Tirade. Jaargang 55 (nrs. 437-441)(2011)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] in memoriam Miek Zwamborn Staketsel zeg niet dat ik zwijg wanneer ik zwijg wacht op de zwijger pluk het geluid uit de mond tot ik stamel stamel mee grijp de hapering! haper me los hoor mijn talloze tongen mompelen mompel mond monster een mond voor de kopstem van een zwijger ooit galm ik uit over alles ooit! vloei ik open naar een wereld waarin voorvaderen schepen (schepselen) draaiers zijn draaiers waarvan bloed via hamerslag door mijn zeeblauwe aderen stuwt langs de nachtegalen van botten prompt slaat het roestige haar zich om het bleke schedeldak kom draai de zwijger naar de zon zie hoe microscopische rijnaken van A naar B zich een weg wijzen over dit lichaam wie brengt de blos aan? [pagina 27] [p. 27] breek dan breek laat het merg uit de mergholte rood en geel als vaandeldragers van een middeleeuwse stoet door de straten van dit lichaam zwaai naar de stapeling van bot en kom zwaai naar de keer op keer zwenkende wervels van een slordige graat zwaai staketsel van identieke schermutselingen zwaai naar het sesambot teerlingbot sprongbeen zwaai naar de buitenwaartse draai wie telt de ribben? ik slinger rond zie hoe mijn botten verwilderen we raken verstrikt in de bosjes! kuis het karkas behoed mij voor beenaarde met een laatste nek kijk ik uit over zee en reik naar de urn die aan dek staat om te verwaaien als ik breek moet er wind zijn Vorige Volgende