Scène 2
(Rommelige woonkeuken. Op het aanrecht vuile borden, een halfvolle kan met jus d'orange. Op de grote houten tafel in het midden nog meer resten van een ontbijt, open pot pindakaas, drie pakken met verschillende soorten hagelslag. Kinderbordje met papresten. Doritha maakt een deel van de tafel leeg, legt het pakket erop, schuift een bestekla open, vindt niet wat ze zoekt. Ze draait het pakket om en om, het heeft een neutraal pakpapier. Met een van de messen die nog op tafel liggen, begint ze ongeduldig aan het plakband te wrikken. In een van de zakken in haar peignoir begint een telefoon te rinkelen).
(Terwijl ze luistert, blijft ze met haar andere hand wrikken om het pakket te openen.)
(Ze stoot een beschuitbus van tafel. Legt het mes neer, loopt naar het raam en schuift een van de lamellen opzij, loopt dan weer snel terug, kijkt nog een keer in de la en pakt een schaar.)
Ja maar dat slaat ook nergens op. Dat had je toch vantev...
(Na een knip kan ze het pakpapier wegtrekken. Er komt een doos tevoorschijn, vrij groot, egaal zwart met een goudkleurig logo.)
(Het lukt haar niet de doos met één hand open te krijgen. Zichtbaar geïrriteerd blijft ze wrikken. Loopt opnieuw ongedurig naar het raam. Werpt weer een blik naar buiten.)
(met stemverheffing, schudt haar peignoir uit, loopt in bh en string ongedurig door de keuken) Ik ga (...) Nee nieuw proj (...) Ja is goed hadj (...) Ja daaaag.
(In haar haast het deksel van de doos te wrikken, laat ze de doos op de grond vallen. Binnensmonds gevloek, eenmaal terug op de tafel heeft ze 'm eindelijk open. De binnenkant van de doos is bedekt met zwart fluweel, bovenop ligt een wit gewatteerd dekentje. Ze licht dat op.)