Rouw-klagt: over het afsterven van Haar Koninklyke Hoogheid Mevrouwe de princesse van Oranje, overleden den 12 january 1759.
T Reur Neêrlands Volk, gy hebt daar toe thans dubb'le reden,
Treur, Oud en Jong, en kleed u in het Rouw-gewaad,
Want Neêrlands Debora, helaas! is Overleden,
Ons aller Moeder, die door haare wyze raad
Den Vryen Staat steeds zogt voor onheyl te bewaaren;
Helaas! Zy is niet meer, Briitanjes Kroon-Princes
Is door de Dood, te vroeg, van de Aarde weggevaren;
Nu mist den JONGEN VORST zyn waardige Voogdes
En trouwe Moeder, ach! wie neemt dit niet ter herte,
Wie treurt niet om 't verlies, 't geen 't Vorstelyk Geslagt,
De Oranje Spruyten, thans veroorzaakt bittre smerten,
Daar ze in haar Jeugd zig zien in droeve rouw gebragt,
Van Vaders wys bestier, en 's moeders tederheden
En liefde nu berooft, ô al te zwaaren slag
Hoe naar klinkt dit gerugt in Dorpen, Vlekken, Steden,
De Aanminnige ANNA, die 't Stadhouderlyk Gezaf
Bekleede voor haar ZOON, na FRISOOS overlyden,
Is door de wreede dood , tot smert van Neêrlands Staat,
En ieder Patriot, helaas! van hier gescheiden,
Haar zorgen zyn ten eind, en haar getrouwe raad.
Wat staat ons nu te doen, terwyl we zugten, klagen?
(*) Bid Neêrlands Volk, dat Godt den jonge ORANJE-SPRUYT
En zyne ZUSTER, sterk in deez' bedroefde dagen,
Op dat geen zwaarder ramp en bitterheid daar uit
Onsta voor Nederland; Godt wil zyn goedheid toonen,
Aan 't Vorstelyk Geslagt, beschermen 't aller tyd,
Van alle tegenspoed genadiglyk verschoonen,
En schenk den jongen Vorst veel wysheid en beleid.
|
|