tueel, dat is wel één van de dingen die ik geleerd heb. Het herinnerde me aan een mooie zomerdag waarop ik met een meisje achterop mijn bagagedrager door de stad fietste, ik praatte hard, we reden een gracht op. Vanaf een terras schreeuwde een man naar het meisje waar ik mee was: ‘Je moet niet alles geloven wat ze zegt!’ Nu is datzelfde meisje met een jongen die niets anders kan dan liegen. Ze gelooft me niet als ik dat zeg.
De man in het oude boatshuys bestelde steeds meer bier en vertelde me over de Duitser op zijn surfplank waar Menno Wigman het in zijn radiouitzendingen over heeft gehad. Menno Wigman kwam na mij op de boot. Ik liet een chocoladeletter voor hem achter die iemand daar eerder voor mij achtergelaten had. Ik heb nooit meer iets over de chocoladeletter gehoord. De boswachter en de radiokoerier die Menno naar het varendvakantiehuis.nl brachten hadden hem een verhaal verteld over een Duitser die ergens in de buurt van het eiland zou liggen op een surfplank of met zijn oude boot. De Duitser deed een redelijk geslaagde poging om te verdwijnen. Hij viel ergens in het diepe gat tussen feit en fictie. Hetzelfde gat waar je in valt wanneer je alleen bent. Alleen op een eiland.
‘Die Duitser bestaat echt,’ zei de man in het oude boatshuys op Schiermonnikoog. ‘Hij is hier een keer op het eiland geweest zonder eten of onderdak maar weigerde hulp. Daarna is hij weer verdwenen. Niemand weet precies waar naartoe. Een mooie kerel.’ Ik wilde Menno Wigman mailen dat de Duitser echt bestond, maar dat durfde ik niet. Op een bepaalde manier dacht ik dat hij boos op me was. Misschien kwam dat door de laatste uitzending, waarin het leek alsof hij op een bepaalde manier boos op iedereen was. En nu ik weer terug in de stad was, zelf de stad was, al die gezichten was, voelde ik me natuurlijk meteen aangesproken. Maar Menno: het is dus echt waar, van die Duitser.