Frits Abrahams
Boffen met Amsterdam?
Eerst twee voorbeelden.
Bij het nieuwe Paleis van Justitie aan het IJ in Amsterdam heb je een formidabel uitzicht op het Centraal Station, het Muziekgebouw en, aan de overkant van het water, het filmmuseum Eye. Als je ervoor in de stemming bent, kun je daar ongewoon lang meditatief staan kijken. Water, boten, lucht, zon, op de mooiste dagen is álles er.
Er zijn ook mindere dagen. Dan meren allerlei toeristenboten dichtbij het Paleis van Justitie aan. Ze blokkeren het uitzicht in de richting van de stad. Doodzonde. Op de dag dat ik dit schrijf, ben ik er nog even gaan kijken. Er lag een boot die onder de naam Vista Prima het uitzicht verziekte, wat ook wel weer van gevoel voor humor getuigde.
Het kan ook gevaarlijk worden. Ik loop over de Nassaukade in Amsterdam, op een plek waar de stoep smal is. Plotseling schiet vanaf de rijweg met grote snelheid een mountainbiker de stoep op, vlak voor me. Hij maakt met zijn fiets hoge, kikvorsachtige sprongen en gaat er dan, nog steeds op de stoep, met verhoogde snelheid vandoor, hier en daar bekwaam een voetganger omzeilend.
Ik woon nu vijftien jaar in Amsterdam. Op welk gebied is de stad in die periode het meest veranderd? Mijn gevoel zegt: het gebruik van de openbare ruimte. Dat is slordig, onnadenkend, onverschillig, egoïstisch, soms ronduit gevaarlijk.
We kennen het verhaal van de fiets. Ooit een vertederend vervoersmiddel, inmiddels de voornaamste reden waarom de binnenstad in een schroothoop verandert. Iedereen parkeert zijn fiets waar het hem uitkomt, voor een dag, voor een week of voor altijd. Niets roest in Amsterdam zo welig als de fiets.
Toen kwam de scooter. Een jaar of vijf geleden liep ik in Napels rond, waar de scooters aan de bomen groeien. Je mag daar als voetganger alleen oversteken als de scooters officieel toestemming hebben gegeven. Ik zei tegen mijn reisgenoot: ‘We boffen met Amsterdam.’
Dat moet de internationale scootermaffia gehoord hebben. Binnen enkele ja-