Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 2: Boek B
(1992)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Een spel. van sinnen van sincte Paulus bekeringe de personages / .14 / sijn dese
Ipocrijsie.
Ou fortsich Laboere / compt toch hier vore
want ick verstoore // mijn seer van binnen
fort sich laboer
20[regelnummer]
Daer hoor ick ijpocrijsie met haer schoon kalore
Ipocrisie
Ou fortsich Laboere // compt toch hier vore
fortsich laboer.
Wadt die teneure hier buijten die doore
25[regelnummer]
seght doch ghij slore wadt gaedij beginnen
Jipocrisie.
Ou fortsich Laboere / compt toch voore
want ick verstoore / mijn seer van binnen
fortsich laboer
30[regelnummer]
Wadt ramp ontbreeckt u.
Ipocrisie
Ick verlies schier mijn sinnen
ick heb daer geweest al met mijn spinnen
tot truijtgen ende belije
35[regelnummer]
daer saeten sij en verhaelden vant Evangelije
root als breselije wordt mijn aensicht ontsteecken
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
fortsich laboer
40[regelnummer]
Hoorde ghijse vanden Evangelije spreecken
dat moeten wij wreecken / extra ordinaris
want het evangelij ons beijde contrai is
had ick hier een secretaris / ick sout beschrijven
Ipocrisie.
45[regelnummer]
Wadt segdij toch van desen sotten wijven
dat sij haer dus gaen verstijven // groot en cleijn / siet
fortsich laboer.
Seecker sij en sijns alleijn // niet
want het woort gemeijn // vliet / in diversche personen
Ipocrisie
Wij sullen doen vervolgen waer sij oock woonen
so mogen wij toonen dat het tegen ons wil // is
fortsich laboer
Het compt al door desen Jesum dat dit geschil // is
55[regelnummer]
want hij inde bus il is / Liet hooren sijn stem
als hij ginck preecken in Jerusalam
des onse overste op hem seer treurich // waeren
Jipocrisie.
Hij seij dat sij valsch ende ghierich // waeren
60[regelnummer]
geveijnst putijrich / des moeten sij vlijten
fortsich laboer
Oock seijdij dat sij stonden / op haer eijgen Insetten
ende godts woort verpletten / dit ginck hij haer verwijten
Ipocrisie
65[regelnummer]
Oock seijde hij dat onse geleerde waeren ijpocrijten
dit mocht haer wel spijten / indien daegen
fortsich laboer.
Doen ghingen sij dien rechter over hem claegen
door ons gewaegen / sonder eenich refuijs
Ipocrisie.
Doen deden sij dat pilatus hem deden hangen aent cruijs
dit vuijl gespuijs / om hem te bederven.
fortsich laboer
Al die sijn woort volgen sullen wij oock doen sterven
75[regelnummer]
off wij sullense doen swerven / als verbannen catijven
Ipocrisie
Daer en salder een niet ongestoort blijven
al souden wij haer naeschrijven / tot heuren Lachtere
fortsich laboer
80[regelnummer]
Tis al Jesus voor ende Jesus achtere
tsij boer oft pachtere / aen allen zijen.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Ipocrisie.
85[regelnummer]
Stephanus die moster de doott om Lijen
door sijn valsch partijen / van desen Jesus overleden // siet
fortsich laboer.
Dat en dede oock onse overste sonder reden // niet.
als hij ginck beden / briet naempt dit den verstande
90[regelnummer]
en straften die geleerden als sijn vijanden
dat sij knarsten op haer tanden / met verstoorden gedachten
Ipocrisie
Oock seijden hij ick sie door die godtlijcke crachten
den hemel open des moet ick mijn verblijden
95[regelnummer]
den soon des menschen sitten hoort sonder vermijden
ter rechter sijden / van sijnen vader verheven
fortsich laboer.
Oock hoor ick hem roepen vader wilt hem vergeven
die mijn benemen tleven / want sij en weten niet wadt sij doen
Ipocrisie.
Ja ja hij conterfeijt sijns meesters sermoen
wadt siet toch dese bloen / hoe dat sij hem selven keeren
fortsich laboer.
Die niet en willen achten / op ons opperste heeren /
105[regelnummer]
die sullen wij oock Leeren / stephhanus sang singen
Ipocrisie
Wij willense noch alle gaer op de vleijsbanck bringen
ende met fortselijcke dwanck dwingen dese verdwaelde van sinnen
fortsich laboer.
110[regelnummer]
Ick seg sij hebben den duvel binnen
dus moeten wij rinnen / om haer te verlocken
Ipocrisie.
Die een die cop aff.......
fortsich laboer.
115[regelnummer]
Den anderen met steenen doen smacken
dus moeten wijt backen stoocken ende brouwen
Ipocrisie.
Want wij sullense wel Leeren op desen Jesum betrouwen
sijnt mannen oft vrouwen sij worden van ons ondersocht
fortsich laboer
Wij hebben alle die propheten om den halsch gebrocht
dit hebben wij gewrocht / door hijpocrijsije
Ipocrisie
Ist mijn schult alleen ghij Lelijcke prije
125[regelnummer]
ghij duijvels Amije / tquam meest door u fortse
fortsich laboer
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ghij / heur godt geeff u Luijcefers cortse
130[regelnummer]
ghij Lelijcke vrou Lortse / vol van bedrijgen
Ipocrisie
Ghij sijt een vals verrader
fortsich laboer
En ghij en condt niet dan Liegen
135[regelnummer]
u Logenen vliegen // suijt oost west ende noorden
Ipocrisie
Wadt hebt ghijer al menich ter werrelt doen vermoorden
met uwen valsche discoorde / ghij fortzich Laboer // quaet
fortsich laboer
140[regelnummer]
U ijpocrijts bedroch alle die werrelt doer // gaet
u Lijstich aroer staet / onder t'geestelijck ende waerlijck
Ipocrisie
Nochtans sijn wij altijt bij een......
fortsich laboer.
145[regelnummer]
Dats seer claerlijck......
ende openbaerlijck menichderleij feeste
Ipocrisie
Wij schoijen toch beijde op eenne Leeste
peijnst wadt een geeste / wijt volck in blasen
fortsich laboer
Ke siet doch hoe dat dese verkeerde dwasen
van desen Jesus gaen rasen / al waeren sij verbolgen
Ipocrisie
Jae alle die sijnen namen bekenne moeten wij vervolgen
155[regelnummer]
sijn Leringe wordt verswolgen / sonder ijet te simileren
fortsich laboer
Weet ghij wadt wij doen sullen
Ipocrisie
Ja watte...........
fortsich laboer
Sonder ijet te cesseren
moeten wij gaen vliegen bij ons overste heeren
om haer te Informeeren / daer moeten wij op achten
dat sij niet en rusten bij dagen noch bij nachten
165[regelnummer]
om te vernielen met crachten / dese rebelle ijdioten
Ipocrisie
So en weet ick geen bequamer onder alle onse promoten
dan alleen desen grooten doctoor / Saulus / vol Listen
want hij een groot vijant is / so wij Lang wel wisten
170[regelnummer]
van allen desen christen / wilt desen noot craecken
fortsich laboer
Ga naar margenoot+Van alle desen vervolgers sullen wij hem thoot maecken
so mogen sij ter doot raecken / dese craijende haenen
Ipocrisie
175[regelnummer]
Wadt volck meendij.........
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
fortsich laboer
Maer dese Christiaenen
180[regelnummer]
sij seggen stoutelijck sonder wanen / hoort sonder spot / ras
als dat dese valsche verleijer / godt / was
en houwen sij haer niet aent vlodt / gras // sij sullen. int sloot / vallen
Ipocrisie
Ick en wil niet meer van dit exploot / kallen
185[regelnummer]
maer Laet ons tsaemen hier after gaen sluijpen
fortsich laboer
Sout Langer dueren ick sou dul in mijn poot / rallen
Ipocrisie.
Ick en wil niet meer van dit exploot kallen
fortsich laboer
Compt Laet ick u eens boven op u toot / stallen
so sult ghij hier binnen so properlijck gaen druijpen
Ipocrisie.
Ick en wil niet meer van dit exploot / kallen
195[regelnummer]
maer Laet ons te saemen hier achter gaen sluijpen
en beijdegaer in Saulus hart gaen cruijpen
Pausa.
Aaron.
Urias gebuer ist niet quaet omverdragen
200[regelnummer]
het Jammer datmen thans ter werrelt siet
vanden geen die den naem ons meesters gewaegen.
die sietmen verjaegen / ende brengen int verdriet
uurias
Aaron broeder verslaet u daer om niet
205[regelnummer]
hebt toch patiencije neempt godt voor ogen
want sulckx is van t'begin der werrelt geschiet
so ons die propheten claerlijck togen
Aron.
Vervallich tribulacij mosten sij gedogen
210[regelnummer]
die sijn naem aen riepen / ende sijn woort deen blijcken
peijnst doch hoe sij hem selven hebben bedrogen
die ghenen diemen vanden heer sach wijcken
uurias
Om vreese van t'verlies des werrelts rijcken
215[regelnummer]
so wordt gods naem heel achter gestelt
door fortsich Laboer ende ijpochrijts practijcken
so sietmen gebeuren dit groot gewelt
Aron.
Onsen meester Jesus heest ons claerlijck vertelt
220[regelnummer]
sij hebben mij vervolcht wilt dit onthouwen
sij sullen u oock vervolgen twert u gespelt
dus moeten wij vast op sijn woort betrouwen
uurias
Elck was hij so troostelijck / twaeren mannen off vrouwen
225[regelnummer]
de secoers ofte hulp van hem begeerden
somen in sijn Leven mochten aenschouwen
als hij opter aerde met ons converseerden.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Aron.
Hebt malcanderen Lieff dit was dat hij ons Leerden
so mijnen hemelschen vader u Lieff gehadt heeft
sijn woorden met sijn wercken so wel accordeerden
seggende u sal vergeven worden als ghij vergeeft
uurias
Elck macher om dencken al dat nu Leeft
watten Lieft den heer ons heeft bewesen
die doode verweckt hij twaer noot dat ghijt schreeft
die doove dede hij hooren / die siecken genesen
Aron.
De crepele maeckte hij gaende tis goet om Lesen
noch heeft hij meer teijckenen der Lieffden gedaen
de duijvelen verjaechde hij sonder ijet te vresen
oock heeft hij drooch voets over twater gegaen
uurias
Sachmen hem niet vijff duijsent menschen versaen
met twee visschen ende vijff gorsten brooden
dit connen sij int goet van hem niet verstaen
maer sij sochten alle middelen om hem te dooden
Aron
Dat dede om dat hij straffte haer versierde geboden
haer beveijnsde wercken / haer gierige abuijsen
hij dede alle naersticheijt om dat uuijt te roden
waer dat hij quam in tempelen ofte huijsen
uurias
Die daer willen seggen alsulcke concluijsen
sij mogen vrij dencken niet Langer te Leven
maer die willen prijsen haer stinckende confuijsen
die sullen van haer wel worden verheven
Aron.
Den costelijcken balsem die ons is gebleven
gods Levende woort een spijs der zielen
dats nu verschoven veracht ende verdreven
ende diet recht vercondigen / doen sij vernielen
uurias
Peijnst toch broeder hoe die palmkens vielen
als ons meester quam gereden met een groot gedrem
doen hij sijn woort onder onder die schaeren ginck dielen
ende heeft geroepen met een schreijende stem
270[regelnummer]
wijst ghij dat ick weet Jerusalem Jerusalem
ghij sout met mij weenen sonder te beijen
dat hebben wij claerlijck gehoort van hem
als hij ons die salicheijt ginck bereijen
Aron.
275[regelnummer]
Nu sijn wij gecomen inden tijt van schreijen
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+O waerachtich propheet wel ruijckende fonteijnen
van u woorden en behooren wij niet te scheijen
280[regelnummer]
die daer tegens seijt tis een vileijne
uurias
O broeder gedeijnckt u wel hoort wadt ick meijne
hoe sij den heer gingen soecken met een wonderlijcke feest
het crachtelijcke woort dat vruchtbaere greijne
285[regelnummer]
daer wij bij moeten Leven al inden geest.
Aron.
Als den heer sprack ick bent / elcx viel als een beest
want goods woort was haer als een vervaerlijck affgrijsen
het sloech in haer ooren als een tempeest
290[regelnummer]
ende met een woort so Liet hijse weder op rijsen
uurias
Het eeuwich woort niet om volprijsen
worden oock gehoort verstaet doch mijn praeten
als pilatus sprack tot Jesum met stercken on der onwijsen
295[regelnummer]
weet ghij niet dat ick die macht heb mijn reden wilt vaeten
om u te doen dooden off quijt te Laeten
doen antwoorden Jesus door die godlijcke aderen
ghij en sout geen macht hebben / om mij te vervaten
waert u niet gegeven van mijn hemelschen vaderen
Aron
O eeuwige salicheijt..........
uurias
Des sondaers ontladere.......
die als een verradere / hinck aenden Cruijce gevest
Aron.
Door Lieffden vierich...........
Aron
Doen ginck hij betaelen........
uurias
Ons alder scholt........
door Lieffden verdult / als hooft der valianden
Aron
Doen riep hij o' vader in dijnen handen
beveel ick mijnen geest / dit hoorden wij hem spreecken
uurias
Och die inden heeren betrouwen.......
Aron.
Wadt mach hem gebreecken.......
uurias
Hoe salt hem rouwen.......
Aron
325[regelnummer]
Die gods woorden versteecken
och wij hebben hem hooren preecken / so mennich costelijck sermoen
uurias
Wadt sullen wij beginnen..........
Aron
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ick en cans niet bevroen.....
uurias
Mijn hart vreest van binnen......
Aron
Wadt sullen wij doch doen......
off die vervolgers coen / vol van tijrannijen
ons oock wilden bestrijen....
uurias
340[regelnummer]
Wij moeten Lijen.......
en oock niet glijen vant twoort ons heeren
Aron.
O heer bewaert ons......
uurias
345[regelnummer]
Onse sterckheijt wilt vermeren
dat wij ons niet en keeren door vervolch en trijubulacij
van uwen heijligen paen......
Aron
O heer geeft oons gratije...........
350[regelnummer]
tegens al sulcke natije / wilt ons bijstaen
off sij ons wilden vaen.....
uurias
Hij sal ons ontfaen.....
dus Laeten wij thuijs gaen / tis mijn begeeren
355[regelnummer]
die god wil helpen / niemant en mach hem deeren.
Pausa.
Saulus uuijt met .2 dienaers
O god van. Jisrael int hoochste trijumpherende
als regent regerende over hemel en de over aerden
360[regelnummer]
mij verwondert dat ghij niet en bent corigerende
die u wedt sijn vernerende / met grooter onwaerden
onse vaderen overleden / ghij niet en spaerden
maer ghij straffense strengelijcke die daer rebbelleerden
als adam den eersten / die eens aenvaerden
365[regelnummer]
van die verboden vruchten / dies ghij hem verneerden
ghij hebtse al gestrast die u gebodt onteerden
twelck mij te Lanck waer om te vertellen
als Abiron en Dathan die ghij met den vier verteerden
die hem tegens Aron onbehoorlijcke ginck stellen
370[regelnummer]
oock hebt ghijse geplaecht alle die rebellen
vant geslacht van Jisrael dit weet ick bloot
ghij ginckse altsaemen totter doot toe vellen
alle die daer wachtede en walchde vant themels broot
die walchgin der menschen is nu immers so groot
375[regelnummer]
Jae meerder dan sij was bij moijsis tijden
dus sal ickse vervolgen om te brengen ter doot
alsoude ick alle mijn paerden den hals aff rijden
dese blasphemien en wil ick niet Langer Lijden
ick en sal niemande mijden / ben ick Saul / geheten.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dat hijse verlost uuijt pharonis / handen
dus sal ickse doen onthooffden hangen ende speten
steenigen ende rabraecken / sijeden ende branden
385[regelnummer]
ick salse doen vervolgen tot haerder schanden
In alle dese Landen / om te brengen in treuren
daer en salder niet een comen uuijt mijnen handen
al sou ickse met den tanden / Laeten verscheuren
off sij sullen versaecken dese twistige leuren
390[regelnummer]
van Jesus desen valschen verleijer quaet
want hij gemaeckt heeft al dees erreuren
dies hij schandelijck gecruijst is om sijn misdaet
Ick sal doen uuijtroeijen dit fenijnich zaet
so dat dit oncruijt niet meer sal groeijen
395[regelnummer]
om in eeren te houwen der wedt onse subtijlen staet
die int houwen der wedt seer Overvloeijen
tsa mijn dienaers wilt u altijt spoeijen
om haer naerstich te verclicken / moet ghij u vercloecken
waer dat wijse vinden wij sullense verbroeijen
400[regelnummer]
met alle haer opinieuse boecken
Een dienaer
Gaernne heere wij sullense so subtijlijcke gaen soecken
om haer te belasten nemen wij onsen gangen.
Dander
405[regelnummer]
Wanneer wijse vinden in eenige hoecken
so sullen wijse grijpen ende brengense gevangen
Saulus
Wadt volck compt ginder ick hebs verlangen
om te weeten wiese sijn ende van wadt conditien
Deen dienaer
Wij en wetens niet heere.....
Saulas
Ick beveel u beijde bij uwer officien
ende bij den eet die ghij mijn hebt gesworen
415[regelnummer]
dat ghijse mij brengt offt ghij crijcht punicijen
seght haer dat ickse moet spreecken en hooren
Den ander.
Wij willent gaerne doen heere / wilt u niet stooren
onsen arbeijt willen wij voor u niet spaeren
Eerst dienaer
Godt groet u goe mannen en. wilt u niet vervaeren
ghij moet met ons gaen sonder eenich belet
tot onsen heere want hij sprack u gaeren
saulus den grooten doctoor inder wedt
dander
Compt gaet met ons en neempt uwen tredt
hij seijttet u net / sonder ijet te grijeven
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Aron.
Ghegroet sijdij mijn heer wadts u believen
tot onsen gerieven / Laet hooren u stem
Saulus
Wadt volck sijdij.......
uurias
Wij sijn burgers hier binnen Jerusaelem
wij bijdden u wilt ons toch seggen u meenen
Saulus
Aen wien gelooffdij........
Aron.
Aen den gecruijsten Jesu van Nazareenen
diet ons al can verlenen dat van noots // is
Saulus
Wel wadt segdij van hem.....
uurias
Wij seggen dat hij den Levendige soone goodts // is
al hebben sij hem gecruijst / als een misdadich catijff tiran
Saulus.
Segdij dat hij godt is.......
Aron en Urias tsame
Jae wij en trouwen......
.1. dienaer
Ga naar margenoot+Daer verboert ghij beij u Lijff an
tot u gerijff dan / geeft u gevangen
Saulus.
Ja sijdij mede van dese oppiniose slangen
Ga naar margenoot+ick sal u doen hangen / en als dieven Laeten verdwijnen
so mijn dienaers wiltse vast gaen bijnen
so moocht ghij pijnen / en met voeten trappen
.2. dienaer
Wij sullen haer nu wadt anders doen snappen
ende noch doen beclappen / vant tselffde gebriel / siet
Aron.
Ghij moocht dat Lichaem dooden / maer ghij en hebt aen de ziel niet
465[regelnummer]
al waert dat ghij ons briet / so swart als colen
Saulus.
Wie porter u toe dat aldus gaet dolen
wie heeftet u bevolen / ghij verdoemde creijer
uurias
470[regelnummer]
Waerom dolen wij......
Saulus.
Ghij segt dat hij godt was die valsche verleijer
desen Logenspreijer / wadt wildij veel praten
.1. dienaer
475[regelnummer]
Gheen van ons en willen sijn woorden vaeten
godt moet u haeten // ghij verkeerde van sinnen
.2. dienaer
Ick seg sij hebben den duijvel binnen
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Om dat sij hem dus beninnen ick wordt schier verdoeft / wes
want hijer menich verleijt heeft
uurias
Hij is tlicht des Levens / daer so Lange na getoeft / es /
485[regelnummer]
so ons getuijgen alle die propheten
Aron.
Hij is die ons door Abraham belooft is
also ons die schriftuer claerlijck Laet weten
uurias
490[regelnummer]
Hij is diet tserpenten hooft heeft ondergesmeeten
hij die daer sit int hoochste verheven
Aron.
Hij is die den doot alleen heeft verbeeten
hij is die den wech die waerheijt ent Leven
uurias
Hij is die den sonden alleen can vergeven
door Lieffde hij is geworden onse broere
Aron
Hij is ons eenige voorspraeck also daer staet geschreven
500[regelnummer]
van die schaeps koij is hij de recht doere
Saulus
Hij was een verleijer vol van erroere
ghij verkeerde Loere / weet ghij dat wel
.1. dienaer
505[regelnummer]
Tegens onse overste was hij altijt rebel
dus quam hij int gequel / met druck en smerten
ende dat door sijn dwalinge
uurias
Hij en dwaelde niet maer hij bekende haer beveijnsde herten
510[regelnummer]
so dat hijse strafften darten / alsmen hem hoorde preecken
.2. dienaer
Wilt ghij oock op onse geleerde spreecken
schaempt u ghij Leecken aldus te blasphemeren
.1. dienaer
515[regelnummer]
Men sach hem altijt met den sondaers converseren
hoe wildijt weeren / alsulcken onvroedicheijt
Aron.
Dat dede sijn Lieffde ende volmaeckte ootmoedicheijt
want hij ons so overvloedich seijt / wilt dit bevroen
520[regelnummer]
want die gesonden en heeft geen medecijn van doen
maer dese arme bloen / met sieckten belaen
die moet den meester ter noot bijstaen
so christus heeft gedaen / twaer goet dat ghij hem eerde
uurias
525[regelnummer]
U prinsen en priesteren en schrift geleerde
geen sieckt haer deerden / alst scheen int weesen
daerom heeftse onse meester oock niet geneesen
wout ghij daer na leesen / ghij sout het so vinden
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Saulus.
Godt moet u plaegen ghij sotten en verblinden
int helsche verslinden sult ghij noch vaeren
door u verkeertheijt.....
Aron.
Den geen die Noe in den Arcke con spaeren
met sijnder schaeren / minst ende meeste
die can den zijnen oock wel bewaeren
voort t'eeuwige beswaeren / der helsscher tempeeste
Saulus.
Grijptse beijde bijden hals elck als een beeste
steltse op den Leeste / om te tormenteren
.i. dienaer
Compt compt wij sullen u een Liedeken Leren
545[regelnummer]
al sonder cesseren / off Langer te borgen
.2. dienaer
Gaet voort gaet voort wij sullen u de cost besorgen
ghij sult eer morgen / bij uwen godt // sijn
maer eerst moet ghij met ons hier int codt // sijn
Saulus.
Mij verwondert hoe dit volck aldus vertwijffelt ende bodt // sijn.
dat sij niet en vreesen dese tormenten groot
ende op dese verleijder so seer versodt sijn
so dat sij daer door comen in Last en noot
555[regelnummer]
want hij most doch selver sterven den doot
door die dwalinge die hij heeft achter gelaeten
niet tegenstaende hoe datmen hem verboot
hij volchde sijn hoot ten mocht niet baeten
binnen damasco woonen meer van dese verdwaelde cordaeten
560[regelnummer]
die met heur schoonpraeten / het volck verkeeren
dus wil ick gaen tot onse potestaten
onse geestelijcke vaeten sonder ijet te cesseren
om volcomen macht van te begeren
dese ketters te vangen sonder ijet te verschonen
565[regelnummer]
die met haer dwalinge tvolck turberen
die binnen der stadt van damasco wonen
Ick sal mijn macht so vreeslijck tonen
over sulcke personen / sonder ijet te verleggen // al
datmen over duijssent Jaer off weeten te seggen // sal.
570[regelnummer]
Pausa.
Een Pharaseus
Heer bischoop prelaet ons overste heeren
een regent over onsse geestelijcke statije
mijn hert met smart is int verseeren
575[regelnummer]
door overmercken dese groote turbatije
noijt en schieder alsulcken blamatije
onse gestelijcke natije van godt vercoren
ten mach niet geschien sonder svijants temptatije
dese ketters dignatien / dat is verloren
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Den Bisschop
Mijn geest is meest oock int verscoren
doort aenhoren / dese groote molesteren
585[regelnummer]
waeren wij niet geestelijck / hoe souden wij ons sporen
om dit volck te versmoren / in haer nesten
Jerusalem en schieden noijt sulcke intereste
Ga naar margenoot+overmidts die groote dwalinge die thans is onsteecken
waer datmen nu comen in straeten aen vesten
590[regelnummer]
this al vanden desen Jesum datmen hoort spreecken
Een Phariseus
Die daer gedoot is om sijn valsche treecken
houdende het volck vertwijffelt van binnen
Eeen Bisschop
595[regelnummer]
Daer sijn raesen roepen ende preecken
dies hij maeckte veel sotten en sottinnen
Saulus uuijtcomende
Ghegroet sijn mijn heeren notabel van sinnen
ick gebie mijn tot uwen dienst altijt
600[regelnummer]
volcomen macht soude ick gaeren van u gewinnen
om te reijsen sonder eenich respijt
binnen damasco dit seecker sijt
om daer tondersoecken in huijsen en scholen
ick ben bereijt om te aenvaerden den strijt
605[regelnummer]
tegen den geen die daer so schandelijck doolen
sij hebben daer godt sijn eer ontstolen
met haerder blasphemien tis quaet om verdraegen
dus sal ickse gaen soecken / in gaeten en holen
En brengense u gevangen / sonder eenich versaegen
Eeen Bisschop
Saule u reeden ons seer wel behaegen
dus wiltse gaen beclaegen sonder eenich appel
daer is u commissie wiltse met u draegen
om haer te plaegen die ons sijn rebel
Een Phariseus
Wij geven u Authoriteijt ende speciael bevel
om te brengen int gequel sonder Langer te cesseren
die tegens ons ende godt willen rebelleren
hier mede uwen oorloff.....
Saulus.
Ick salt doen mijn heeren
Ick wilder mijn toe keeren / sonder Langer te beijen
hoort ghijt wel mijn dienaers wilt u oock gaen bereijen
met waepenen hermeijen / en al wadt u is van noden
deen dienaer
Gheernne heere wij staen tot uwen geboden
om haer uuijt te rooden // sullen wij Loos en Listich // sijn
den genen die tegen u boos ende twistich // sijn. //
Pausa
fort sich laboer
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Jist dat qualijck gerockent.....
Ipocrisie
Ist qualijck gesponnen........
fortsich laboer
Ist quaelijck gestoockt.........
IPocrijsie
Ist qualijck geblaesen.......
fortsich laboer
640[regelnummer]
Ten is ons met berouwen......
Ipocresie.
Dat wijt hebben beginnen......
fortsich laboer
Ist qualijck gerockent......
Ipocrisie
Ist qualijck gesponnen......
fortsich laboer.
Hoe souwden wij oock bet.....
Ipocrisie.
650[regelnummer]
Versieren connen........
fortsich laboer.
Waer sullen wij toch ronnen
Ipocrisie
Jae dese vertwijffelde dwaesen
fortsich laboer.
Ist quaelijck gerockent.....
Ipocrisie
Ist quaelijck gesponnen......
fortsich laboer
660[regelnummer]
Ist quaelijck gestoockt....
Ipocrisie
Ist qualijck geblasen....
fortsich laboer
Hoe was Saulus ontsteecken
Ipocrisie.
Hij scheen te raesen.......
so conde ghij hem aensien ghij fortsich Laboer / Loer
fortsich laboer
Onse overste singen / met u tenoer / sloer
670[regelnummer]
so ghinckt ghij hoer / doer / met uwen geveijnsde cracht Laven
so datse saulo volcomen macht gaven
ghij gierige nacht raven / met uwen capproen / Loen
Ipocrisie.
Onse geleerde en wilde daer niet toe doen / cloen
675[regelnummer]
maer sij gingen haer coen / spoen / om saulo te bevelen
dat hij die rebellen van damasco soude vangen en selen
wie soude toch hebben al sulcken spel man
fortsich laboer
Onse geestelijcke heere deden daer wijselijcke en wel / an
680[regelnummer]
oft anders dit gequel / tjan en souden nimmermeer enden
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Ipocrisie.
Hoe sietmense Lopen...
fortsich laboer.
Ghelijck den blinden.....
Ipocrisie
Men soudese al op knopen
fortsich laboer.
690[regelnummer]
Die daer bespotten ende schinden
onse geestelijcke benden / ende wijsen raet
Ipocrisie
Wadt duijvel gebreeckt haer op onse geestelijcken zaet
die sij vroech en Laet / aldus gaen verachten
fortsich laboer.
Kenden sij haer selffs sij souden hem wel wachten
dese verkeerde geslachten / te doen sulck gerieff
Ipocrisie
Dan seggen sij hebt malcander Lieff
700[regelnummer]
maer geen gerieff / sij malcander bewijsen
fortsich laboer.
Wil ick u seggen wadt wij doen willen
Ipocrisie.
Ja watte.......
fortsich laboer.
Maer wij willen haer in haer sotheijt gaen prijsen
so mogen wijse doen crijsen in ijdel glorije
Ipocrisie
Goeden dach broederen in christo
fortsich laboer
Compter dan een dantelore.
neempt in u memorije / dusdanige termen
Ipocrisie
Dan isser som die hem met de schristuer willen beschermen
715[regelnummer]
en Laten den armen / eenen wel beroijt Lopen
fortsich laboer.
Mogen sij malcanderen eenichsins becopen
met valschijt bij hoopen / sij en sullent niet Laeten
Ipocrisie.
720[regelnummer]
Wadt volck meendij toch........
fortsich laboer.
Die dus gschoon van t'evangelij connen praeten
en op haer naesten boven maeten / een valsche gront // draegen
Ipocrisie.
725[regelnummer]
Ja Ja dat sijnse die t'evangelije inden mont // draegen
sij mochten Liever een hont Jaegen / achter met den steert
fortsich laboer.
In den mont segdij.........
Ipocrisie.
730[regelnummer]
Jae niet inder harten........
van sulcken darten // ben ick een doorsoecker
fortsich laboer.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||
735[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat volck en doen immer gheen fijnancij off woecker
swijcht ghij vloecker van alsulcken reden
Ipocrisie
Dat volck doen haer naesten als sij wouden datmen heur deden
in allen steden / houden sij hem also boerachtich
fortsich laboer
Dat volck o' sij sijn so schristuer achtich
en blijven geduerachtich / in sulcken bestiere
Ipocrisie
Sij beleven dat evangelije...
fortsich laboer.
Ja perderrieren.......
Ipocrisie
Ga naar margenoot+Al ist dat wijt t'evangelije begecken
in allen plecken dit ben ick wel vroet
750[regelnummer]
nochtans ist evangelij waerachtich en goet
ende een behoet / voortsondich verstercken
fortsich laboer.
Maer dit volck en tonen geen Evangelische wercken
tis al vant vercken / hooft staert ende bouten
Ipocrisie.
Och sij connen so schoon vant Evangelien couten
maer dubbelen en mouten blijft / eeven groennen
fortsich laboer.
Bedroch en hoverdije staet schoon int saijsoennen
760[regelnummer]
avent en noenne so elck een siet
Ipocrisie
Dit en roert den rechten evangelije niet
die daer vervolch en verdriet om mosten Lijen
fortsich laboer.
765[regelnummer]
Wel hem die met die waerheijt strijen
sij sullen hem verblijen / int euwich vertroosten
Ipocrisie
Het Evangeliom compt ons nu so schoon vant oosten
door die vrome propoosten / die niemant en bedriegen
fortsich laboer.
Holla genoech wij en wilder niet om Liegen
maer wij willen gaen vliegen / om Psaulus te Informeren
Ipocrisie
Hoe sal hij in damasco nu gaen regeren
775[regelnummer]
hij sal haer wel Leeren singen andere nooten
fortsich laboer
Hij heeft volcomen macht van onse promooten
dat sijn de cooten / die wij Lange gesocht // hebben
Ipocrisie.
780[regelnummer]
Wij sijn die geen dit werck gewrocht // hebben
ende saulus gebrocht hebben // aen dit groot bevel
fortsich laboer
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||
785[regelnummer]
Ga naar margenoot+Onse overste hoopen dat weet ick wel
naet groot gequel / sij hebben verlingen
hoe dat saulus metten herten fel
die hem sijn rebel / gevangen sal bringen
hoe sullen sij dan springen.....
Ipocrisie
Aldus soument coocken.....
fortsich laboer
Aldus soument mingen......
Ipocrisie
795[regelnummer]
Aldus soudment smoocken.....
fortsich laboer.
Aldus soument plingen....
men sal ons singen / een nieuwe Loffsang.
Ipocrisie
800[regelnummer]
Compt neeffgen gaen wij.....
fortsich laboer.
Best nemen wij onsen affgang
hier after desen hoff Lang
oms wadt groens te plucken // al
805[regelnummer]
en sient hoet met Saulo gelucken // sal.
Pausa Saulo uuijtcomende om te gaen reijsen na damasco met .2. dienaers
Wel aen mijn knechten hebt ghij u oock bereijt
om met mijn te gaen reijsen nae damasco binnen
810[regelnummer]
op dat wij daer mogen gaen wreecken mijn Leijt
over die rebellen wreijt die wij dan sullen vinnen
wadt segt ghij van desen vertwijffelde van sinnen
gelijcken de spinnen gaen sij haer fenijn spreijen
die sullen sij nu loon nae haeren wercken winnen
815[regelnummer]
buijten en binnen sonder eenich verbreijen
wij sullen hem wel Leeren dat volck verleijen
wenen en schreijen / sal haer niet baeten
haer valscheijt en sullen sij niet langer seijen
met roepen en creijen / op onse geestelijcke staeten
Jesus
Saule saule mijn woorden wilt vaeten
segt sonder verlaeten / waerom vervolcht ghij mijn
Saulus
O heer wie sijt dij.......
Jesus
Vraechdij wie ick sij........
Ick Jesus dien ghij vervolcht met u promooten
tsal u swaer sijn tegen mijn prickelen te stooten
cleijn metten grooten / hoe sijdij dus coen / al
Saulus
Heer wadt wilt ghij dat ick doen // sal
weet dat ick mijn spoen // sal / nae mijn vermogen
Jesus
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Gaet inder stadt en wilt u daer toe vogen
daer salmen u togen / wadt u van noot sij
Saulus.
Wadt een wonderlijcke Lichte...
.1. dienaer.
Den hemel ontsloot vrij.......
Saulus.
Ick verlies mijn gesichte.......
2. dienaer.
845[regelnummer]
Het hert verschoot mij
ick blijver schier doot bij / daer sulcken swaericheijt
.1. dienaer
Wadt een wonderlijcken stem.....
Saulus.
850[regelnummer]
Wadt een wonderlijcke claerheijt
.2. dienaer
Wij en sien hier niemant....
1. dienaer
Wadt beduijt desen arbeijt.....
Saulus.
Die euwige waerheijt // baert hier sijn crachten
.2 dienaer
O heer sijt ghij blint......
Saulus.
860[regelnummer]
Wilt daer niet op achten......
sonder Langer te wachten / willen wij van hier scheeden
1 dienaer
Compt doch Lieve heer......
2 dienaer
865[regelnummer]
Wij sullen u Leden..........
1. dienaer
Met haesten seer.......
2 dienaer
Hier binnen der steden.....
870[regelnummer]
daer sullen wij u bereeden / een plaets van rusten
daer u toe mach Lusten......
Jhesus
Anania ananiam..........
Anania
875[regelnummer]
Hier ben ick heere.......
Jhesus
Gaet spoet u drae ende haest u seere
met sulcken snellen keere / sonder verwachten vliet
gaet inde straet die daer den rechten hiet
880[regelnummer]
mijn woort wilt aenhechten sijt met cloecken onderwinnen
ten huijse van Juda daer sult ghij hem vinden
Saulus denblinden van Thersen geboren
want hij is biddende.....
Ananias
885[regelnummer]
Thart moet mijn verstooren
doort aenhaeren u godlijck woort
want ick heb veel van desen man gehoort
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||
890[regelnummer]
Ga naar margenoot+Wadt quaet ende moort / datter geschieden door hem
over uwen heijligen al binnen Jerusalam
ock heeft hij macht van onsen hoogen priesters ontfaen
hier binnen damasco te vangen te slaen
al die daer sonder dwaen u naem aenropen
Jhesus
Staet op ende gaet heen sonder ijet te wanhopen
Ga naar margenoot+wilt naerstelijck Lop en / hoort ghij wel dat / wis
want hij mijn een uuijt vercoren vadt / is
om mijnen naem te draegen onthout dit wel
900[regelnummer]
voorden heijdenen Coningen ende geslacht van Israel
oock sal ick hem doen weten wel wat hij sal moeten lijen
Ananias
Gaerne heer sonder eenich vernnijen
sal icker gaen tijen om hem te verblijen
905[regelnummer]
o goddlijcke gebenendijen o' hemelsche soetheijt
o' Levende woort o' eeuwige goetheijt
des menschen spoet Leijt / alleen in u crachten
om te helpen hebt ghij alleen die machten
ghij waert die daer wrachten / ons eeuwige salicheden
910[regelnummer]
oock hebt ghij uwen vader anden cruijs gebeden
om ons te bevreden / voort eeuwige getrueren
mijn dunckt ick coom hier ontrent die dueren
best clop ick hier vueren sonder groot geblas
Laet in en goods naem.....
Een van binnen spreeckende
Wie is daer buijten.....
Ananias
Ick ben uwen broeder Ananias
Al alleen op dit pas wilter op gomen
Een knecht vanden huijse
Onsen broeder Ananias weest wel gecomen
die goddlijcke stromen / moeten u bevloeijen
hoe compt dat ghij u dus seer gaet spoeijen
seg sonder vermoeijen / nae mijn behaegen
Ananias
Door Lieffden des heeren / ick soude u gaerne vraegen
wilt mijn toch gewaegen / uuijt rechter minnen
off saulus hier is......
Die knecht vanden huijs
930[regelnummer]
Ghij sult hem hier vinnen
siet daer binnen so wardijt vroeder
Ananias
Gegroet sijt ghij saulus onse Lieve mebroeder
godt den behoeder den heer der heeren
935[regelnummer]
die u openbaerde wilt dit incorporeeren
doen ghij quaempt passeeren / bij die wegen ontrent
die selffde heer heeft mij tot u gesent
want ghij sijt blent van uws ogen Lichte
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Op dat ghij moch crijgen wederom u gesichte
doort tgodlijck gestichte int shemels foreest
so dat ghij verult wordt met den heijligen geest
hij is die ons geneest / vant sondich inpeggen
945[regelnummer]
dus wil ick mijn handt op u leggen
wilt hem danckseggen / sonder duchten off trueren
Saulus knielende.
O Princelijcke schepper der creatueren
u Loff moet dueren / ten eeuwigen tijen
950[regelnummer]
ghij toont aen mijn u goddelijcke cueren
tot deser uuren / die schillen glijen
van mijn oogen / des moet ick mij verblijen
o' heer hoe wonderlijck sijdij in u wercken
dus sal ick uwen naem voorden menschen belijen
955[regelnummer]
sonder enich vermijen / in huijsen en kercken
o' heer wilt mijn toch met u gracij verstercken
dat ick u woort te recht mach uijt spreecken
sonder ijet te vresen voor Leecken offte clercken
den genen die u Levende woort versteecken
960[regelnummer]
o' heer behoet mijn van desen gebreecken
daer ick in gedwaelt heb so menige Jaeren
u uuijtvercoorenen vervolcht soot heeft gebleecken
maer u barmherticheijt en wout ghij voor mij niet spaeren
o' eeuwige godt o' coninck der heerscharen
965[regelnummer]
wadt danckbaerheijt sal ick u conen bewijsen
want ghij hebt mijn verlost van desen. beswaere
met uwer gratien cont ghij mijn spijsen
Ananias
O Saule / broeder broeder u hart Laet rijsen
970[regelnummer]
in Lieffden vierich met gelooff en hoopen
en wilt niet peijnsen op u misdadich affgrijsen
want de heer heeft u tot hem geroopen
Saulus
Annania goods knecht wilt mij toch doopen
975[regelnummer]
inden naem / mijns scheppers tis mijn begeren
ick gevoel in mijn een godtlijck noopen
inder eeuwicheijt en wil ick niet van hem keeren
Ananias
Saule knielt neder door de Lieffde des heeren
980[regelnummer]
om u te doopen ben ick bereijt met desen
Inden naem / des vaders / des Soons / des hijlijgen geest vol / eeren
Saulus
In mij is een groote sterckheijt geresen
geen hart en sout mogen conen gedincken
985[regelnummer]
den goddelijcken balsem heeft mij genesen
die hij een ijegelijcke om niet wil schincken
mijn verlanckt natuerlijck nae eeten en drincken
want in drie daegen en heb ick geen spijs geproeft
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+noch dranck in mijnen keelen doen sincken
want dappetijt was in mijn geheel verdooft
Ananias
Saule broeder compt binnen ende toost
995[regelnummer]
spijs en dranck sal ick u doen haelen
vant geene dat u natuere behooft
om met danckbaerheijt te nutten sonder ijet te faelen
de geest des heeren wil ons omstraelen.
Pausa fortsich laboer.
1000[regelnummer]
Wacharmen wacharmen......
Ipocrisie
So mogen wij wel crijten.....
fortsich laboer.
Och ijpocrijsije noijt sulck verstooren
Ipocrisie
Bij Lucijfers darmen / tmach ons wel spijten
fortsich laboer.
Wacharmen wachharmen....
Ipocrisie.
1010[regelnummer]
So moogen wij wel crijten.......
fortsich laboer.
Ten baet ons geen karmen.......
Ipocrisie
Noch handen te smijten.......
1015[regelnummer]
onse proffijten gaen gans verlooren.
fortsich laboer.
Wacharmen wacharmen.....
Ipocrisie
So mogen wij wel crijten.....
fortsich laboer.
O ijpocrijsije noijt sulck verstooren
Ipocrisie.
Ick gae mij verdrencken.....
fortsich laboer.
1025[regelnummer]
En ick wil mij gaen versmoren
Ga naar margenoot+door dit aenhooren / mijn thart verseert / es
Ipocrisie.
Onse fraudige voorstel nu heel verneert / es
om dat Saule bekeert / es / binnen wij dus clachtich
fortsich laboer.
Hij was ons hooft......
Ipocrisie
Dats seecker waerachtich
maer hij is ons te machtich / die hier boven geseten / is
fortsich laboer.
Hoe wel dat sij woort en leringe vergeten / is
en bij nae verbeten is door haer versierde advijsen
ick ducht het sal door desen saulus weder rijsen.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+als hij begint te prijsen / daer sult ghijt Juijst // hebben
het woort van desen Jhesus die ons overste gecruijst // hebben
die wij verguijst / hebben met valscheijt van / binnen
Ipocrisie.
1045[regelnummer]
Wadt gaen wij toch maecken....
fortsich laboer.
Wadt gaen wij beginnen......
Ipocrisie.
Noijt wonderlijcker saecken........
fortsich laboer.
En machmen beginnen......
ick verlies mijn sinnen gelijck den desperaeten
Ipocrisie.
Wadt mogen sij toch dencken onse potestaeten
1055[regelnummer]
onse geestelijcke prelaeten / met allen haer instellen
fortsich laboer.
Wadt sullen sij toch dencken / dese geveijnsde gesellen
als saulus gaet vertellen / contrarij haeren intens vrij
ende dat desen Jhesus godt ende mensch / sij
1060[regelnummer]
noijt quader pestelens // ij / onder haer en broeden
Ipocrisie
Hoe sullen sij nu raesen......
fortsich laboer.
Hoe sullen sij verwoeden......
Ipocrisie
Hoe sullen sij nu blaesen.....
fortsich laboer.
Jae in boossheijt gloeden...
Ipocrisie
1070[regelnummer]
Tis voor onse vroeden / seer quaet om te verdraegen
fortsich laboer.
Aij ijpocrijsie godt moet u plaegen
al waert ghij geslaegen ick en soude u niet beschutten
Ipocrisie
1075[regelnummer]
Waerom dat.........
fortsich laboer.
Maer ghij begint te dutten
Laet stoppen u putten / ende oock u waterganck.
Ipocrisie
1080[regelnummer]
Dats selffde Litteijcken / dat onse pater sanck
doen onse maeter / dwanck dat sij haer soude stecken
fortsich laboer.
Ghij hoer begint ghij met mij te gecken
so wil ick nu vertrecken / ende Laeten u alleen // blijven
Ipocrisie
Nu nu non fortse / wij moeten beij int gemeen // kijven
ende onder ons tween drijven / den tol op die sercken
fortsich laboer.
Waer souden wij hem drijven...........
Ipocrisie
Bij ons overste / met haer geleerde clercken. /
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dus moeten wijse verstercken / met alle haer bullen
1095[regelnummer]
so dat sij saulus vervolgen sullen
dus moeten wijse vervullen / tot desen tijen.
ist niet waer fortse.....
fortsich laboer.
Jaet ijpocrijsijen............
1100[regelnummer]
mijn hert wert blije door u aenschouwen
Ipocrisie
Ghij sijt een schoon man..........
fortsich laboer.
Ende ghij een princeffe der vrouwen
1105[regelnummer]
wie sou toch sulcks betrouwen / op desen saulum van tarssen
Ipocrisie.
Gheen meerder vervolger tussen hier en parssen
mijn dunckt mijn harssen sullen van boosheijt scheuren
fortsich laboer.
1110[regelnummer]
Onse overste hebben daer veel aen verleuren
dus moeten wij speuren om haer te vercloecken
so dat sij Saulum vervolgen en soecken.
in allen hoecken waer dat sij hem mogen vijnden
Ipocrisie
1115[regelnummer]
Dan moeten sij hem cluijsteren
fortsich laboer..
So moeten sij hem binden
so mogen sij ten inden uuijt dit exploot raecken
Ipocrisie
1120[regelnummer]
Sij moeten saulum oock den doot doet smaecken
want het sij haer noot saecken / dus moeten wijse ontsteecken
fortsich laboer.
Begint Saulum van desen Jhesus te preecken
ende onse overste heur gebreecken / begint op te haelen
1125[regelnummer]
als dat sij met haer Leringe het volck doen dwaelen
so soude altemaelen / heur proffijt verminderen
Ipocrisie.
Het soude beschreijen wijff en kinderen
dus moeten sijt behinderen / waer dat sij mogen.
fortsich laboer.
Daer weten sij wel raet toe.....
Ipocrisie
En dat met een groote Logen
want sij hebbent gesogen / uuijt haer ouders conduijten
fortsich laboer.
Wij moeten daer bij sijn als sij den raet sluijten
om Saulum te vermuijten / moet hij haer gaen verstijven.
Ipocrisie
Wadt wonder sal hij indien gaen bedrijven
1140[regelnummer]
laeten sij hem dus blijven sonder te apphrenderen
fortsich laboer.
Compt nichte gaen wij........
Ipocrisie
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dats oock mijn begeeren
tot ons heeren soet van eloquentije
fortsich laboer.
Juvisijbel moeten wij haer gaen informeren
1150[regelnummer]
compt nichte gaen wij....
Ipocrisie
Dats mijn begeren.......
fortsich laboer.
Hoe soude men bedt mogen veraccorderen
1155[regelnummer]
om saulum te verneren / geven wij sentencij
compt nichte gaen wij.....
Ipocrisie
Dats mijn begeeren
tot onsen heeren soet van eloquentije
1160[regelnummer]
die daegelijckx Leven in grooter abstinentije
Pausa Paulus vercleet ut comende
om te preecken..
Met die gewoonlijcke groet ons meesters overleden
so wil ick u groeten groot met den // clenen
1165[regelnummer]
die hier vergaert sijn tot deser steden
graetije en vreden / dat is mijn meenen
hij die daer sloech waeter uuijt den // stenen
door moijses sijnen knecht met vast betrouwen
die wil u sijnen stercken geest verleenen
1170[regelnummer]
allen den geenen / die op sijn woorden bouwen
overpeijnst de weldaet diemen mocht aenschouen
die hij onse vaders bewees midts desen
als hij haer hemels broot / van boven Liet douwen
op mannen en vrouwen / so als ghij moocht Lesen
1175[regelnummer]
maer ondanckbaerheijt heeft haer ter maladicxij verwesen
dat sij sonder vreesen / daer hebben bedreven
Ga naar margenoot+maer doer sijn doot sijn wij weder al genesen
want hij is de wech de waerheijt ent Leven
Hij is die wech daer de propheten
1180[regelnummer]
in hebben gewandelt binnen haeren tijt
al worden sij gebannen verjaecht gesmeten
oock ter tdoot toe verbeten / om eenigen profijt
want christus Jesus ons selver belijt
sij hebben mij vervolcht onthout dese Leere
1185[regelnummer]
sij sullen u oock vervolgen des zeecker sijt
want die knecht niet beter en is dan sijn heere
alle die daer oijt sochten godtlijcke eere
die hebben sij verdruckt in allen Landen
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Om haer te brengen in sdoots verseeren
want christus woort brengt haer tot schanden
o' Christen broeders vaet dit met verstanden
al leggen sij u in .u. banden / ende brengen in sneven
1195[regelnummer]
betrout inden heer als thooft der vaijlianden
want hij is de wech de waerheijt ent Leven
Hij is de waerheijt en anders geene
in sijnen mont en is oijt bedroch gevonden
hij heeft ons vercoren uuijt Lieffden reene
1200[regelnummer]
neempt dit ten beene // ghij dobbelde van gronden
als een goet harder is hij tot ons gesonden
op dat hij sijn schaepkens sou connen bevrijen
In Lieffden vierich liet hij hem door wonden
en heeft ons ontbonden van sdoots pertijen
1205[regelnummer]
hoe soude ick mijn anders toch mogen verblijen
dan int Cruijs Christij vaet dit bediet
al quam daer den engel uuijt den hemel glijen
en preeckten u anders / en gheloofft hem niet
dan ick u nu preeck alle dwaelinge vlijet
1210[regelnummer]
schout affgoderij so daer staet geschreven
want het ons den heer so strengelijck verbiet
hij is de wech de waerheijt en tleven
Loff Levendich woort / diet al gefondeert // heeft
door Lieffden onentelijck soet heeft gebleecken
1215[regelnummer]
die noijt den doot des sondaers en begeert // heeft
maer die salicheijt geleert // heeft / door sijn vierich preecken
overpeijnst hoe dat hij was met Lieffden ontsteecken
die vloeijende fonteijn vol alder genaeden
als hij sprack compt tot mij die daer sijt vol van gebreecken
1220[regelnummer]
Compt tot mij die daer sijt belast ende belaeden
Ick sal u vertroosten versoeten versaeden
volcht toch die paeden / die ick u gae vuere
mijns woort accoort en wilt niet versmaeden
want ick ben van die schaeps coij / die rechte duere
1225[regelnummer]
die door mij niet In en gaet verstaet dat puere
dat sijn dieffs ende moordenaers sonder mij taencleven
betrout in hem ghij die daer sijt sijns beelts fijguere
want hij is de wech de waerheijt en tleven
Prince
1230[regelnummer]
Hij is den Prins die alleen die sonden can vergeven
hij is saechtmoedich / en ootmoedich van harten vrij
hij is ons eenige advocaet verheven
voort / smenschelijck geslachten int shemelsche melodije
denckt niet dat ick u preeck hoort toch nae mij
1235[regelnummer]
van tijtelijcke havene verstaetet Juijst
off om geeert te sijn in swerrelts crij
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Maer off ick preeck u Jesum en die gecruijst.
1240[regelnummer]
van ons geleerde / elck verhart als een knuijst
vol haets vol nijts / en vol giericheijeden
hem vergensgense met een groot gedruijst
nochtans heeft hij voor haer gebeden
Oorloff gods vrienden ick moet u scheden
1245[regelnummer]
het godlijck bevreden / sij u altijt beneven
want hij is die wech de waerheijt en tleven
Ga naar margenoot+Pausa. Een Jode..
Wadt sullen wij doch peijnsen.....
Ander. Jode
1250[regelnummer]
Ick en cans niet bevroen....
.1. Jode.
Mij verwondert so seere.....
.2. Jode.
En mij oock boven maten......
.1. Jode.
Wij en hoorden ons daegen......
2 Jode.
Ja noijt sulcken sermoen......
.1. Jode.
1260[regelnummer]
Wadt sullen wij doch peijnsen....
2 Jode.
Ick en cans niet bevroen....
.1. Jode.
Is dit niet desen Saulus....
.2. Jode.
Die hem so ginck spoen.......
.1. Jode.
Om die Cristiaenen te vervolgen...
.2. Jode.
1270[regelnummer]
Over al waer sij saeten.......
.1. Jode.
Wadt sullen wij toch peijsen........
.2. Jode
Ick en cans niet bevroen..........
.1. Jode.
Mijn verwondert seere.......
.2. Jode.
En mijn oock boven maeten.......
.1. Jode.
1280[regelnummer]
Peijnst doch hoe dat onse geestelijcke prelaete
desen Saulum sullen haeten / door dees beroerte.
.2. Jode.
Daer en is niet mede te gecken.......
1 Jode.
1285[regelnummer]
Tis seeckere geen boerte......
want al haer soerte salder door ontstelt // worde
.2. Jode.
O Saule hoe haest wilt ghij vernielt // worden
ende lasterlijcke gequelt / werden met alle u geblas
.1. Jode...
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Hij seijde dat dese Jhesus warachtich messias was
van wiens consten men Las / int oude testament
.2. Jode.
En hebben wij desen Jhesus sijn ouders niet gekent
hoe is sauls dus verblent / ende haestelijcke bsmet
.1. Jode.
Hij is innmers selffs een doctoor inder wedt
1300[regelnummer]
dat hij hem dus verset tot sijnnen ongerieven
tegen ons overste....
.2. Jode.
En heeft hij niet ontfangen besegelde brieven
om de christiaenen te gerieven tot hier toe inder stadt
1305[regelnummer]
vande hooge priesteren van Jerusalem
dit weten wij pladt
Ga naar margenoot+peijnst toch in wadt gadt sal hij noch int Lesten raecken
.1. Jode.
Ick en cans niet verstaen......
.2. Jode
Tsij wonderlijcke saecke....
ick en canse niet Laecke int hert van binnen
.1. Jode
Het malcanderen Lieff seijde hij uuijt rechter minnen
1315[regelnummer]
dit en sijn immers geen vinnen die tegen godt steecken
2. Jode.
Hij sal hem selven noch int haer slodt / preecken
wil hij tegens haer gebodt spreecken / en al haer statuijten
1. Jode
1320[regelnummer]
Wadt sullen sij haer doen segdij......
2 Jode.
Maer sij sullen hem opsluijten
om sijn Leringe te vermuijten waer dat sij mogen
.1. Jode
1325[regelnummer]
Sij en sullens niet Lijen.......
2. Jode.
Noch oock gedoogen
dat hij hem sal pogen / dat weet ick bloot
dat hij van hem sal preecken / die sij hebben gedoot
1330[regelnummer]
met tormenten groot benamen sij hem tleven
1 Jode.
Wadt wonderlijcke teijckenen werden daer bedreven
die aerden sachmen beven met grooter erroeren
die son Liet haer schijnen die bergen sachmen schueren
1335[regelnummer]
menich wasser in trueren / doort groot exempel
2. Jode.
Oock die gardijnen scheurden die daer hingen inden tempel
totten Lesten rempel / so elck moch sien
1. Jode.
1340[regelnummer]
Noch seijde Saulus daer en mach niet geschien
sonder allien / door sijns meesters chrachten.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+In hem seijt hij moet ghij u alleen verblijen
1345[regelnummer]
dies in mijn noosten vlijen / veel wonderlijcke gedachten
.2. Jode.
Gheen ander verlosser seijt hij en wilt verwachten
dan Christis Jhesus den almachtigen godt
die alleen verlost heeft alle geslachten
1350[regelnummer]
wilt hier op achten want het is sijn gebodt
.1. Jode
Oorloff goods vrienden hier hebdij tslodt
van onse materij seer slecht om hooren
.2. Jode.
1355[regelnummer]
En wiltet toch niet ontfangen in spodt
.1. Jode
Oorloff gods vrienden hier hebdijt slodt
2 Jode
Christus wil u verlenen sijn der gracijen Lodt
1360[regelnummer]
hij die daer van een reijnne maeget is geboren
1 Jode.
Oorloff gods vrienden hier hebdij tslodt
van onse materije seer slecht om hooren
verchrijcht en swijcht / nae goods woort wilt altijt sporen
1365[regelnummer]
fimis Het spel is lang in dicht
.938 Regulen..
Trouwi Moet Blijcken |
|