De ton vol vrolykheid(1803)–Anoniem Ton vol vrolykheid, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Rouw-klagt van den Herder Damon, over 't afsterven van zyn Herderinne Philis. Stem: God groet u goede morgen enz. Wat is er meerder vreugde hier te vinden, Wanneer een Herder met een Herderin Te zaam vereent spanceeren door de linden, En haar verlusten in opregte min. Geen vreugde op aarde Is meerder in waarde, Als trouw en kuische min Van twee verëend van zin. Maar als de dood haar een van twee kont treffen, En in de schoot der aarde word geleid, Wie kan de groote droefheid dan beseffen? Wanneer een Herder raakt zyn Filis kwyt. Hoort Damon zugten Met ongenugten, Zyn Filis die hy mind Is door den dood vorslind. Damon spreekt tot zyn schaapen. Myn schapen treur en ween met uwe herder, Draagt rouwe om uw roemwaarde herderin, Die u in 't groen steeds hoede gints en verder, Ja onvermoeid met hert en ziel en zin, Met al haar kragten, By dag en nagten, Met zorg en liefde groot, Is nu helaas ter dood. Zy pleeg u steeds te spyzen en te laven, Als immers herderin nooit heeft gedaan, En onder u myn schaapen steeds te slaaven, Opdat gy veilig in het groen zoudt gaan. [pagina 75] [p. 75] Die u gekoesert Heeft en gevoedstert Is door den dood vermant, Helaas gelegd in 't zant. Hoe kan de dood ooit zwaarder rouw doen kleeden, Als dat hy door zyn seys de levenstyd Van uwe herderin heeft afgesneden, Op 't beste van haar jeugd en zoetighed. O vreede slagen Die ik moet draagen. Is mis myn herderin, Die vast stond in myn zin. Terwyl uw herderin nog lag te kampen In 't perk met de felle en bittre dood, Uw herder was belaân met ramp op rampen, Zyn ziel die werd geslingerd als een kloot. Zyn oogen leeken Wel waterbeeken, Een stille traanenvloed Uit zyn benaauwt gemoed. 't Scheen zyn gemoed hem niet gerust kon stellen, Swom nagt en dag in traanen vol van rouw, Hou op myn ziel, en wilt u zo niet kwellen, Schoon dat gy mist uw Filis waarde vrouw. Wilt niet meer schryden, Zy is uit 't lyden. Bid God in eeuwigheid, Daar y uw komst verbeid. Wat zou het treuren my dan baaten kunnen, Dat ik doen om de doode romp en stof, Laat ik haar tog den Hemel niet misgunnen, Daar zy zingt eeuwig tot des Heeren lof. Ik wil gaan minne Ken aar Vriendinne, Die met my weiden zal Myn schaapjes in het dal. Vorige Volgende