aanwezigheid van enig zitvlees. Laat ik u, die mij zo vriendelijk bejegend heeft met deze zending, proberen te zeggen welke conclusies ik na lectuur meen te kunnen trekken.
Allereerst behoor ik klaarblijkelijk tot een mysterieuze groepering - een groepering die de door hun betreden vakbond wenst ‘te pimpen’ (ja, daartoe zelfs enige noodzaak voelt).
Alsof dat alleen nog niet voldoende over mijn denkniveau en interesses suggereert, ben ik daarnaast verrassend genoeg een van die mensen die - hoe wonderbaarlijk dit ook moge schijnen - hun opinie betreffende de vakbond zou stellen op ‘saai’.
Hoe fascinerend. Naar mijn mening is het feit dat ik lid werd van de vakbond een teken van betrokkenheid, getuigde het van een zeker inzicht in de noodzaak van het werk dat er werd verricht, was het een helder teken van interesse. Maar neen.
Ik vind mijn vakbond saai. Zo leert men weer eens wat.
Gelukkig (want niet alle hoop is nu vervlogen) kan ik na lezing van dit illustere poststuk eveneens concluderen (en dit tot mijn grote genoegen) dat mijn mening van belang is, dat ik mij moet laten horen. Dit wordt mij zelfs met een uitroepteken op het hart gedrukt (en dat zegt natuurlijk wel wat, ik bedoel: zo scheutig zijn wij met uitroeptekens immers niet).
Het is daarom dat ik mij zo vrij voelde om u langs deze weg kennis te laten nemen van mijn standpunten omtrent de omgang met volwassen mensen, die bovendien (alsof volwassen zijn nog niet erg genoeg is) lid zijn van een vakbond.
Hoewel ik zeer goed besef dat de bedenker van de aan mij gezonden kaart dit vlijtige werkje met de beste bedoelingen heeft afgeleverd (en vermoedelijk handelde in de overtuiging de jongere medemensen eens fijn bij de belangrijke zaken te betrekken - een niet geringe daad van idealisme) wil ik u toch vriendelijk verzoeken mij met onmiddellijke ingang uit deze doelgroep te verwijderen. Plaatst u mij, zo mogelijk, gerust in de categorie ‘saaie mensen’ - ik zou het u werkelijk niet euvel duiden als dit betekent dat ik van verdere kunststukken in de categorie ‘pimp mijn vakbond’ verstoken blijf.
Ik lig al dagen wakker van deze kwestie gezien het feit dat ik geen flauw benul heb wat deze charmante zinsnede moet beduiden
De manier waarop u meent mijn interesse voor de vakbond te moeten aanwakkeren - geheel in strijd met het beoogde, zo neem ik aan - stuit bij mij op enig verzet. Niet alleen op enig verzet overigens, maar ook op hartgrondige afkeuring,