ander is geworden - een nieuw iemand. Ik was vergeten dat ze zo mooi was. Alles vergeten. Alles gewist. Romi de Winter. Vader Paul.
‘Wat deed je vader ook alweer?’
‘Wat een rare vraag, zeg. Alsof hij dood is. Hij werkt gewoon, hoor. Hij is boekhouder in H.’ Ze houdt de gevulde ketel in haar hand en kijkt me met een schuin gehouden hoofd en opgetrokken wenkbrauwen aan. Licht valt van links door het raam op haar papierwitte gezicht, groen vonkt in haar oog, een witte arm steekt uit de mouwloze jurk.
‘En... je moeder?’
Ze keert zich naar het elektrische fornuis, zet de ketel op een plaat, draait aan een knop en wendt zich weer tot mij.
‘Mamma is ziek. Ze kan niet thuis zijn. Ze is... in een paviljoen, ver weg, in de duinen. Ik zoek haar niet zo vaak op. Ze weet niet... niet goed wie ik ben. Maar ze stuurt me iedere dag een bericht. Het zal zo wel komen.’ Ze werpt een blik op de tikkende pendule die achter mij op een buffetkast staat en draait met een ruk haar rug naar me toe, haar jurk zwiept om haar benen, ze neuriet, wacht tot het water kookt, theepot, kopjes, lepeltjes, suiker, dan zitten we tegenover elkaar aan de keukentafel, het zeiltje plakt aan mijn polsen. Ik kijk en ik kijk en alles draait in mij en golft op en neer.
‘Wat doe jij?’ vraag ik. Mijn stem slaat over.
‘Ik zit op school, net als jij. Mulo, tweede klas. Maar vandaag hadden we vrij. Jullie ook?’ Ja, zeg ik, wij ook. Woensdagmiddag.
Plotseling heft ze haar hoofd op, alsof ze iets hoort.
‘Kom mee, het bericht.’ In de bijkeuken wacht ze even, steekt half omgedraaid haar hand naar me uit. ‘Kom,’ zegt ze en trekt me mee naar buiten. Op een van de palen waar de waslijn tussen gespannen is zit een grote meeuw, een zilvermeeuw denk ik.
‘Stil,’ zegt Romi, ‘luister.’
‘Romi, lief kind, ik heb vandaag een goeie dag gehad. Geen pijn en de zon schijnt, bij jullie ook? Er was een zuster jarig en die heeft vanochtend bij de koffie getrakteerd. Nou, lief kind, zul je goed je best doen op school?’
‘Ja, mamma,’ zegt Romi, ‘alles gaat goed hier. Ik heb een negen voor Duits gehaald en pappa is heel lief. Hij moet wel hard werken, vind ik, maar ja, werken is gezond. Dag lieve mamma, rust maar lekker uit, we komen ook gauw weer eens langs.’
Na een paar tellen brengt de vogel zijn oog nadrukkelijk in de richting van Romi die terugkijkt en knikt. Dan vliegt hij met trage vleugelslag op en zwenkt weg over de sloot.