Tirade. Jaargang 55 (nrs. 437-441)
(2011)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
in memoriam
| |
[pagina 29]
| |
‘Leer mij de vrouwtjes kennen.’ ‘Leer jou de vrouwtjes kennen.’ ‘Maar wanhopig? Hoor ik daar 't hoefgetrappel van een ras naderende tragedie?’ ‘Dat heb je goed gehoord... Elvira smeekte of ze bij 'm langs mocht komen... per brief, per mail, per telefoon... maar die botte Knol reageerde nergens op, dus ging ze op 't laatst maar gewoon naar 't gebouw waar ie 'n schrijfhok huurde... Van Heusden, die regisseur die later al die horrorfilms is gaan maken weetjewel?, die huurde daar ook 'n kantoor en die zat net bij Knol koffie te drinken toen die Elvira ineens midden in dat schrijfhok stond... met d'r grote, gelakte shopping bag... Knol gaf 'r koffie, maar toen ie voor de duizendste keer weigerde om iets voor The Phoney te schrijven, knapte d'r iets in Elvira... ze haalde 'n reusachtige bijl uit d'r tas en riep ALS JE NIET VOOR MIJ SCHRIJFT, ZUL JE VOOR NIEMAND SCHRIJVEN en sloeg zo tjak! zijn eerste arm eraf... Het bloed spoot met zoveel kracht uit z'n schouder dat Knol om z'n as begon te tollen en niet alleen de muren en 't meubilair, maar ook Elvira helemaal onderspoot... het knappe is dat ze desondanks ook z'n andere arm eraf wist te hakken... 't Schijnt dat ze daarna maanden in 'n inrichting heeft gezeten, maar dat terzijde, het -’ ‘Maar wat deed die van Heusden toen die vrouw zo tekeer ging?’ ‘Die rende gauw de kamer uit... als hij de politie niet had gebeld, dan was Knol meteen doodgebloed.’ ‘Laboratoriaal genetische-regeneratie bestond toen nog niet, volgens mij, maar waarom hebben ze die armen d'r niet gewoon weer aangenaaid?’ ‘Omdat Elvira die had meegenomen... Ze zijn later bij haar thuis teruggevonden, in 'n rieten picknickmand... Ze staan nu op sterk water in 'n kelder van 't Letterkundig Museum, die armen, tussen 'n pijpenrek van Henry Mulisch en de sportschoenen waarop Connie Palmen ooit de halve marathon van Sint Odiliënberg heeft gelopen.’Ga naar voetnoot1 ‘Shit, sorry.’ ‘Geef niet, ik heb vroeger ook gerookt.’ ‘Hier... en toen is ie doodgeslagen?’ ‘Nee, nee... hij was nog geen veertig toen dat gebeurde. Achteraf ben je geneigd om te denken dat 'r door die aanslag 'n groot schrijver aan 'm verloren is gegaan of zoiets, maar dat is zo speculatief, na die -’ | |
[pagina 30]
| |
‘Ja, maar aan -’ ‘Nee, wacht nou even. Na die aanslag werd alles anders... 't was net of die handicap 'n enorme geldingsdrang in 'm losmaakte... Bovendien had ie opeens een verhaal en dat verhaal was voor de media veel belangrijker dan een boek. Eerst kreeg je dat Hersteldagboek. Ken je dat? Dat was nog vrij serieus, maar daar kreeg ie toch al meteen continentale bekendheid mee. Daarna kwam natuurlijk dat vreselijke Koken voor de fysiek uitgedaagden - in een voetomdraai iets lekkers op tafel.’ ‘Jezus!’ ‘Ja, maar de ergste was: Je armen d'r af - en dertig andere manieren om van 't roken af te komen. Je moet niet vergeten dat 't de hoogtijdagen van 't aandeelhouderskapitalisme waren: de markt voor rotzooi was gigantisch en Knol maakte d'r zelf een heel circus omheen... liet ie 't publiek na afloop van z'n lezingen aan z'n stompjes voelen.’ ‘Jezus. Komt dat ook in je biografie?’ ‘Tuurlijk, tuurlijk... een biograaf moet meedogenloos zijn, anders kun je net zo goed meteen welzijnswerker worden... Ik denk dat ie echt 'n flinke tik heeft gekregen van dat gehak... Bij schrijvers doen we altijd net of al dat rare gedrag bij hun talent hoort, maar die Knol was gewoon beschadigd, dat heeft niks met talent te maken.’ ‘Zei de miskende.’ ‘Ja. Misschien. Hoe dan ook... dat succes van z'n niet-literaire boeken bleek uiteindelijk fataler dan 't choppen van die twee armpjes... Mijn these is dat de commercie z'n ziel heeft geamputeerd... toen ie 'n jaar of zestig was stikte die al helemaal in de zelfhaat... Als je 'm in die tijd sprak was 't alsof ie gitzwarte bellen stond te blazen... de Haatsmurf noemden mijn kinderen 'm... Spiritueel om zeep gebracht door 't succes van z'n eigen rotzooi.’ ‘En nu is ie dood. Kun jij eindelijk 'n boek schrijven over iemand die je zelf nog hebt gekend. Jij hebt toch -’ ‘Precies. En wat voor mij de centrale vraag is... kijk, hij had zich na dat zakelijke succes kunnen terugtrekken om in alle stilte aan Vertellingen van een Alwetende te werken, maar in plaats daarvan heeft ie eerst twintig jaar de sfeer in de Amsterdamse schrijverscafés verpest en toen ie eindelijk naar dat kutdorp in Sicilië vertrok, was 't alleen om daar de idioot te gaan uithangen...’ ‘...’ ‘Maar waarom 't daar uiteindelijk zó is misgegaan, is me nog steeds 'n raadsel... Op internet las ik dat ie zich op feestdagen nooit liet zien, Knol, maar dat ie deze keer zomaar midden op 't dorpsplein stond en dat ie na wat geschreeuw | |
[pagina 31]
| |
werd achtervolgd door 'n grote groep lam gezopen mannen... Niemand schijnt zich te kunnen herinneren wat Knol nou geroepen heeft... 't Was feest, iedereen was dronken... heel vreemd... Maar 't moet aan hem gelegen hebben, want 't is 'n heel vredelievende streek, relatief welvarend, gewend aan congresgangers en toeristen... En de dorpelingen kenden z'n provocaties en geruzie... hij moet echt een grens over zijn gegaan.’ ‘Ja, voordat je met z'n allen 'n tachtigjarige aanvalt... En dan ook nog 'n tachtigjarige zonder armen.’ ‘Volgende week begint 't proces... ik denk dat ik m'n biografie daar ga laten beginnen, in de rechtszaal.’Ga naar voetnoot2 ‘Goed idee. Weet je wat ik zo gek vind? Dat ik hier niets in de krant heb zien staan... Geen nieuwsbericht, geen rouwadvertentie, geen i.m.... niks.’ ‘Nee, klopt. Voor de meeste mensen heeft ie nooit bestaan. En ook z'n boeken zijn al lang vergeten.’ |
|