De Tiranny der Jacobynsche Factie in Frankryk

[p. I]

Bericht van den Schryver.

In de Maand September, des voorleden jaars, wanneer, op den 2de en 3de van dien maand, de, in dit Werkje beschreeven wordende, Eisschelyke Gebeurtenissen, in Frankryk, plaats hadden, was het, dat ik het Ontwerp van dit Werkje, ten nutten van de Nederlandsche Jeugd, zamenstelde; echter hadden ik toen reden dit, voor eenigen tyd, agter te laaten; dan, den 7 Jan. 1793. wierd myne yver, op het leezen van het volgende Advertissement, in de Leidsche Courant van dien dag, gaande, waar in wy laazen:

[p. II]

TOT EEN CIERAADJE IN DEN BRIEVENTAS VAN ELK VADERLANDER, is heden te bekomen, te Amsterdam by Briët, van Kesteren, Schuurman, Bansé en van Gulik; te Haarlem by Tetmans, en te Leiden by de Erve F de Does, en alom: GEDENKWAARDIGE BRIEVENTAS ALMANACH, voor het jaar 1793, zynde in een geheel nieuwe en gemaklyke smaak uitgevonden, en is, behalven den Almanach, versierd met een zeer fraay in 't koper gesneeden Plaat, waar op I. HET POURTRAIT VAN DEN BURGER GENERAAL DUMOURIEZ. II. DE AANVAL OP DE THUILERIEN. III. DE VERNIETIGING DER KROON. IV. DE BELEEGERING DER STAD RYSSEL. V. DE OVERWINNING VOOR MONS; alles met toepasselyke Vaersjes, verder eenig zinspeelend bywerk, waar onder een accuraate afbeelding der beruchte JACOBYNSCHE MUTS, enz. enz. De Prys is 6 stuiv. en met gecoul. Plaatjes 10 stuiv. enz.

Gelyktydig daar by my vertoond werdende, zulk een Plaatje, als in het Eerste Gesprek, van dit Werkje, over gehandeld werd. Dus ik myn ontwerp vervolgde, en dit Plaatje of Almanach, dat men ieder weldenkend Vaderlander in zyn Brieventas wilde voegen en opdringen, en waar omtrent ik aan ieder weldenkend Nederlan-

[p. III]

der Vraagen, welk belang hy in zulk een Tafreel en Afbeelding, van woeste bedryven, wreedheden en zotternyen, van een anderen Natie, kan hebben? dus deeze Afbeeldingen tot een basis namen, om dit Werkje een aanvang te doen nemen, het oogmerk der Opstellers, Uitvinders en Uitgeevers te ontvouwen, en aan onze Natie, en byzonder de Jeugd, welke het meest aan de gevaaren van misleid te worden onderhevig is, een nuttig tegengift, tegen de verleiding, te schenken. – Echter hadden ik niet gedacht dat het zelve zo belangryk voor onze Natie zoude geworden zyn, als hetzelve, tot myn leedwezen, door de geweldigen Inval der Jacobynsche Franschen, en 't zich noemende Committé en Corps Bataaven, in ons Vaderland, en de wreedheden, door hen, in 't zelve gepleegt, geworden is.

Ach! dat myne Arbeid, in deeze, ter verlichting der Natie, eenen gewenschte uitwerking hebben, en zo ik het geluk moogen ondervinden, dat het zelve met zo

[p. IV]

veel graagte ontvangen, geleezen en nuttig gebruikt moogen werden, als onderscheide van mynen Pennevruchten, ten nutte der Natie opgesteld en uitgegeeven, ontvangen, geleezen en gebruikt zyn geworden, en noch werden gebruikt, zal ik mynen arbeid genoeg beloond achten.

Dat ik deeze Zamenspraaken tusschen een Moeder en Kind opgesteld hebbe, en niet tusschen een Vader, is, om dat de Kinderen met hunnen Moeders al zo veel omgang als met hunnen Vaders hebben. – En wy hebben het geluk, in ons Vaderland, zo wel op Vrouwen van groote kunde en vernuft, als Mannen, te kunnen roem dragen, daar eene Mevrouwe de Chambon, geb. van Werken, eene Mevrouwe de Winter, geb. van Merken, en eene menigte andere, bewyzen genoeg, in hunnen onnavolgbaare Geschriften, kan opleveren.