Als voorbereiding op het proosten bewonderen mijn vader en de buurman hun kelken alsof het trofeeën zijn. De buurvrouw proost met haar glas rosé. Ze kijkt naar haar man, die een donkerblauwe polo draagt waar grijs krullend haar boven de knoopjes uitkomt. Ze hebben een verliefde periode. Misschien zijn ze verliefder geworden sinds mijn vader alleen in het huis is komen te wonen. Dat ze dachten, dan hebben wij het toch maar mooi getroffen.
We drinken, en kauwen cashewnoten weg. Mijn moeder murmelt iets over de blauwe stukjes van de puzzel, dat de lucht zo moeilijk te leggen is.
Langs de gele balken van het plafond loopt een snoer vanaf de lamp de muur in. Het moet tien jaar geleden zijn geweest dat het huis een grote opknapbeurt kreeg. Mijn ouders hadden me als vakkundig genoeg ingeschat om over de kleuren te adviseren. Ik was dertien en ervan overtuigd dat ik de kennis en smaak had van een volwaardig styliste. Tot op de dag van vandaag heeft het huis een oranje trap en zongele muren.
De buren maken aanstalten om weg te gaan, er is genoeg gezegd. Als ze de deur uit zijn is het huis stil. De kat ligt nog steeds te slapen op mijn schoot. Ik duw mijn hoofd tegen mijn vaders schouder en leun er een beetje tegen. Tussen zijn kaken knarsen de nootjes.
De randen van de puzzel zijn af. Mijn moeder is aan de lage tafel komen zitten. Ze drinkt bier uit het glas dat mijn vader voor haar heeft ingeschonken, en eet chips als een knaagdier, met haar voortanden. Ze eet snel en gulzig, alsof ze iets in te halen heeft.
‘Je wilt misschien iets weten over de situatie tussen papa en mij.’
Ik neem een hap chips. Ik probeer het fatsoenlijk te doen, met mijn mond dicht, waardoor de chips zacht worden voordat ik ze door kan slikken. De kat is wakker. Hij geeuwt zijn kattenlucht in mijn gezicht en stapt van mijn buik als ik een lauw kopje thee uit de rij op tafel pak.
‘Ik wil alleen even zeggen dat ik een sterke overtuiging heb dat het nu goed zit, tussen papa en mij.’
Ze kijkt naar hem. Hij kijkt naar de tafel. Zijn gezicht staat bedrukter dan je zou verwachten bij zo'n mededeling. Hij is nog steeds mager. Ik vraag me af hoe hij over liefdeszaken kan beslissen als hij zich elke dag zorgen maakt of de leveringen wel binnenkomen, of er genoeg klanten in de zaak komen, of het allemaal wel uit kan.
Ondertussen zit mijn moeder daar, met haar overtuiging. Ik weet niet of ik het tegen haar zeg of dat ik het denk. Dat ik haar niet vertrouw. Dat ze het huis is bin-