spatij // sal Icker ijemant mede verdrucken
verdraijt sinneken
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het recht uus naestens snijt daer mede aenstucken
tirandlijck te plucken // en weest niet verlegen
verlaeten kennis.
Dat verstant heb ick nu wel te degen
445[regelnummer]
dus wil in alle wegen // gaen soecken sulcken aesgen
adieu tot morgen......
weijgergeest.
Laet ons oock verschoijen baesgen....
verdraijt sinneken
450[regelnummer]
Hoeff en caesgen // hebben wij vercregen
wie sijn bedegen // nu gaet in quant
weijger geest
Neen gaet selffs eerst in. O costelijck pandt
twaer mij schant // wil op wel beraen // achten
455[regelnummer]
Ick hoop ghij sult noch de schaepen inde maen // wachten
Pausa..
verlaeten kennis
Als nu ten tije // ben ick blije
Ga naar margenoot+melodije // plaijsant
460[regelnummer]
hier inder geneuchten Lant
Leve ick nu in vreuchden // vreuchdelijck
och mocht ickse nu vinden
Ick sou mijn Ontwinden
In Jeuchden // Jeuchlijck
465[regelnummer]
so veuchden // wij ons geneuchlijck
al die wanderen deen om danderen // te gerijven
al die was verwaten
heb ick verlaeten
mijns sins verstijven
470[regelnummer]
sonder misbaer // soud ick bij haer blijven
mocht haer Liefflijck Aenschijn // van mijn // noch worden gevonden
mijn Aldersoetste versoetsel / verblintheijt in sonden
u soete faconden // tsijn mijn voeijende voeijsel
accoordelijck
475[regelnummer]
mijn groeijende groeijsel // en bloeijende bloeijsel
crijch ick u niet tegenwoordelijck.
so blijff ick moordelijck int verstrangen
van u Lang te soecken crijch ick verlangen
Ga naar margenoot+naer u te spooren // ben ick gebooren
480[regelnummer]
Ick wil mijn vercloecken // in allen hoecken // reijn uuijvercoren
ick hoop wij worden noch vergaert
naerder vreuchden Aert..
In. De neefgens uuijt
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
verdraijt sinneken/ /weijger geest/
Waer sijt ghij tuterteluijt.. // Waer sijt ghij verckensteert
rijt nu opt tgroene gele paert //.. Loopt selffs inde blauwe schuijt
geeft hem nu vanden taert..... Wadt seght ghij lepe guijt
490[regelnummer]
O waterlantsche knevelbaert // Hoe behaecht u die cluijt
verdraijt sinneken
Twas vrij geen queteren.........
weijger geest.
Heij bloet ten was maer op een verbeteren
495[regelnummer]
niet anders dan sleteren // dunckt hem goods woort wesen
verdraijt sinneken
Jae maet so heb ick hem sonder quispel belesen
en genesen // tis voor ons een geluckige cans
weijger geest
500[regelnummer]
Ick hoor wel ghij waert nu gaern meester hans
maer aenden dans // van sonden heb ick hem selffs doen comen
verdraijt sinneken
Seght dat noch eens ten sal u niet vromen
met uwe dromen // ghij sijt een versuft quant oft poeet
weijger geest.
Wel wel / maeckt Liever dat al die werrelt van ons weet
heij doet ons bescheet // van ons bevolen // saecken
verdraijt sinneken
Maer verlaeten kennisse sal noch heel in dolen // raecken
510[regelnummer]
hij mach niet verholen maecken // sijn Lieffs verlangen verblintheijt in sonden
seggende och had ickse weer die soetste van gronden
hij is als een deurwonden // met Luxurie tot haer gehelt
weijger geest
Wij sullen hen helpen van al dat hem quelt
515[regelnummer]
op dat mach worden gevelt // alle Lamantacije
hij compt hier gaende........
verlaeten kennis
Nu wel wadt wordt ons recordatie
tot deser spatije // om vreucht te versieren
520[regelnummer]
al dat wij mogen // Laet ons verhogen in venus duwieren
oft inde rievieren van thamer versincken
Ick waer vrij van rouwen
mocht ickse aenschouwen
de fleur der vrouwen // en met oogen wincken
525[regelnummer]
Ick sou haer schincken
sonder achterdincken // der vreuchden // bal
daer bij wij oijt verheuchden // al
Inder Jeuchden // dal // sonder cesseren.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Segt ons wadt belieft u wij sijn toch heeren
om vreucht te hanteren // sonder misval
verlaeten kennis.
Hoort dan wadt dat ick u seggen sal
535[regelnummer]
met vlij geschal // Ick soeck de rijckelijckse beelde
verblintheijt in sonden mijns herten weelde
waert dat ickt heelde // ick sou van rouwe sterven
Ja geheel bederven.........
verdraijt sinneken.
540[regelnummer]
De soetste boven alle sonder conserven
hier ontrent // plach sij te resideren
wilt u natuer met haer verjolijsen
en vast confirmeren // tot nieuwe vreucht
weijger geest.
545[regelnummer]
Gaen wij darwaerts tot die Jsoete Jeucht
diet al verheucht // met blijden geeste
versteent hart / een sinneken roept wijn uuijt
Compt al die begeerlijck sijt minst metten meeste
550[regelnummer]
in onsen foreeste // taptmen costelijcke desolatie
die stoop die gelt / wedt en gratie
compt hier en hout met ons u statie
hier is ecxcelente Leckere wijn vers en goet
int drincken hem elckx hert verheugen moet
555[regelnummer]
en wordt gevoet int ongelooff crachtich
verdraijt sinneken
Hebt ghij oock wadt gecoockt met sinnen voordachtich
ghij en blijft niet clachtich // men sal u wel betaelen
weijger geest.
560[regelnummer]
Versteent hart wilt geringen u vrou voort haelen
sonder eeijnich draelen // wij hebbens verlangen.
Hier sal verblintheijt in sonden sitten in een stoel. ende versteent hart / tgardijn. / opstrijckende / haeltse / met reverentie / voort versteent hart
Ga naar margenoot+Waer sijt ghij vrou / compt u gasten ontfangen
stelt blijdelijck u gangen // so de behoort // is
verlaeten kennis.
Hier sie Ickse comen die mijnder harten confoort // is
570[regelnummer]
van Lieffden door boort // is // siel en Lijff doorgloedich
verblintheijt in sonden
O mijn Alderlieftste welcom seer spoedich
behoedich Leeft ghij in mijn vijff sinnen
verlaeten kennis
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+O verblintheijt in sonden u moet ick beminnen
mijn Loopen mijn rinnen // wordt mij betaelt
verblintheijt in sonden
580[regelnummer]
Compt Laet ons triumpheren ongedraelt
en ongefaelt // malcander gebruijcken
Laet ons deen dander inde d' armkens beluijcken
inder natueren struijcken // Laet ons niet madt // werden
maer tsaemen inder geneuchten badt // terden
585[regelnummer]
en volherden // op tbedt // van verlaetenheijt te rusten
met de egiptische tapesterije vol soete custen
u hart machs Lusten // dus Laet ons binnen gaen sonder cesseren
Waer sijt ghij vleijsschelijcke Lust die vreucht doet vermeren
wilt u snel keeren // tot dese contreijen
vleijsschelijcke wellust
Hier ben ick Joffvrou wadt is u begeeren
wilt mijn dat Leeren // sonder verbeijen
verblintheijt in sonden
Ghij moet ons hier een bancket bereijen
595[regelnummer]
wilt u saecken wel beleijen // en geen costen spaeren
vleijsselijcke wellust
Joffvrou ick sal de eer bewaeren....
dus sonder beswaeren // wilt tsaemen intreden
int paleijs der natueren en u tijt besteden
600[regelnummer]
met wellustige seden // om vreucht te openbaeren
verdraijt sinneken
Hach hach haij oft hij wist dat de dooden in haer caemer waeren
hij soud hem vervaeren / Salomon wist dat wel
weijger geest
605[regelnummer]
Alle haer oude gasten sijn in d' honderste hel
gerijft seer fel // al die haer oijt waeren ontrent
verdraijt sinneken
En noch seijt desen bloet Ick bens content
weijger geest.
610[regelnummer]
En in haer convent // wordt hij geschent
also dat hij goods ordinancij versaecken // moet
verdraijt sinneken
Door ijdele clappinge sij / sijn ongelooff blaecken // doet
weijger geest.
615[regelnummer]
En met dat draecken // bloet.....
sal verlaeten kennisse nu moeten smullen
en met wij van dolatie sijnen buijck vullen
verdraijt sinneken
Ja Ja / dat sijn de beste pullen
620[regelnummer]
comende uuijt egipten met vollen betrouwen
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
weijger geest.
Gelooft hij haer woorden tsal hem rouwen.
verdraijt sinneken
Neen neen / sij sal hem wel clouwen
wilt ghij daer niet een haer voor sorgen
weijger geest.
Sij schaempt haer toch niet de simpelelen te verworgen
verdraijt sinneken
Nu adieu tot morgen ick Laetse drijven
weijger geest.
Hou man hou u euwige salicheijt salder blijven
1
635[regelnummer]
Om tuwe salmen u gerijven
het wordt noch Lange van u beclaecht
weijger geest.
Adie Nepos siet dat ghijt waecht
sij is vrij geen maecht // Leeft vrolijck ghij sijt onder u bekende
verdraijt sinneken
Gaet tsaemen te bedde denckt om geen allende
van uwen bende // plachmen hier te verjolijsen
weijger geest
Nu neeffgen Laet ons oock van hier gaen bijsen
645[regelnummer]
Ick moet u prijsen // dus gaet ghij vooren
verdraijt sinneken
Neen neen dat gadt sult ghij niet booren
dat doen de dooren / om een cleijne saeck te maecken twist
weijger geest.
650[regelnummer]
Gaedt dan dat ghij vanden honden moet worden bepist
verdraijt sinneken
Neeff wij hebben seecker niet al gemist
maer wij hebben Imnners een botgen gevangen
dus adieu de best van ons tween is niet waerdich te hangen
Pausa. Hier salmen verthonen een bancket daer. verlaeten kennis verblintheijt in sonden ende vleesschelijcke wellust sullen Aensitten..... verblintheijt in sonden.
660[regelnummer]
Alle mijn verlangen is nu gepasseert
gepasseert is tverstrangen in vreuchde verkeert
verkeert nu met mij O Lieff in dit saijsoen
verlaeten kennis
Alle vreucht // en geneucht // die Ick can bevroen
665[regelnummer]
sal ick u doen // in dit paleijs der natueren.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+O mijn alderlieffste sijt Los van trueren
want van te veuren // heb ickt al betaelt
670[regelnummer]
sondt en doot offer / al wel bepaelt
dus niet en draelt // alle ding is wel bestelt
mijn mach wechtreckende / nam mede sijn gelt
hij was gehelt // in Lange niet weder te comen
dus Laet ons malcander omhelsen sonder schromen
675[regelnummer]
en vander wellusten bomen // soette vruchten plucken
verlaeten kennis
Helpt hoe soet smaecken alle gestoolen stucken
ick heb imnners nu dese gelucken
van u mijn Lieff / mijnder herten minjoot
verblendtheijt in sonden
Nu moet ick eens cussen u wanckxkens root
door Lieffde groot // moet schaempte vertrecken
virginitem custodi / dat sijn groote dingen en gecken
in venus priele..
685[regelnummer]
tsae eens gedroncken / van desen Juwele
dats uwen deele
proeft om te vertwijffelen tis costelijcke desolatie
verlaeten kennis
Tis goeden wijn / hij gelt wet en gratije
690[regelnummer]
tot der vreuchden reparatie // wat is dit voor broot
verblentheijt in sonden
Al schijntet schoon van facije tis d' euwige doot
dat overschoot // van Pharonis Laetste mael.
verlaeten kennis.
695[regelnummer]
Nu nu / Laet vaeren alsulcken verhael
schoon Lelien dael // u affcompst doet mijn hooren
verblintheijt in sonden
Ick ben een dochter uuijt Israel gebooren
en ick was vercoren // tot goods opperste bruijt
700[regelnummer]
in weelden en schoonheijt had ick sulcken viertuijt
ick seght overluijt / verciert met hemelsche rijckdommen
gout silver gesteente / tis niet om somnnen
maer als de crommen // ginck ickt qualijck bestieren
Ick had cameel / balsmen / wijn taruwe olij van alle manieren
705[regelnummer]
wadt wil ick cruijnieren // verstaet mijn woorden // wel
kinderen van mijn gegeven met discoorden // snel
ging ick vermoorden // fel / sendende int vier den Moloch ter obidientije
met alle die mij begeerden / maeckten ick conventie
doende violentie // met elckx int gemeene
verlaeten kennis.
Ga naar margenoot+Mijn dunckt ons beijder herten sijn als steenne
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+totten beenne // ons boosheijt is een cancker bijtende
715[regelnummer]
seght mijn u / naem is hij u dit niet verwijtende
oft u versmijtende // uuijt sijn huijs
verblintheijt in sonden
Jae hij seggende mijn wijff is meerder refuijs
volder van abuijs // dan Egipten Chanan zodoma ver te boven
720[regelnummer]
sij gaet sitten opden heer baen voor al die haar behoven
en belooft hem daerboven // noch gaven te geven
met mijn silver en gout // heestse haer hoerdom bedreven
arger van Leven // en was noijt gevonden
verlaeten kennis.
725[regelnummer]
O mijn alderliefste verblintheijt In sonden
tot desen stonden // ist also met mijn gevaeren
de heer gaff mijn sijn heijlich woort te bewaeren
sonder spaeren // en sijn secreten // al
sijn goddlijcke zeden en geboden te weten // al
730[regelnummer]
maer als een versleten // bal ben ick geworden onnudt
schriftuerlijck onderwijs // vertrock oock na sijn hudt
dies inden dudt // ben Ick gevonden // nu
verblintheijt in sonden
Heij Laet ons eeten en drincken tot deser stonden // nu
735[regelnummer]
en aengebonden // nu tvleijs gebruijcken eer wij sterven
verlaeten kennis.
Wel aen mijn troost om vreucht te verwerven
met u soete conserven // int Liefflijck aenschouwen
wij willen ons met Amoreusheijt bedouwen
740[regelnummer]
dus sonder benouwen // compt voort versteent hert / wilt bij ons blijven
versteent hert
Tot uwen dienst wil ick u gerijven
en volgen u motijven // in alle melodieusheijt
verblintheijt in sonden
745[regelnummer]
Brengtet hem eens met Couragieusscheijt
in amoreusheijt // met musijck // en rethorijck // sal hij ons verstijven
verlaeten kennis.
Ick brengt u wilt ons wadt geneuchts bedrijven
so mogen wij beclijven // inder vreuchden struijcken
versteent hert
Ick salt in Laeten gaen met volle cruijcken
ter eeren alle vette buijcken // heff ick op mijn sang.
versteent hert singt
Van godt sullen wij vervreemden
755[regelnummer]
en thoonen blijde gelaet
wij sitten hier inder beemden
en settent int verwaet
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||
760[regelnummer]
Ga naar margenoot+Met nijt en haet
verworgende gerechtige zielen
die gelovich tonder gaet
hem nietmant gaede slaet
goods volck sullen wij noch vernielen
verlaeten kennis.
Dats Lustijch en rustich uuijter stemnne gesongen
door thooren // ind ooren // ben Ick ontsprongen
tot Jubilatije
alle mijn geneucht // en vreucht // is tot u gedrongen
770[regelnummer]
maeckende recreatije
wij hebben godt // sijn gebodt // in stucken gewrongen
drinckende desolatije
tegen de gerechte natije // maeckende discoort
goods geset // wedt // en gratije // smackende overboort
775[regelnummer]
van ons worden versmoort // al die met gerechticheijt houden statije
doende blamatije // met swaer verstrangen
door alle wellustige beemden // sijn ons oncuijssche gangen
verstaent hert
Wij Leeren in allen hoven
780[regelnummer]
om te maecken verpledt
de geenne die godt Loven
te crijgen in ons net
tegen sijn wedt
gaen wij d' onnosel en verdrucken
785[regelnummer]
wij sijn verhedt
te schoffieren tgeset
wie siet onse boose stucken
verblintheijt in sonden
Dat was Jent // en excelent // wel waert om prijsen
790[regelnummer]
Inder natueren tent // Ongeschent // laet vreuchde rijsen
en ongeneucht sincken
brassen en suijpen // morgen sterven // tsij seecker advijsen
om te gedincken
nochtans willen wij de gerechtige verwijsen
795[regelnummer]
en daer toe te crincken
als versufte grijsen / wie weet waer de mensche blijft
onse Lichaemen blincken // als asch die wechdrijft
wij worden ontlijft
daer heen passeerden wij dan als gestorven vincken
800[regelnummer]
wie sou daerom hincken // naer sulcke prangen
deur alle wellustigen beemden // sijn ons oncuijssche gangen
verstrang.
Heij sonder verstrangen nu eens gedroncken
A vous alderlieffste // om de begeerlijckheijt te ontfoncken
805[regelnummer]
Laettet dan worden geschoncken // voor vleijschelijcke wellust
verblintheijt in sonden
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Nu moet ghij van mij eens worden gecust
810[regelnummer]
op dat werde geblust // u hartelijck begeren
Ick brengt u dienstmaecht
vleijsschelijcke wellust
Ick danck u Joffrou vol eeren
dit sal ick gaen keeren // tot u versteent hart
versteent hert
Gaet daer vrij mede voort // ick Loop niet verdt
want ick crijch geen smart // van sulcke dingen vrij
maer eerst sal ick noch een Liedeken / singen // blij
Sij sullent noch besueren
820[regelnummer]
ons gedachten brengen sij uuijt
wij doent haer noch btrueren
oft wij raeckten muijt
met groot geluijt
hebbens ons dwaelende geesten geheten
825[regelnummer]
haer predicatij ruijt
is cleijn van viertuijt
sij worden noch van ons verbeten.
verlaeten kennis
Nu Leven wij fijn // sonder pijn // met blijde sinnen
830[regelnummer]
dat maeckt Jeucht // en vreucht // tot onsen gewinnen
vermaeckelijcke conserven
Laet ons vlijtich // Jolijtich // aertsche rijckdommen bemimen
tsijn doch onsse erven
op alle werven // planten wij teeckenen van blijschap binnen
835[regelnummer]
om druck te door kerven
Ga naar margenoot+verbijtende de rechtvaerdige tot deser stonden
kinderen goods te wesen hebbense hen onderwonden
maer gevangen gebonden
wordt haer Lijtsaemheijt beproeft / alss wijse doen sterven
840[regelnummer]
verneelende als scherven // naet gerechtich bloet is ons verlangen
door alle wellustige beemden // sijn ons oncuijssche gangen
versteent hert
Heerschap dat heb ick van vleijsschelijcke Lust ontfangen
ick salt u gaen aenhangen // met blijden gelaet
verlaeten kennis.
Om vreucht te bedrijven // hoor Ick gaern sulcken praet
dus volcht dien draet // ghij sult met met discoort // faelen
en wilt ons wederom een Liedeken voort // haelen.
versteent hert singt
850[regelnummer]
Nu sijn wij wel te vreden
gedroncken vol desolaet.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Die heer siet niet meer beneden
855[regelnummer]
verborgen is onsen raet
wij doen vrij quaet
bij den hoochsten is geen kennis gevonden
tis geen missdaet
t' verstant nu toch wel vaet
860[regelnummer]
te boeleeren met verblintheijt in sonden
verblintheijt in sonden
Prince weest crachtich // machtich // goods schaepen te verbijten
goets moets // voorvoets // ontween te rijten
de kinderen des heeren
865[regelnummer]
met de schandelijckste // vijandlijckste // doot / wiltse toch slijten
so macht eens keeren
oft anders mochten sij ons doling verwijten
en om dat te ontbeeren
so Laet ons regneren // naer ons sins behaegen
870[regelnummer]
en Leven sonder cesseren // vrij naer Consientijs cnaegen
stellende Laegen // om te verheugen met u roode wangen
door alle wellustige beemden sijn ons oncuijssche gangen
versteent hert.
Heij alle geneucht // en vreucht is nu ontwonden
verblintheijt in sonden.
Alle boeleeren // en triumpheeren // is nu ontbonden
verlaeten kennis.
Tot desen stonden // schicken wij al naer onsen sin
versteent hert
880[regelnummer]
Sonder sorgen // om te verworgen // reeckenen voor gewin
verblintheijt in sonden.
Ick Laet dat Loopen in // tot vreuchts verstijven // al
verlaeten kennis
Al tbelaen // is al gedaen // van dat ick bedrijven // sal
versteent hert
Heerschappij mijn vrou u wel gerijven // sal
het naecht den avent // dus wilt malcander verheugen
verblintheijt in sonden
Mijn alderlieffste wij sullen ons tsaemen veughen
890[regelnummer]
al dat wij meugen // int duijster alle schaempte vertreckt
son en maen die sijn voor ons bedeckt
ongeweckt // sullen wij van touwe en nieuwe testament wesen
verlaeten kennis.
Van sullcke blijschap en hoordmen noijt Leesen
895[regelnummer]
ick segt midts desen // de propheten mogen ons niet hinderen
Jae al t' vermaenen en roepen van goods kinderen
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Die als rimderen // hier sijn gepasseert
900[regelnummer]
al dat sij ons raeden wordt hier gegnegeert
als tgeen dat discordeert om vreucht te maecken
so gering als ick verloor goods woort te smaecken
so was al mijn haecken // om met u te wesen woonachtich
o' mijn alderlieffste
verblintheijt in sonden.
Om met u te verjolijseeren met sinnen voordachtich
stelde ick mijn crachtich // god de heer mijn man verlatende
weijgerende sijn geest sijt dit wel vaetende
sijn goetheijt haetende // met sinnen obstinatelijck
versteent hert
Nu heerschap en vrou gaet te bedden staetelijck
maer maecktet maetelijck // Ick sal de camer sluijten
verblintheijt in sonden
Met dese coopmanschap doe ick mijn man te buijten
915[regelnummer]
om te beguijten // sijn voorwaerden / ten dienst niet verswegen
vleijsselijcke Lust
Joffvrou ick sal eerst gaen schudden het bedde te degen
daer Sichem op rusten
als hij met dijna blusten
920[regelnummer]
sijn begeerlijcke Lusten
naer tvleijsslijck plegen
en david oock mee
wanneer hij sulckx dee
met barsabee
925[regelnummer]
die daerom niet was verlegen
versteent hert
Al doe Ick mijn heerschap ontrou / ick macht niet nau wegen
ick ben toch genegen // om alle boossheijt te stercken
verlaeten kennis.
930[regelnummer]
Alderlieffste Laet ons gaen inder vreuchden percken
en wercken // om malcander te gerieven
Ga naar margenoot+versteent hart / sluijt de Camer toe.
ende seijt
Hach hach hach haij daer gaense nu Lesen venus brieven
935[regelnummer]
Maer om haer ziel te gerieven // sij niet een haer geven
weijgergeest
Ons docht wij hoorden Lachen hier beneven
dus comen wij gedreven // om d' oorsaeck te weten
verdraijt sinneken
940[regelnummer]
Versteent hart weet ghij de rechte secreten
so wilt ons uuijt meeten // wadt was dat geschater
versteent hert
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||||||||||||
945[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ghij vraecht so slecht oft ghij waert een simpel fraeter
maer ghij dubbelde cater // gelijckt wel een pater // van lucifers convent
weijger geest.
Meent ghij // dat wij // nu comen hier ontrent
om te worden geschent // van u met blamatie
verdraijt sinneken
Nu Laet Loopen sulcken Arguacij
want die disputacij // can geen vrede // maecken
maer wilt ons toch doen hier ter stede // smaecken
tverstant der saecken daer wij nae vraegen
versteent hert.
Ick Lach om dat verlaeten kennis noch sal beclaegen
in toecomenden daegen tgeen dat hij nu bedrijft
weijgergeest.
Wadt doet hij dan.......
versteent hart
Hij is so versteent en verstijft
dat hij hem selff gerijft /// met verblintheijt in sonden
verdraijt sinneken
Jae Jae is vast aen dat hoertgen gebonden
965[regelnummer]
en wordt hij bevonden // met haer te sijn eens
so is hem genaeckende noch veel geweens
maer dat is alleleens // wie heeft hijt te wijten
weijger geest.
Maer u verdraijt sinneken al mochtet u spijten
970[regelnummer]
men behoort u te smijten met een vuijst voor u cop
verdraijt sinneken
Jae weijgergeest. dat Ick u sach hangen aen en strop
oft crijgen een staelen clop // twaer recht u Loon.
versteent hert
975[regelnummer]
Mij dunckt ghij sijt al beijde een thoon.
maer ghij sijt effen schoon // waert ghij wel gewasschen
weijger geest.
Ga naar margenoot+Eij versteent hart wilt ons so niet verasschen
want met die selffige asschen // sijt ghij mede bestoven
verdraijt sinneken
Wij wandelen gemeenlijck door allen hoven
beneden en boven sijn bekent ons naemen
versteent hert
Wel Laet ons malcanderen dan niet beschaemen
985[regelnummer]
maer naert betaemen // elck een ander voorstaen
weijgergeest
Wij hebben alle drie ons beste gedaen
om verlaeten kennis te raen tot allen hoverdijen
verdraijt sinneken
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ick verdraijden hem de schristuer in veel boerderijen
en met fantazijen // bracht ick hem in dolen
versteent hart
995[regelnummer]
Daer na quam hij bij mijn versteent hert ter scholen
daer werdt hen bevolen // te verlaeten goods kennisse
weijger geest.
Die goods geest weijgeren comen haest tot schennisse
want door sondighe wennisse // sij boossheijt verpachten
verdraijt sinneken
Dat is tgeen daer wij altijt nae trachten
bij daegen en nachten // als dickmael is gebleecken
versteent hert.
Van Adams tijden aff weet ick wel te spreecken
1005[regelnummer]
want Caims gebreecken // sijn hem van mij ingeblaesen
weijger geest.
En Ick dede de kinderen goods so raesen
so dat sij als dwaesen // gingen boeleren
met die g kinderen der menschen tegen tbevel des heeren
1010[regelnummer]
als Lustgierige beeren // verdraijt van sinnen
verdraijt sinneken
Sommarum wij hebben haer veel groff gaerens doen spinnen
wij moetent bekinnen al ist tegens onssen danck.
weijger geest.
1015[regelnummer]
Wij maecken noch daegelijckx veel int gelooff so cranck
so dat sij crepel en manck // aen twee sijde hincken.
versteent hert
Jae dickmaels aen seven // tis niet om te dincken
hoe ickse doe crincken // door een versteent hart
verdraijt sinneken.
Int eeijnde brengen wij haer dan noch so vart
dattet haer geen smart // is goods woort heel te verworpen
weijger geest.
Waerdoor sij de wijn van desolatije gaen slorpen
1025[regelnummer]
in steden en dorpen // blijvende in sonden verblint
versteent hert
Dan sietmen dat den eenen blijft vleeschelijck gesint
als een venus kint // ten is niet gelogen
weijger geest.
1030[regelnummer]
Dan sietmen oock sommige naer hoocheijt gaen pogen.
met al haer vermogen // in winckel en in hoecken.
verdraijt sinneken
Dander sietemen oock sommige studeren inde boecken
en fijnancij soecken // om schatten te vergaeren
versteent hert
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dat is tgebruijck geweest al over veel Jaeren
ick moettet u verclaeren // maer Laetet so heen rijden
weijger geest
Maer hoe mach ons heerschap hem nu verblijden
tot desen tijden // wilt ons daer van wadt redden
versteent hert
Sij mogen malcander om een cnip noch eens wedden
1045[regelnummer]
want sij sijn tsaemen te bedden // om vreucht te hanteren
verdraijt sinneken
Can hij nu wel schermen / sij sal haer wel weeren
en hem affkeren // ick swijch uuijt die sael stooten
weijger geest.
1050[regelnummer]
Jae Ja / als hij sijn pijlen al heeft verschoten
en hij niet meer coten // en heeft bij te setten
versteent hert
Dan mach hij gaen singen vrou belis metten
en droogen sijn netten // als een visscher quansijus
verdraijt sinneken
Want dan tsal tvogelen niet waert sijn een Luijs
en hij cunfuijs // dan worden veracht
versteent hert
Nu mannen Ick wil u seggen goede nacht
1060[regelnummer]
ick ben so bedacht // tis tijt om scheijden
weijger geest.
Wij willen ons mede daer toe bereijden
sonder verbeijden // maer Laetet ons doen staetelijck
verdraijt sinneken
1065[regelnummer]
Adieu versteent hart obstinatelijck
blijft goods woort haetelijck // en broederlijcke mime
versteent hert
Adieu weijger geest en ghij verdraijt van sinne
ick bevinne // dat ghij sijt twee dalderboosten
weijger geest.
Ghij sijt selffs een van d' aldersnoosten
diemen uuijt westen oft Oosten // sou mogen haelen
verdraijt sinneken
Heij heij waer toe dient dit spijtich smaelen
1075[regelnummer]
Laet ons van hier sonder draelen vast effen schoon // Loopen
want hij moet toch hangen // al soudmen een bast om een croon // coopen.
Pausa.
Binnen alle drie.
Goddlijcke waerschouwinge
1080[regelnummer]
Als een wachter. met een
Clap inde Hant spreeckt
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 471]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 472]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 473]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Waeckt wel / waeckt wel / in dese nacht gruwelijck.
1085[regelnummer]
tvijants ingeven weest uuijt spuwelijck
offt tverduwelijck // wordt ghij in gods wercken
Deuchdlijck vermaen Al singende.
Verlaeten kennis woedich
hoort nae goods stemme goedich
1090[regelnummer]
volcht sijn gegeven raet
Laet verblintheijt in sonden
so wart ghij niet verslonden
door u boos Leven quaet
Goddlijcke waerschouwinge
1095[regelnummer]
Den naem des heeren roep ick aen met groot Jolijt
onsen grooten god heeft de heerlickheijt // tot allen stonden
sijn wercken sijn volmaeckt passerende sonder respijt
oock sonder gronden
sijn wegen sijn met rechtvaerdighe oordelen gebonden
1100[regelnummer]
tsijn getrouwe ponden
boven alle oprechticheijt oprecht
maer die sijn kinderen waeren met gratije gehecht
sijn geworden een knecht
in veel sonden met boossheijt groot
1105[regelnummer]
en hebben haer overgegeven inden doot
hoort dan ghij onbekende
geeft ghij dit den heer // weer // ghij sotten en onwijsen
die ghij alleen sout prijsen
twas u vader in u allende
1110[regelnummer]
O ghij dwaese oft ghij wist het ende.
deuchdlijck vermaen singt
Tbroot dat ghij eet waerachtich
als ick u getuijch crachtich
dat is deuwige doot
1115[regelnummer]
Laet van u sijn vertreden
adams quaed oude zeden
treckt uuijt dit cleet seer snoot
Godlijcke waerschouwinge
Wanneer dalderhoochsten de menschen deelde
1120[regelnummer]
wanneer hij de gelovigen uuijt dongelovigen scheijde
stelden hij sijn volck inde paelen van weelde
sijn Erffenis hij bereijde
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| |||||||||||||||||||||||||
1125[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Hij vant haer op een wildernis op een drooge heijde
wijt ende breijde
daer haer zielen crachteloos door affgoderij waeren
daer Leijden hij haer allomme met beswaeren
veertich Jaeren
1130[regelnummer]
nochtans haer beschermende als d' appel sijnder / ogen
want als een Aerent over sijn Jongen te vliegen gaet pogen
oock de heer hem wende
om op sijn schouderen sijn beminden te beschermmen
hier nemende in sijn ermen
1135[regelnummer]
en stellende in sijn bende
O ghij dwaesen oft ghij wist het ende
Deuchdlijck vermaen sing
Gedencken wilt te sterven
dolatije wilt derven
1140[regelnummer]
drinck niet meer van dees wijn
goods waerschouwinge aenveerden
wilt doch met grooter weerden
oft u genaeckt hier pijn.
Godlijcke waerschouwinge
1145[regelnummer]
Booter vande coeijen melck vande schaepen
Lamnneren en ramnnen uuijt basan vedt
geijten / bocken / schoven / taruwe / ende raepen
om tgebruijcken goods gratije en soete wedt
oock gaff hij hem te drincken druijven fijn en nedt
1150[regelnummer]
maer verhet
is Israel geworden en wederspannich
weeldich en sadt tegens gods bevel tiranich
maeckende hem bamich
sijns scheppers gebodt en bevel verlaetende
1155[regelnummer]
quaede dingen doende vreemde goden aenvaetende
tot veel affgoden hij hem wende
waer door de heer tot toornicheijt verweckt
hem selffs heeft gestreckt
om te geven een swaer emende
1160[regelnummer]
O ghij dwaesen oft ghij wist het ende
deuchdlijck. vermaen singt
Wilt u sonden nu boeten
vallende voor de voeten
Christij gebenendijt
1165[regelnummer]
uuijtstortende gebeden
door Ootmoedicheijt meden
dewijl ghij noch hebt tijt
Godlijcke waerschouwinge
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Als dit de prince ging aenmercken
dat sijn soonen en dochteren hem soude vergeten
heeft hij met Lanckmoedicheijt aengesien haer wercken
en al haer vermeten
1175[regelnummer]
maer als een verkeert geslacht in nijdicheijt doorbeten
sullen sij noch weten
haer ongetrouwicheijt die groot // is
daer ick niet was // sochtense mij (seijt hij) twelck bloot // is
hierom ick sende
1180[regelnummer]
over dit sodt volck d' aldergrootste plaegen
dat sij sullen claegen
wanneer ickse schende
O ghij dwaesen oft ghij wist het ende
Deuchdlijck. vermaen singt
1185[regelnummer]
Mensch haest u te bekeren
schristuerlijck instrueren
en mijn deuchdlijck vermaen
wilt doch vierich naer haecken
op dat ghij so meucht smaecken
1190[regelnummer]
dhemelsche vreuchden zaen
Godlijcke waerschouwinge.
O verlaeten kennis die daer sijt int crijt
en int verwijt // ghij die goods woort hadt ontfangen
Deuchdlijck vermaen.
1195[regelnummer]
Ontwaeckt en hebt naer Onderwijsing verlangen
oft ghij compt int verstrangen // over u werdt geclaecht
Godlijcke waerschouwinge
Keert weer // keert weer // ost ghij wort verlaecht
daermen eeuwichlijck cnaecht
1200[regelnummer]
in duijterste duijsternis en in d' euwige schennis
Deuchdlijck vermaen.
O broer // verlaet de hoer // en trout toch kennis
oft door sondige wennis sal u de doot haest ontmoeten.
Godlijcke waerschouwinge
1205[regelnummer]
O heer u godlijck Licht stort onder sijn voeten
sijn dooling wilt boeten // tsijnder profijten
Deuchdlijck vermaen.
Ist dat sij haerleven in u geboden niet en verslijten
maer met apetijten // tot alder quaetheijt
1210[regelnummer]
so wiltse niet verstooten met versmaetheijt
noch in desolaetheijt Laeten verdwijnen
maer wiltse met die roede der disciplijnen
tot allen termijnen // met castijdinge o'. heer tuwaerts trecken
Goddlijcke waerschouwinge.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wilt verlaeten kennis tot uwaerts doen strecken
so mach ondecken u cracht voor sijn Oogen
Deuckdlijck. vermaen
1220[regelnummer]
Wilt sijn vleijssch neder worpen so mach den geest verhogen
en tot u pogen // om sijn misdaet te belijden
Godlijcke waerschouwinge
Door u Castijding sal hij hem verblijden
in dien tijden // als ghij u vierschaer sult spannen
Deuchdlijck vermaen.
Tot sulcken tijt als ghij alle nemrothen sult bannen
en uuijt wannen alle boossheijt een Openbaerlijck
Godlijcke waerschouwinge
Als ghij u adversanten sult verdoemen swaerlijck
1230[regelnummer]
Jae eenpaerlijck // alle ongoddlijcke nacije
Deuchdlijck vermaen.
Heer wilt u knecht vernederen tot raparacije
tot uwen statije // wilt hen door castijding stieren
Godlijcke waerschouwinge
1235[regelnummer]
Heer u castijdingen sijn in veel manieren
sijt goedertieren // wilt u knecht niet vergeten
Deuchdlijck vermaen.
O heer wilt sijn boossheijt met Castijding uuijtmeten
en die sondige beten // die hem. u. knecht nu persequeren.
1240[regelnummer]
Leght den thoom in sijn mont / so mach hij tquaet negeren
en regeren // inden geest tot sijnder behoet
Goddlijcke waerschouwinge
Op dat hij door bangicheijt tot u keeren moet
twort hem soet // al salt hem nu duncken pijnlijck
Deuchdlijck vermaen.
Geeft hem voor solaes / verdriet // so wort u woort in hem schijndlijck
daert verdwijnlijck / door voorspoet nu versteecken // is
Godlijcke waerschouwinge
Onder Jisrael dit dickmael gebleecken is
1250[regelnummer]
Ga naar margenoot+dwelck van u affgeweecken // is
en door weelde gelopen tot gemaeckte goden
tot hoerderij en gerechticheijt tegens u geboden
maer dit ginck hij uuijtrooden.
Deuchdlijck vermaen.
1255[regelnummer]
Leerende door u Castijdinge wadt sij hadden misdaen
maer kennende haer boosheijt // hebt ghijse genadlijck ontfaen
Godlijcke waerschouwinge
O heer wilt verlaeten kennis niet versmaen
maer met u bloet hem versaen.
1260[regelnummer]
gelijck de pellecaen
sijn Jonsgens tis plaen
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+so mach hij verstaen // u godlijcke willen
1265[regelnummer]
en wilt hem met tegenspoet deser werrelt villen
so sal hij hem stillen // van vleijslijcke lust / en valsheijt groot
Deuchdlijck vermaen.
So mach hij vercrijgen u hemels broot
om in sijn noot // door swerrelts foreest te Lijden
Godlijcke waerschouwinge
Alsdan sal verlaeten kennisse hem verblijden
tot allen tijden u Loven en dancken
Deuchdlijck vermaen.
Also condt ghij genesen u crancken
1275[regelnummer]
en d' oprechte rancken // op den wijnstock enten
Godlijcke waerschouwinge
Door benautheijt des vleijs / ontslaet de geest sijn tenten.
Deuchdlijck vermaen
O dat sijn de presenten
1280[regelnummer]
daer hem de Lijtsaemige in verheucht
dus geeft hem paciencije so ist al vreucht
want hij sal dencken / godt heeftet aldus geveucht
al dat mijn van tribulatije mach ouvercomen
Godlijcke waerschouwinge
1285[regelnummer]
Als dan mogen wij hen een Christen broeder nomen
en met hem sonder schromen // in u heijlicheijt wandelen
Beijde in ter plaetse Eelck daer hij uut quam.
Nu goods stemme Over tgardijn. Ghij rovers onbevreest // int foreest // wilt qualijck handelen
1290[regelnummer]
als den onverstandelen
verlaeten kennisse / want hij mijn verlaet
werdt niet moede // om te sijn de roede // straft sijn misdaet
tot mijn predicatij // oft inspiracij // was hij niet gehelt
aldus met gewelt
1295[regelnummer]
moet Ick twederspanmich kindt tot mijn haelen
mijn belooffde goetheijt en sal niet faelen
Ick sal hem bepaelen
met een gebidt als tbeest dat onverstandich // is
op dat hij weet door bangichheijt dat hij vijandich // is
1300[regelnummer]
en Affhandich is
van mijn goddlijck woort seer crachtich
als hij dan geen troost vindt wordt hij mijs gedachtich
om altijt pachtich // hem voorts tot mijn te wenden
als dan sal ick niet gedencken sijn boossheijt en elenden
1305[regelnummer]
die oijt schristueren kenden
sullen mij dan eer prijsen
en eere bewijsen
nu ter tijt / en nae desen.
Hier Comender twe als straetrovers
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Leetwesen eerst
Waer sij ghij eijgen schult /
Eijgen schult / tweede
1315[regelnummer]
Hier ben Ick Leetwesen
Leetwesen.
Hebt ghij wel verstaen // de stem des heeren
Eijgen schult
Theeft so schrickelijck in mij Ooren gebrult
Leetwesen.
Tdeet mijn oock vresen......
Waer sijt ghij eeijgen schult....
Eeijgen schult
Hier ben ick Leetwesen.....
Leetwesen
Goods goetheijt wil noch met gedult // verlaeten kennis genesen
Eeijgen schult.
Ist dat hij naer tvermaen // hem tot godt gaet keren
Leetwesen
1330[regelnummer]
Waer sijt ghij eijgen schult.....
Eeijgen schult
Hier ben ick Leetwesen.....
Leetwesen
Hebt ghij wel verstaen de stemnne des heeren
Eeijgen schult
Jae Ick dus Laet ons gaen voldoen sijn begeeren
Leetwesen
Ick sal verlaeten kennis also verneren
dat hij sonder cesseren // sal kennen sijn gebreecken
Eijgen schult.
Ick sal hem met die poeijngiaert van eijgen schult doorsteecken
ten baet geen schoonspreecken // hij salder cleven
Leetwesen.
Ick sal hem so menigen wondt in sijn hart geven
1345[regelnummer]
al sou sijn Leven // van mij worden geschent
Eijgen schult
Laet ons dan haesten om te comen ontrent
desen verlaeten vent // en naer hem wel gepast // vraegen
Leetwesen.
1350[regelnummer]
Indien hij van ons mach worden bekent
so sal noch het endt // met hen de Last // draegen
Pausa. Binnen
verlaeten kennis Alleen vande
.Hoer. Comende ende spreeckt. 1355[regelnummer]
Alle fantazijen // en melancolij // is vant hert gestreecken
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 483]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 484]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 485]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Hoe fijn // tot desen termijn // ben Ick ontbonden // nu
alle dwaeserij // en raserij // is nu geweecken
1360[regelnummer]
en blijschap gevonden // nu
sonder pijn // inder vreuchden lijn // is mijn vermonden // nu
om te rusten // in swerrelts Lusten // tsijn soete treecken
sonder gebreecken
met triumpheeren // en boeleren // verslijt ick mijnen tijt
1365[regelnummer]
om te Leven // sonder sneven // heb ick respijt
want Lustijch // en rustich met Jolijt
gaet mijn tijt voort
De neefgens elck op een hoeck vant taneel. dit hooren ende spreecken.
Leetwesen.
Is dat Leetwesen dat ick daer heb gehoort
Eijgen schult
Wordt eijgen schult soo bespoort // dats een vreemt bestier
Tsamen vallen sij hem an.
1375[regelnummer]
Val an val an val an.....
Leetwesen.
Jae vogel vinden wij u hier
in dit quartier // so meucht ghij wel beven
verlaeten kennis.
1380[regelnummer]
Och wadt geselschap compt mij hier nu beneven
tot mij gedreven // met sinnen gestoort
Leetwesen.
Flucx Leght aff al dat ghij hebt // want ghij blijft hier vermoort
met Leetwesen doorboort // en met eijgen schults kennisse
Eijgen schult.
Denckt dat ghij broederlijcke Lieft door sondige wennisse
gebrocht hebt tot schennisse // en dat ghij hebt verworpen
het woort des heeren / en dat ghij ginckt slorpen
in steden en in dorpen // wijn van dolatije
verlaeten kennis.
Och ick moettet bekennen tot deser spatije
dus doet mijn toch gratije // tis mijn hartelijck Leet
Leetwesen.
Oftet u Leet is oft niet dat is godt diet weet
1395[regelnummer]
die u tsecreet // sijns woorts had geopenbaert
Eijgen schult
Twelck ghij veracht hebt door u boossheijt vermaert
dus Laeten wij u beswaert // en met wonden doorvlecht
Beij binnen / met Al. tgeen sij hem uuijtgetrocken hebben
1400[regelnummer]
Verlaeten kennis Als gewont
Leggende ende berooft tot sijn hemdt
toe. en spreeckt
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||||||||||||||||
1405[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hoe ben ick nu met ongeluck omhecht
en uuijtgerecht // met quade fortune // nu
Ga naar margenoot+O werrelt u diefflijck geneucht // en bedriechlijck
faveur // niet ranceur // is mij nu Liechlijck
en maeckt mij schu
1410[regelnummer]
is dit u Loon
twelck scheen so schoon
cant so haest veranderen
nu ist gestaeckt // seer mismaeckt // gelijck al danderen
in mijn u bedroch ru
1415[regelnummer]
O die steeckten // thert doorbreecken // met pijne groot
mijn quetseuren / mijn Leven verscheuren // waer blijft ghij .o. doot
och noijt meerder noot // en was gevonden
tot eenigen stonden
Schristuerlijcke Troost
1420[regelnummer]
Vriendt godt heeft mij tot u gesonden
dus wilt mij oorconden // sijt ghij vol wonden
oft kent ghij godt niet / seght vrient wadt gebreckt // u
hebt ghij gesondich hebt berou // oft godt versteckt // u
wilt met al u crachten tot hem Loopen
1425[regelnummer]
en wilt den heer betrouwen // sijn gracij staet Oopen
met vollen hopen // stelt tot hem u carmen
verlaeten kennis
O heer ick bid u wilt bij mijn swarmen
en ontfarmen // een die daer is verdwaelt
1430[regelnummer]
wilt mijn verwarmen // en in u armen
mijn doch bepaelt // ick heb seer gefaelt
doende blamatije // u goddlijcke gratije
want ick heb gedroncken
met de boose natije // wijn van dolatije
1435[regelnummer]
die mijn was geschoncken
door wiens ontfoncken // u verbont // terstont // mijn worden verdwijnlijck
Sschriftuerlijcke Troost
O heer Laet u Aensicht hem worden schijndlijck
want pijndlijck // hebt ghij hem met u castijdinge getrackteert
verlaeten kennis.
O heer u knecht hebt ghij te recht verneert
den geest regeert // door u castijding salich
schriftuerlijcke Troost
Mijn broeder dat is de propheet david verhalich
1445[regelnummer]
al sijnse dwaelich // ick salse met die roede besoecken
segende mijn belooffde goetheijt die Ick heb gesproocken
sal met woorden gebroocken
Ick sal den sondaer berespen // en also tot mijn wennen
verlaeten kennis
1450[regelnummer]
Ick deet als d' onverstandigen ick moetet bekennen
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dus wilt mijn toesenden // heer dat mijn van noot // is
in groote sonden ick Leeffden // wiens de loon de doot // is
1455[regelnummer]
maer in uwe schoot // is alle volheijt en genaeden
schriftuerlijcke Troost
Die beswaert totten heer compt die sal hij ontladen
alle misdaeden // door berou de heer doet sincken
verlaeten kennis
1460[regelnummer]
O heer de veelheijt mijndre sonden wilt niet gedincken
maer mijn met genadige Oogen wincken
om troost en consolatije te vinden
Aij mij de natuerlijcke doot wil mijn verslinden
schristuerlijcke Troost
1465[regelnummer]
Mijn Lievene broeder wilt voor den heer ontbinden
aen allen inden // u ijdele Leven
als dan sullen wij ons tot bidden begeven
sonder sneven // des heeren toecomst verwachten
verlaeten kennis
1470[regelnummer]
Tot u O heer doe Ick mijn rappoort // u woort als d' onbedachten
dat ick had gehoort // tot mijn confoort // en siels profijt
heb ick tondergedaen // en wedergestaen // met chrachten
nu in desen tijt
met die boosslijck Leeffden heb ick mijn verblijt
1475[regelnummer]
int crijt van Affgodereij heb ik mijn gestelt
tot Ander goden dan tot u was ick gehelt
mijn sinnen gewelt // nae swerrelts Jolijt
dallendige verdruckt met haet en nijt
Ick namse gevangen
1480[regelnummer]
trackteerende quaelijck die na u woort hadden verlangen
in prangen verdestruerden ickse / die dat aenvaten
O heer wilt mijn Allendighe niet verlaeten.
schriftuerlijcke Troost
O heer sijn quaet wilt niet gedencken // maer genaed schencken u kint
1485[regelnummer]
wilt hem toch wencken // op dat hem niet crencken // tvijants netten /
op dat voor desolatije / u knecht gratije // vint
maeckt hem een cijborije // in u glorij // bemint
en wilt hem setten
int boeck des Levens / inder vreuchden verhette raecketten
1490[regelnummer]
O heer aensiet hoe u knecht // met harten weent
die daer was versteent
tot u roepende uuijt vieriger hetten
door u eeuwige goetheijt sijn sondighe smetten
doet van hem strijcken
1495[regelnummer]
tot u biddende dienaer dat Trou moet blijcken
en sonder beswijcken // compt hem te baeten
O heer wilt u allendige niet verlaeten
verlaeten kennis.
O heer wilt mijn vergeven // dat ick heb bedreven // tot desen stonden
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Laet mijn niet sneven // in dit Leven // sedt mijn in u getal
ick voel mijn smisdaet // roepende om toeverlaet // beclagende mijn sonden
heer ontbidt // dat ghij bemindt // door u goetheijt sonder gronden
1505[regelnummer]
geneest mijn val
u woort / u wedt // u zeden verachten ick met groot geschal
in dit Aertsche dal
met u adversanten heb ick mijn gemengt
daer u naem bij vermindert was heb ick gehengt
1510[regelnummer]
ende verlengt // die onsuijverheijt over al
O heer en reeckentt niet onwijs en mal
u verlooren schaep dwaelende
Laet u hulp mijn nu niet sijn faelende
mijn sonden verhaelende groot boven maeten
1515[regelnummer]
O heer wilt mijn ellendige niet verlaeten.
Schriftuerlijcke Troost
Prince door luchtich // ontfangt suchtich ons berou en Ooratie
verlaeten kennis
Alderoppersten prins ick bid dij // wilt mij // genadich wesen
schriftuerlijcke Troost
Alleen sijt ghij goet // tonser behoet // die fonteijn van gratije
verlaeten kennis.
O heer wilt mijn bestieren // in swerrelts duwieren // mijn siel genesen
schriftuerlijcke Troost.
1525[regelnummer]
So sult ghij sijn gepresen // want op u betrouwen allen staeten
verlaeten kennis
O heer wilt mijn allendige niet verlaeten
schrituerlijcke Troost
Oft int verwaeten // en laet u knecht niet slaepen
1530[regelnummer]
o' mijn broeder sorcht niet voor tvijants betraepen
maer wilt verlossing raepen // en uuijt des heeren goetheijt visschen
verlaeten kennis
Ga naar margenoot+Mijn hoop is tot u. o'. heer / Laet mij niet missen
maer wilt u barmherticheijt tot mijn wenden
1535[regelnummer]
u goddlijck Licht wilt over mijn senden
als die bekenden // hoop en vast gelooff om u te betrouwen
en Laet u gratije toch op mijn douwen
voor tbenouwen dat mijn mach ontmoeten
Laet u woort een Lantaern sijn mijnder voeten
1540[regelnummer]
tot mijnder boeten O' godt / u vrede sij in mij crachtich
schriftuerlijcke Troost
O heer Laettet vleijs sterven al valtet clachtich
nu broeder weest gedachtich // die goetheijt des heeren
verlaeten kennis
1545[regelnummer]
O heer om u te dancken wil ick mijn keeren
Ga naar margenoot+en Leeren // mijn siel u barmherticheijt prijsen
ick gevoel de crachten der hemel en in mijn rijsen
wie sou mijn verwijsen tot eeniger tijt
O heer ghij moet wesen eeuwich gebenendijt
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Want ghij sijt // die subbijt // ontsloot mijn banden.
Ga naar margenoot+door u goetheijt hebt ghij mijn verlost uuijt der Leuwen tanden
O vader in uwen handen // wilt mijnen geest ontfangen.
schriftuerlijcke Troost
O heer seer wonderlijck sijn al u gangen
wie can u wijssheijt te vollen gronderen
hoe sal mijn tong u genoch exalteren
en glorificeren u wercken aen desen verschoont
1560[regelnummer]
d' alderboosten die u wedt versaeckten wart sijn siel nu gecroont
so hier wordt verthoont // onder u uuijtvercoren
doen hij u sijn kennis en Leetwesen deet hooren
doen slisten uwen thoren // en ghij maeckten hem al sij boossheijt quijt
daerom ghij alle die nu Leeft ter werrelt wijt
1565[regelnummer]
en christum sijt // gelooff en doopsel hebet vercregen
wilt u wandlinge stellen nae der schriftueren wegen
sijt niet verslegen // en bereijt u tot sterven
en wilt hier u sinnelijck Leren derven
so moecht ghij verwerven // gods glorij sonder letten
1570[regelnummer]
en off de heer met ongeluck u quam omsetten
uuijt mistroostiger herten // wilt niet vertwijffelen noch wanhopen
denckt als u god castijt // so wil hij u ropen
O tsijn salige nopen // dus wilt tot hem Lopen
sijn armen staen open // om elck te ontfangen
1575[regelnummer]
die in Lijdens verstrangen // met hertelijck verlangen
tot hem stellen haer gangen // door een vast betrouwen
Ick bid u altesaemen Jongen ende ouwen
mannen ende vrouwen // armen ende rijcken
tbegin end besluijt Laet ons wel onthouwen
1580[regelnummer]
op dat wij mogen onse salicheijt bedijcken
Laet verblintheijt in sonden toch van ons wijcken
met haer vleijsschelijcke practijcken // die de ziel veel schaeden
so sal versteent hart ons niet mogen raeden
om gods woort te versmaeden // in swerrelts foreest
1585[regelnummer]
maer wij sullen blijven op sijn godlijcke paden
Twelck ons gonne / godt den vader / goods soon / godt heijlige geest
finis Het spel met sijn prologe is
lanck in dicht... 1131. Regulen
Ende is gespeelt tot haerlem bij d' oude
1590[regelnummer]
Camer op St Jans den 24en Junij anno 1601.
met de cluijt van Belij ende Jan Sul
Par Camer van Trouw Moet
Blijcken
|
|