Treur-lied over de verschrikkelyke aardbeeving tot Lissabon, en andere plaatsen in Portugal(1755)–Anoniem Treur-lied over de verschrikkelyke aardbeeving tot Lissabon, en andere plaatsen in Portugal– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Treur-lied, over de verschrikkelyke aardbeving tot Lissabon, en andere plaatsen in Portugal. Stem: O Holland schoon gy leeft in vreê. O God! wat ramp en tegenspoed, Word ons nu weer bescreven: als uit het Lissabons gebied: ach, wie en zou niet beven: Hoe God komt met zyn slaende hand Straft met aardbeeving veelerhand: Dat wy ons niet bekeeren: En doen na Godes Leere. Ia God straft haar wyd en zyd: Om hunne booze zonden: 't Schynt wel in de laatste tyd: Gelijk ik zal verkonden: Dat nu door een aardbeeving groot: Vyftig duizent menschen bleven do[od] Huyzen Kerken en Paleyzen; Storten in met groot afgryzen. De Koning die was zeer ontsteld, Hy heeft de vlugt genomen: Uyt zyn Paleys buiten op 't veld; En dat al met veel schromen: Is in een houte hut gegaen; Om 't Oordeel Godes te ontgaen; alwaar hy zonder Eeten; Dag en Nagt is in gezeten. des and'ren dags quam een Courier By den Koning verheven: heeft hem gebragt de blydschap hier: Met schrikken en met beeven; dat zyn Familie op het pas: door Gods goedheid behouden was; Waar door hy hem verblijden Is na de stad gaen ryden. De Graaf genoemt Perelade: Die heeft de vlugt genomen: Uyt het Paleis maar is spade: Daar droevig omgekomen Met negen Domestiken groot, En meede zyn gebleven dood: 't Paleis is neer geslagen, o God! wat droeve Plagen. Een ieder was daer zeer ontsteld: Men heeft de vlugt genomen: Zelfs zonder Kleeren op 't veld; Om den dood te ontkomen: Waar dat men vlugte op dees pas; De Aard zig opensplyten ras; Daar vuur is uytgekomen; Wat Mensch zoude niet schromen. Het was een groot minuut of tien; Voor d' Aardbeeving wilt weten; Toen kon men op de Ree gaen zien Hoe scheepen zyn gesmeeten; Van d' eene na de and're kant; Uit Water op het vaste lant Wat Mensch en zou niet treuren; Die dit alles ziet gebeuren. [pagina 2] [p. 2] Te Bilboa; Cadix; Genuee; Is het water mee gerezen: En ook op and're Plaetzen mee; Ach! wie en zou niet vreezen: Men ziet hier in ons Nederland; Die Teekens mee aen alle kant; O Mensch wilt u Bekeeren: En doet na 't geen wy leeren. Hier ziet men hoe dat God de Heer: Het land komt te kastyden: Het is om onze groot Daar wy om moet lyden: Want God die in den Hemel is Die ons gedagten weet gewis: Als wy maer kwaed gedenken, Zal onze Ziel doen krenken. Vorige Volgende