moois daarvan komt.’ De man opent de deur en steekt zijn hand onder een grijsblauw duifje.
‘Het zijn fijne juffers,’ zegt mijn vader als de man hem de duivin aangeeft. Ze kijkt helder de wereld in en heeft een elegant kopje. Rustig spreidt mijn vader haar vleugel. Aan de veren kun je veel aflezen. Sterke, rechte veren. Ze heeft een zachte pluim. Weinig stress, goed gegeten.
‘Dit is een bijzondere,’ zegt de man, ‘een investering.’
‘Deze wil ik,’ zegt mijn vader. Met een hoofdgebaar laat hij mij de korf aangeven. Hij wijst nog een duif aan die uit het hok gehaald wordt.
Na wat heen en weer gepraat zitten er vijf jonge duiven in de korf.
‘Zo maar doen dan?’
Ik weet dat we niet het hele eind voor dit stel zijn gekomen. Mijn vader laat zijn blik in de korf vallen, kijkt naar een mooi begin van het volgend seizoen. Dan zegt hij: ‘Kleinzoon Vale Tijger.’
‘Nee,’ zegt de man, ‘niet te koop.’
‘Is die op het hok?’
‘Hiernaast. Maar hij is niet te koop.’
‘Hokvastheid, territorium en geslachtsdrift zijn de natuurlijke motivatie,’ zegt mijn vader, terwijl hij naar het broedhok loopt.
‘Zeker,’ zegt de man.
Als mijn vader zich naar het gaas buigt, komt de man haastig aangelopen. Iedere ongewone activiteit maakt een duif zenuwachtig. Ik volg hen, de korf in mijn armen. Kleinzoon Vale Tijger herkent de man, hij vliegt direct naar het gaas. Een schitterend beest, daar hoef je geen kenner voor te zijn.
‘Vliegt hij nog?’
Nu begint het spel. Natuurlijk weten we dat hij nog vliegt.
‘Dit jaar voor de zesde keer kampioen.’ De man kijkt naar de grond als hij dat zegt, alsof hij verlegen wordt van zijn eigen succes. Maar je hoort er de trots doorheen.
Ik weet wat mijn vader wil. Hij blijft de man aankijken. Ik weet dat we nog niet naar huis gaan.
‘Kan ik hem even in de hand houden?’
‘Dat heb ik liever niet.’
Te haastig. Ik hoor de haast in zijn stem.
‘Alleen vergelijken,’ zegt mijn vader.
‘U heeft al een jong van Kleinzoon Vale Tijger.’
‘Geef hem even in de hand, zodat ik voel hoe zijn jongen worden.’
‘De dochter die u heeft, is ook een mooie,’ zegt de man dan, ‘hoogstwaarschijnlijk een kampioen.’