‘O, pardon!’ David verdraaide zijn stem. ‘Ik wist niet dat je kwaad werd.’
De anderen barstten in lachen uit.
Het enige verschil tussen Marie en haar vrienden was de v op haar identiteitskaart. Niet meer dan een officieel gegeven. Marie had gouden voetjes, ze wilden haar allemaal graag in hun team, en je kon wel stellen dat zij over meer uithoudingsvermogen en lef beschikte dan de rest.
‘Die kon echt hard rennen, man,’ zei David. ‘Zag je dat?’
De anderen hadden het gezien.
‘Aan een renpaard alleen hebben we niets,’ zei Marie.
‘Ze haalde jou zo in.’
‘Maar ze bleef niet in balbezit, David.’
‘Ze leek me ook verder wel tof,’ zei hij.
Marie keek naar haar vriend. Als mascotte, bedoelde hij natuurlijk.
Ze zei: ‘Ik vind haar ook tof. Daar gaat het niet om.’
‘Waar gaat het dan om?’
‘Dat ik haar zelfs geen schaar heb zien maken.’ Marie liet haar stem zakken en haar blik werd inktzwart. ‘Jullie wel soms?’
Er werd nee geschud.
‘Ik bedoel,’ zei ze. ‘Waar komt dat kind vandaan denken jullie?’
Het werd muisstil om haar heen.
‘Ze moet van een planeet komen waar ze niet aan scharen doen, dat vind ik spooky. Wie weet wat ze er wel doen,’ fluisterde Marie. ‘Volgens mij is ze een buitenaards wezen. Een spion.’
Niemand zei nog iets, totdat David zijn schouders ophaalde en de bal op zijn voorhoofd liet stuiteren. ‘Van mij mag Chloé erbij,’ zei hij.
Binnen een paar weken hoorde ze bij hen alsof het nooit anders was geweest. Al had ze knuffelbeesten in haar haren, al kon ze de bal nog niet eens met een hakje doorpassen en al was ze helemaal niet van deze wereld.
Maar ze was vriendelijk, gemakkelijk in de omgang en blijkbaar ook heel grappig. Ze hoefde maar iets te zeggen of er volgde een lachsalvo van de hele groep. Marie trok haar mondhoeken snel omhoog.
Op een woensdagmiddag, Marie was zich net aan het afvragen wat ze zou gaan doen, kwam het meisje haar kamer binnenlopen.
‘Hoe kom jij hier?’
‘Met een ruimteschip, natuurlijk.’
Marie lachte, ondanks zichzelf.