De ton vol vrolykheid(1803)–Anoniem Ton vol vrolykheid, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een zoete Vryagie, tusschen een Jonkman en een Jonge Dogter. Stem: De Blauwe Vlag die waait. Te nagt als ik lag op myn bed Wierd ik in myn rust belet, Want ik myn gestadig in beelden Dat ik lag by een Godin, Die my kusten en streelden, En wy voedde onze min. Maar zodra Auroor verscheen Al my zoet vermaak verdween. Ach! hoe vind ik myn bedrogen, Ik versmagt door 't minnevier, 'k Riep, ô Godin heb meedogen, Nu ik mis myn torteldier. Maar myn dagt de minne-god Dreef meet myn de schimp en spot, En ik ben voort opgereezen, En na buiten toegetreên, Daar zag ik een Engels wezen Zoetjes treeden voor my heen. Ik volgde haare frisse gang, En ik hoorde dat zy zang Met een zoete heldere taale [pagina 35] [p. 35] Maakte een zeer zoet geluid, Spyt de fiere nagtegaalen, 'k Wenschte dat zy was myn bruid. Haar gezigt scheen my van ver Schoonder als een morgenster; Haare oogjes, die zoo blonken, Waren zoo zwart als een git, En brandde door minnevonken, En haar handjes leliewit. Als ik zag haar roodermond Zoo verd myn jonk hert doorwond; En ik zei, schoon kind gepreezen, Met een aangenaam gevly, Ach, mogt ik uw dienaar weezen, En myn voegen aan uw zy. D. Jonkman ik ben gekomen hier. Om te neemen myn plaizier, Daarom wilt my niet moveeren, Want ik ben hier maar allyn, Maar is het in deugd en eere Zo wilt myn gezelschap zyn. J. Uitverkoorene Godin, Ik zweer u uit zuivre min, Tot 'er dood met u te leven t' Zamen door de egteband, De Hemel zal getuigen geeven, Daar is myn trouw tot onderpand. D. Wel aan dan, ô frisse gezel, Laat ons neemen geen uitstel; 'k Zal daar op uw trouw ontfangen, Met een kusje aan myn koon, En daar na is myn verlange, Want gy zyt voor myn persoon. J. Het schoon of de minne-goôn Daalden uit vrouw Venus troon. In het gras ging ik toen rusten Al met dees schoon jonkvrouw, [pagina 36] [p. 36] Onze minnebrand wy blusten, En bevestigde onze trouw. Laat ons vlegten nu een kroon, Om te danken al de Goôn, Met gras en frisse bloemen, Maagdepalm en liefjes kruid, Zo dat ik met regt mag roemen Dat ik heb een schoone Bruid. Vorige Volgende