omhoog, voor het te laat is. Nog net op tijd verlaten ze de kerk, voor het monster met zijn alles verslindende adem de houten banken verkoolt, het glas in lood blakert en laat breken, vuurwolken uitstoot tot de kerk uit zijn sponningen barst.
‘Adem eens normaal. Ik moet straks even naar voren om mijn rede te houden. Jij blijft dan gewoon netjes hier, oké?’ Zijn vader is naast hem gaan zitten.
De mensen in het zwart en grijs kijken ernstig voor zich uit. Af en toe, als hun blik afdwaalt en die van Lennart raakt, verschijnt een vreemde uitdrukking op hun gezicht. Ze kijken hem aan alsof hij zijn Yu-Gi-Oh!-verzameling is kwijtgeraakt: het komt wel weer goed.
Pastoor Tabaks probeert aandacht te krijgen. Het is een kleine man, zijn schouders komen maar net boven de katheder uit. Dan zien de mensen dat hij de aandacht wil en gaat er een zachte ruis door de kerk, door alle monden die ‘ssst’ en ‘sssh’ zeggen. De pastoor schraapt zijn keel.
‘Vandaag zijn wij bijeen om het heengaan van...’
Er zit iemand tegen Lennarts bank aan te trappen! Langzaam draait hij zich om. Een meisje dat hij niet kent, kijkt hem duidelijk niet aan, maar heeft haar ogen strak op de pastoor gericht. Haar mond verraadt dat ze zojuist nog gelachen heeft.
‘Hé,’ fluistert Lennart.
Het meisje trekt haar wenkbrauwen omhoog en kijkt hem vragend aan.
‘Doe eens niet,’ zegt hij.
‘Wat?’ Ze kijkt verbaasd en beledigd, voor ze zich weer tot de pastoor wendt.
Lennart draait zich terug, maar er wordt weer tegen de leuning geschopt. Met een ruk draait hij zich om. Het meisje lacht en fluistert: ‘Sorry.’
Als Lennart weer vooruit gaat zitten, merkt hij dat zijn vader is opgestaan en naar voren loopt. Als hij de plaats achter de katheder van de pastoor overneemt, klopt de pastoor hem een paar keer op zijn schouder. Ook zijn vader schraapt zijn keel.
Misschien heeft iedereen wel iets in zijn keel vandaag. Lennart buigt zijn tong alle kanten op, schraapt zijn keel, ademt in en uit door neus en mond. Het voelt alsof er bij hem ook iets in de keel zit. Een beestje, een slak of zo. Zo een zonder huisje, maar dik en lang, van zwart geribbelde slakkenhuid.
De mevrouw aan de andere kant van het gangpad heeft geen slak in haar keel, dat ziet hij zo. Misschien heeft ze een sprinkhaan, of een kikker. Ze heeft een brede nek, een kikker zou er zo inpassen. Als de kikker kwaakt,