Tirade. Jaargang 55 (nrs. 437-441)(2011)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Lloyd Haft Kelong: drie zeegezichten Kelong: aan zee Mijn keel, mijn longen - waardoor anders zal nog steen ademen, rots aan weten komen? Boven het bar geblevene, tegen het stomme kloven plant ik deze voeten, plaats mij in het steen dat van de wind al galmde, weergalmde vóór ik hier kwam met woorden en met adem: van alle woorden moeder, alle zin. In dit geziene zal mijn vraag beklinken: bekend aan deze rotsen, langs deze dag gesteld. [pagina 21] [p. 21] Kelong: langs de kust Boven mij en onder twee lijnen die liggen: hemel en aarde, gepaarde horizonnen, lippen van een nog ver- zwijgende baarmoeder daarin ik sta te komen met in mijn buik het woordeke mijn ja, jakkend tegen boven mij en onder mij nog stil - [pagina 22] [p. 22] Baai bij Kelong Zo weinig is het dat mijn knieën nog uiteen houdt, handen apart, ogen twee in zoeken. Breedte van een duim mijn ingeblevene - mijn hart, mijn valk, mijn dreunend taleken: blijf mij tussen, houd mij nog uiteen - mee in de brede baai, mee in de glim van de klippen. Zie nog niet sluitend, laat nog niet dicht dit twee- lid dat rekt, reikt, zint naar weerskanten. Houd mij beide ziende, laat niet over deze blauwe sikkel, deze zonneboog de lange slinger slaan. Vorige Volgende