namen: ‘elsje v., Zavonie d.v., kennij, [onleesbaar] k., marja k., Odilia B, marietje v.L., Maaike B., Monique v.d. K., lida S., frantzis v.der.rh, winnifred K.’.
Het begint zo:
‘Luister eens’, zei hij, ‘deed je dat uit stoutheid of omdat je er echt geen trek in had en niet eten kón.... Zeg het me eens eerlijk!’
Bertie keek zijn Vader met zijn grote blauwe ogen oprecht aan. Toen zei hij: ‘Ik kán het niet opeten Vader, heus niet, ik wil het gerust wel graag, maar als ik een paar happen gegeten heb lust ik niets meer! Ik vind het zelf ook wát naar’, liet hij er verdrietig op volgen.
Vader ontmoedigt Bert vervolgens met de opmerking dat hij vroeger als kind drie borden vol groente at en 's middags zes dikke boterhammen. Soms was dat nog niet genoeg en dan kreeg Bertie's vader er nog een dikke boterham bij.
Op bladzijde 20 belandt Bertie bij een dokter, ik neem aan een huisarts, die Bertie een zorgelijk geval vindt. Afgaande op het tekeningetje dat Ank Wentink van de dokter maakte, is het maar een miezerig doktertje, niet iemand met autoriteit, of het moet de veel te grote bril zijn die nog enig respect afdwingt. Als lezer begrijp je onmiddellijk dat dit niet de persoon is die Bertie gaat genezen.
Op bladzijde 94 komt Bertie nog steeds niet boven de drie boterhammen per maaltijd.
Na de honderdste bladzijde neemt het boek een dramatische wending. Bertie en Bertie's vriendje Joost, dat stijf staat van gezondheid, eten ‘om 't meest’. Dit gaat op een zeer plastische manier, zodat zelfs iemand zoals ik met een schrijnend gebrek aan fantasie hierin een opbloeiende homo-erotische relatie kan ontdekken. En ja, hoor, op het door Ank Wentink getekende plaatje op bladzijde 107 kunnen Joost en Bertie met hun poten niet van elkaar afblijven: het linkerknietje van Bertie steekt tussen de lendenen van Joost, terwijl beiden een hand op hun schoot houden, precies op hun geslacht.
Op bladzijde 119 eindigt het boek met deze passage:
En als jullie eens in Strandwijk komen en je ziet daar een paar stevige flinke jongens, dan weet je metéén dat het Bertie is met zijn vriendje Joost.
Twee onafscheidelijke vrienden, die elkaar nooit meer in de steek laten.