hebben we gehad.’ Dat is wat Van der Heijden niet doet omdat hij die tijd even gehad heeft: metaforen zoeken, op hogere vergelijkingen uitzijn die de werkelijkheid net iets scherper stellen en tegelijk kleur geven.
Wat doet Van der Heijden dan? Wat zorgt ervoor dat het boek de lezer meer dan zeshonderd pagina's in zijn greep heeft? Hij beoefent een soort automatisch schrijven, een dagelijkse dwanghandeling, begonnen als een dagboek, waarna het bewuster een requiem wordt. Hij beantwoordt aan de opdracht die zijn rust zoekende geest aan zijn handen geeft: schrijf wat er in je omgaat. Dan blijkt hoe rijk, gevarieerd, subtiel en genuanceerd alleen deze eendimensionale manier van schrijven bij Van der Heijden al is. Zijn veelkantige manier van schrijven tot Tonio, waarin zich zoveel motieven, thema's en metaforen tegelijk openbaren en verstoppen, mis je daardoor niet.
Belangrijk voor de mate waarin men, afgezien van het drama zelf, gegrepen wordt is dat Van der Heijden precies wil weten hoe het ongeluk is gebeurd, en zoveel mogelijk wil achterhalen over Tonio's laatste dagen. Hij gaat op zoek: wat heeft hij gedaan, met wie was hij, waar was hij en op welk moment? Dat maakt Tonio afgezien van een requiem ook tot een queeste, een zoektocht naar de details van het drama. Er wordt voor Van der Heijden niets mee opgelost, maar het zwarte gat wordt wel opgevuld met de opduikende feiten. En het gebeurt geleidelijk, er komen steeds meer details, waardoor de lezer zich onderdeel gaat voelen van Van der Heijdens dwingende nieuwsgierigheid.
Net als in De tandeloze tijd is Van der Heijden het leven aan het uitrekken, het in de breedte aan het beschrijven en uitbenen. Dat betekent in Tonio wel iets anders dan in De tandeloze tijd, althans het heeft een ander effect op de lezer. Het gaat nu om iemand die rouwt en al schrijvende voor een soort verlichting van de pijn wil zorgen, al weet hij op het moment zelf dat het een manier is om die pijn ook te bestendigen. Er wordt in Tonio op een superieure manier gemaald door Van der Heijden. Dat malen is boren, pijnlijk redeneren, graven, zelfbeschuldigen, wanhopen, doodlopen. Tonio is een roman als een worgengel, door zijn lengte en door het op elke pagina terugkerende uitzichtloze verdriet. Dit is het schrijvende rouwen.
Tonio is een zelfonderzoek van iemand die, net als zijn vrouw Mirjam, onophoudelijk ten prooi is aan emoties, wanen, stemmingen en woede die geen kant op kan. Dit zelfonderzoek is helemaal in de geest van Van der Heijdens oeuvre tot aan Tonio. Het patroon is dat de hoofdpersoon zich hoogmoedige illusies maakt over zijn rol in het leven, maar ondertussen zijn nederlaag incalculeert. Dit krijgt bij Van Heijden zelfs metafysische proporties wanneer hij in De sandwich, die andere requiemroman (dit keer voor een jeugdvriend) schrijft dat de dood al in