Fictie is frictie. Mijn personages hebben allemaal last van slechte eigenschappen. In The Catcher in the Rye schrijft Salinger over een jongetje dat niet wilde dat iemand naar zijn goudvis keek, omdat hij hem van zijn eigen geld gekocht had. Een pijnlijk mooi beeld dat je, juist doordat het schrijnt, nooit vergeet. Zei Nietzsche dat ook niet? Alleen als iets pijn doet, zul je het onthouden. Literatuur moet pijn doen, dat is de conclusie.’
Weer drie jaar later verscheen dus Parachute. De roman gaat over de rebelse kunstacademiestudent Jimmy Spears en de Afrikaanse albino mr. Wau. Mr. Wau woont op de vijftiende verdieping van een armoedige flat in een buitenwijk van Chicago. De ramen van zijn woning zijn met kranten afgeplakt. Hij heeft geen vingers, kan niet lezen en schrijven. Jimmy gaat met mr. Wau naar Afrika om het dorp op te zoeken waar hij geboren is en op tienjarige leeftijd vingerloos uitgestoten werd als een door de duivel bezetene. Met grote verbeeldingskracht schrijft Jardin over wraak, vriendschap, ontheemding en religieus fanatisme.
De dramatisch verlopen presentatie van Parachute zou nog een lange nasleep hebben. Na een jaar van juridische procedures werden Jardin en zijn uitgever Lodewijk Crooymans vrijgesproken van enige betrokkenheid bij de dood van de stuntman. Toch bleven er beschuldigingen opduiken. ‘Dood en geweld zijn thema's in mijn werk, dat is waar,’ zei Jardin. ‘Maar dat er iemand aan mijn literatuur zou sterven heb ik uiteraard nooit gewild. Het is volkomen onzin om te beweren dat het ongeluk op de Dam een door mij georganiseerde promotiestunt zou zijn. Omdat het niet waar is, trek ik me er ook niets van aan.’
Na Parachute schreef Jardin nog twee boeken. De complexe en toch speelse en humoristische roman Weerstand (2018) gaat over zelfmoord en liefde in de wereld van de beeldende kunsten. Deze wereld kende Jardin van binnenuit, hij doceerde bijna dertig jaar lang twee dagen in de week aan de Utrechtse kunstacademie. En met tevredenheid, stelde hij. ‘Ik ben altijd blij, bijna als een kind, om gewerkt te hebben voor een baas. Tas over de schouder, reizen aan het einde van de middag te midden van de forenzen. Gespeelde vermoeidheid, vriendelijke blikken. Alsof dat andere, het schrijven, een opstand is die niet geduld kan worden. Alsof je als schrijver in de ogen van het establishment een verrader bent, iemand die maar beter niet kan zeggen wat hij aan het doen is.’
Zijn laatste werk, de verhalenbundel Zwarte zon (2020), zag Jardin als een poging Rudy Kousbroeks fotosynthetische boeken voort te zetten. In de bundel staan vijf indrukwekkende foto's die elk als uitgangspunt dienen voor een even indrukwekkend verhaal. ‘De elektriciteitspaal’, over het wonderlijke leven en sterven van Richard J. Hubbard, verdient het klassiek te worden. Jardin heeft met zijn ‘fotografische’ verhalen ongetwijfeld een bijdrage geleverd aan de her-