Hoewel het niet warm was, draaide ik een raampje open en dacht aan de mensen in het vliegtuig die al die tijd haar indringende zure zweetlucht hadden moeten verdragen.
Mijn vrouw had koffie gezet en appelgebak gekocht omdat Dorothy daar vroeger zo gek op was.
‘Neem eerst lekker een douche. Daar ben je vast wel aan toe,’ zei ik.
Ze aarzelde en zei dat je huid schraal wordt van teveel wassen, maar in de badkamer wees ik haar een fles bodylotion, die ik daarna nooit meer heb teruggezien.
‘Heeft ze verder wel kleren bij zich?’ vroeg mijn vrouw. We overlegden dat ze misschien wat van mijn vrouw aankon, kleren die ze zelf niet meer nodig had, maar we konden niks bedenken wat ze aan kon. ‘Ik heb nog wel slobbertruien en een oude joggingbroek,’ peinsde ik.
We vonden het beter even af te wachten.
Na een half uur kwam ze beneden. Ze ging op de bank zitten en rekte zich uit. ‘Toch wel lekker zo'n douche,’ zei ze. ‘Thuis heb ik een badkuip. Niet met stromend water, hoor. En de rivier natuurlijk.’ Over haar blote bovenlijf droeg ze een wit T-shirt met een verwassen woeste buffelkop, daaronder een kakikleurige korte broek. Ik keek naar haar blote voeten. Kleine voeten had ze vroeger, smal met slanke, rechte tenen. Dat vond ik toen het enige mooie aan haar. Met voeten heb ik iets, het is een soort fascinatie. Ik moet er altijd naar kijken. Nu was het grotendeels eelt, geelbruine korsten met kloven, vooral bij de hielen. De grote teen van haar rechtervoet had een dikke kalknagel en was over de teen ernaast gegroeid. Ik zuchtte diep en zag dat ze naar mij keek.
‘Je masseerde ze vroeger,’ zei ze. ‘Weet je dat nog?’
Ik keek schuin naar mijn vrouw die opstond en naar de keuken liep om de koffie en het appelgebak te halen.
Dorothy dronk en at gulzig, vooral, dat gevoel bekroop me al snel, om zo gauw mogelijk over te kunnen stappen op iets sterkers.
Whisky, ja, dat had ik wel. Johnny Walker toevallig? Nee, die niet.
Ik voelde me zo'n doorgewinterde alcoholist toen ik 's avonds laat in de nachtwinkel een fles ging halen.
Ze snotterde, streelde het etiket, en zei dat ze veel aan hem dacht.
We knikten begrijpend.
Ze begon over de nalatenschap van onze moeder. Het beetje dat ze had