De ton vol vrolykheid(1803)–Anoniem Ton vol vrolykheid, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een Aangenaam Minnaars Lied. HOe lang is 't wel geleen, o schoonste Julia, Dat ik u vryde ende volgde na: Uw teere lipjes heb ik duizent maal gekust, En op u borsjes mynen brand geblust. 't Was door de vlammen van u zoete ziel, Dat ik u tegen kwam en gy in myn arme viel; 't Was door de woorden van u zoete tong, Die my bekoorde en tot kussen dwong. Wat heb ik niet al moeite om u aangeleid, [pagina 30] [p. 30] Troost u myn ziel in deez' droefheid, Toen ik u vryde was het door minneylam, Zodra ik scheide ik droefheid vernam. Ach Julia, ik verlaat nooit uw trouwe min, Ik offer myn traanen aan u schoon godin, Zo lang de dagen zyn van Julia, Is 't dat de zon en maan my door de zinnen sla. Nu moet ik als een tortelduifje doet, Alleenig treuren in myn droef gemoed, Gestadig zitten in myn eenzaamheid, Tot dat de dood myn vonnis heft bereid. Ach, ach! wie klaag ik nu myn ongeval Die my komt kwellen op het aardsche dal, Myn lief is door de dood in 't graf gerukt, Eer dat het bloempje was van haar steel geplukt. Sy was de schoonste die op aarde leeft, Noit schooner haars gelyk vrouw Venus geeft, Die vrouw Venus paalen zoet Nooit haars gelyken in schoonheid opgevoed. Wat baat myn klagen, kermen en geween, De dood is door myn liefje heen gestreên. Komt felle dood, snyd de draad myns levens af, Dat ik mag daasen by myn lief in 't graf. Vorige Volgende