Tirade. Jaargang 51 (nrs. 417-421)
(2007)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
6Keer, keer.
Kerende wereld Home.
Lichtvallen, doorkijkjes, onrustige bijzit om voor wakker te blijven.
Ondanks de vermoeidheid druppelt het destillaat in de fles.
Let op het vuur - vul het destilleerwater bij - vervang het uitgeputte.
Behang het zorgeloze in de kamer. Er is hier tijd genoeg.
Genoeg tijd is er hier in de kamer met het zorgeloze behang.
Ik ontwaar galgjes en picknickweides.
De zon geeft de maan van zijn licht en schijnt dit patroon in zachtgeel en blauw
op mijn gezicht.
Nou nog een stoel voor in dit dwingende landschap.
Een opening van klare dijen.
Een opening überhaupt van papier maché, oneffen oppervlak met perskreukels op dunne pootjes.
Om doorheen te kijken.
Hard oogvocht in een veel en veel hogere sfeer.
| |
[pagina 53]
| |
7Mijn gewicht ligt dit jaar net iets boven de bantamlimiet.
Hoe ik onderuit zal halen? Met een beenveeg.
Ik zie u met veel armen, lichamen, monden en ogen.
Ik werk aan een bovenarm - okselzwaai, touché, onbegrijpelijk wonder.
Levert me een trofee, mijn levensgeest zal flitsen en kom en fluister dan
iets over gelijkenis.
Het volume moet herstellen.
Globale vormen laten dragen op het hoofd.
Dat had ik de jongen willen toewensen, de jongen uit mijn jeugd.
Met het scheve gelaat en de nieuwe astma in zijn borst.
De jongen van het scheve meer met het blanke gezicht.
Hoe keer ik terug?
De geur van hotelzeepjes draagt zonder titel.
Hier op het einde wordt de verwijdering van de jongen door mij uitgedrukt.
| |
[pagina 54]
| |
8Sfumazotoets ingedrukt houden totdat de opdooi van het siergewas.
Leeg en vol.
Dan maar iets ontvreemden om terug te vinden.
Maar in deze fase beweegt er de rotatie.
Draaiende beweging.
Wat was er dan met een meisje?
(luide stem)
‘Johnny pis in het urinoir’
Verstaan kan ik nauwelijks.
‘Hij is de Jood, idioot’
Ik zie hoe het dorp in de verte lag.
De rookpluimen die omhoog kringelden in de avond.
Verder de hond die niet blafte.
De berg die niet verschoof en de zon die niet zakte.
Er kringelde rook.
Jij besloot met mime- en ander spel van talloze bomen, daken,
geuren en klanken die liggen opgeslagen.
Pas gemaaid op het ozongazon, zie dan hoe diagonaal de banen.
Mijn inhoud diepste.
Voelde ik dat niet dit, diepste?
Dat te bevatten en tegelijkertijd te verbergen, diepste.
| |
[pagina 55]
| |
9La forza d'un bel viso.
Kleine stroom.
De tint van steen en lussen van dauw.
Nippende voorvallen. Alle lemma's onder de A.
We zijn dieper doorgedrongen in de gelaatkunde en de spelingen van het licht.
Hoe de lijnen verschuiven, welke vlekken beschenen.
Ook van deze plek is af te leiden op het zachte mos.
Als je het aanraakt, raakt het terug.
| |
[pagina 56]
| |
10Het herfstblad valt over de rotswand.
De wand duwt uit de steen een oplettende tweeling voort.
Het ene hoofd toont een glimlachende verte.
Het andere kijkt terug.
En in de ruimte stapelen de wolken precies eender
zo'n oplettende tweeling omhoog.
|
|