ren tot de verzamelde objecten waarover gepocht kan worden. Uiteindelijk werd de spijt aangestipt en het verdriet van het kwijtraken. De opmerkingen die zij in dat interview geplaatst heeft en die erop neerkomen dat zij in koning Midas haar ex-man heeft willen portretteren, getuigen van begrip, menselijkheid, deernis met de kinderen en van uiteindelijk een grote vergevingsgezindheid.
Een wet voor Midas en een wet voor de rest. De wereld wordt in tweeën gedeeld. Al vanaf de eerste regel. Enerzijds de nadenkende, de harde kant, de man, de koning Midas, anderzijds het nutteloze, het weke, het onberekenbare. Het vrouwelijke. Het gezeur, de zinloze verzinsels, het dom gesoebat. Dat kan allemaal in goud veranderd worden, dat wil zeggen, hard en ongevoelig gemaakt worden, zodat het wat oplevert, zodat er over gepocht kan worden. Zodat het bij de mannelijke kant ingelijfd kan worden. Tot er ineens een besef doorbreekt dat het mis gaat.
Er is ook sprake van een zij, een haar. In de tweede strofe wordt gezegd dat zij, bij uitzondering, koning Midas aansprak met het woord dat een kind direct na het woord ‘moeder’ leert. Dat zal ‘vader’ zijn. En met de gedachte aan de dochter komt het gevoel in Midas terug. Hij kan ook strelen, het is zijn eigen vlees en bloed en dan breekt in een on-Eyberse uitbarsting de spijt door. Als een dam die bezwijkt inderdaad. Achteraf en bij nader inzien vond ze het gedicht egoïstisch, veel te subjectief en heel erg overdreven. Vertelde zij ons in dat interview. En dit keer waren wij het niet met haar eens.