Tirade. Jaargang 55 (nrs. 437-441)(2011)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Leo van der Sterren Gedichten Het land Zij hebben zwaar het land. Zij hebben als een os het land. En o zo lang. Het werk fungeert als motor van de tijd - die steeds gloednieuwe oude bak. De arbeid die hen leeft, beweegt, het weeë heen en weer bezorgt. Maar tijdens pauzes in kantines met hoog plafond vol hoog niveau belaagt het land hen weer - ondanks vertoon van ego als een verschijnsel van vertoon - het is als een klassieke kwaal die zoetjes aan hen knaagt. Maar de landziekte tast de kernen van menszijn aan, vreet geest en lever weg. Het werk verdrijft de tijd maar na de werkdag parkeert de tijd zich op een lagere etage in zo'n typische garage waar niemand blijven wil. Dan keert het land weerom. Zo landerig, geen prikkel kan het land verdrijven. Ja, het werk verdrijft de tijd omdat het werk gedaan moet worden - meer van extern, zeg maar. Daarna stagneert het drijfwerk. Niets voedt de verwondering. Niets boezemt nog ontzag in. Lusteloos op Lesbos. Geborneerd op Borneo. En ze kauwen lange draden en verslikken zich in knopen sleur en staar. Straks stikken ze nog in verstuikingen van landerigheid. [pagina 66] [p. 66] Het werk verdrijft de tijd, maar daarna valt het land. Het gat oogt diep, de val oogt lang. Het gaapt zoals de landerige gaapt, lang en diep. O, de kaken stijven. O, wat doen de spieren pijn, wat kauwt de kop! Recht onder die oprechte oer-ellende van existentie, op een lagere etage in zo'n typische garage waar niemand blijven wil, bij lethargie van chroom en blik, wat gilt, wat ligt, wat lilt, welk lichaam blijft daar, overal ondicht, met indolentie van de hand verdaan, recht onder de verlamming van het land? [pagina 67] [p. 67] Procedure Het eerste om te doen is een locatie zoeken waar ooit iets geschied is wat de mensen zich nog heugen, incident dat nu of eens de noemer van geschiedenis zal torsen. Dan volgt de gedachte aan wat op die plek geschied is. Gedenken daar waar dat voorviel wat het gedenken waard is. Trachten te voelen wat er toen gevoeld werd, op het ogenblik van geschieden, op de wijze als verhaald wordt in de schrijving der geschiedenis, die amalgaam van reconstructies van verledens. De getuigenissen. En de blikken die naar achteren gericht zijn, naar wat is geweest. De ogen, stuk voor stuk iets anders ziend. Elk brein dat anders denkt. Elk denken, elk herdenken kent zijn eigen idioom. En dan het onvermijdelijke slot. Laatste halteplaats voor de bestemming van het niets. Tot slot de korrel zout, de ironie en het cynisme uitmondend in een vuren lach van het besef van het niet-weten, toen niet, nu niet, nooit niet. Vorige Volgende