Nina Werkman
niet van vandaag
Ruiterpad, achter boomtoppen alvast een dunne
maan en maar één paard; ik ben niet van vandaag.
Het kan dof stampen in het zand, nooit zo een
mooi dof stampen meer gehoord: zandwegen
stampen anders voor de kar. De voerman roept
wat ik nog altijd niet versta. Mij was geen paard
een lief en dit is van de schillenman. Zijn is het
paard; daar trouw je niet mee later, als het kan.
Het geeft geen sjoege ook; meisjes gaan hem niet aan
en in het stille duin de stal. Hij schraapt zijn hoef,
hij plast een harde straal onder zijn buik vandaan.
De vader gaat, hij stampt zijn laarzen in het zand,
ik stamp achter hem aan. De voerman lacht en roept,
de vader roept weerom; ik kan het niet verstaan.
Dat men in zijn waanzin snikkend om de hals kon vallen van een paard had Nietzsche uit een gedicht van Rückert opgestoken. Kom daar vandaag eens om! Over invloeden als volle maan alsmede het aantal paarden geen gegevens, voor zover wij terug kunnen kijken. Lachen, snikken, al dan niet gespeelde waanzin - de mens wandelt en wankelt dof op oude paden.