Tirade. Jaargang 51 (nrs. 417-421)(2007)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] [pagina 94] [p. 94] Peggy Verzett Lichting 1 De kassen omhullen tomatenstrengen. En slagregens kloppen op de vijver. Ze komen niet van je af want er liggen gemaakte afspraken. Over het schenken van een sparbos in een hoek van het vlak. En dan onttrekken. Het onttrekken van de methoden: het gebergte sterft naast de junizon op het raam. Stoet van Goena's, afgeroeste wagens, haar take my love look over haar hoepelrok. Er lopen wegen, veel meer wegen in dit afgesloten gebied. Een bliksem en flits! (geef hem een rokertje en hij speelt voor je) Het nachtblauw zwiept van het gefocaliseerde fluweel. Je sterren hangen boven en ergens lopen in achtvormige patronen. Als je aan je toebedeelde dit heelal uitbreidt. Voortvloeit over de zinnen. En van rust smaken. Zaad zich ophoopt en zal rondomdolen. Ze schenken soms een sparbos van binnenuit. [pagina 95] [p. 95] 2 Opengevouwen lover in mijn verlichte hoofdhut. Verwaaide vertrekken, zeeschubvertrekken, je dacht misschien aan het lederen behang dat men betengelde? In gedachten. In momento. Zuivere huizen en architecturale gewoontes langs de weg. Dat het krakende wreken. Muren en bomen kijken vanuit mijn oogwit. Ik doe niet meer: over de wind die bessen plukte. Mijn dinsdagvrouw ligt in de rimboe met een houten schoen. Zachtmoedigheid op de biljarttafel. Zijn kindness en zijn bier. De speelsalon is nu vier uren open. Het avondverkeer kruipt met dikke tong langs de Romeinse villa. Luna, wat wil je? [pagina 96] [p. 96] 3 De stoelgang van koning Darius. Wordt onderzocht in een prent, een ets, al gezien in São Paolo. Dat grafische werkte. Ga door, grote Arcade: Toen ik neerkeek op de verzameling lege haarden peilde mijn conditie. Heelhuids: reusachtige zachtaardige afmetingen. Voor ik iets anders doe voel ik mijn niet saturnaal worden nu. Want ze houden mijn geslachtsdelen in de gaten. Zoals in de novelle: ‘Who will act nobly, and who will act basely?’ ‘Who will be lucky?’ nonnen zij doen goede werken en soldaten. Van I. Murdoch. En Charlie's, op het hoogtepunt met een spiegel over Lester. En alle neon vindt zichzelf in iedereen. Vanavond. [pagina 97] [p. 97] 4 De man van het bootje is dezelfde als de man van de kast. Ja er liggen uitsluitend adapters, en weg stuift de klank uit zijn onderarm. Dwarrelen omhoog blonde haartjes van de veenbesparelmoervlinder, ronde zonnedauw, eenarig wollegras. Een dichte tuin had voortdurend het maanlicht afgepakt. Van het bijgebouw gedood de achterkant waar hij zichzelf lustte. Er klonk van de boom hangend blad. Sterkarmige, luchtgebak plakt aan mijn gehemelte. Dezelfde witte lijnen op de snelweg. Geen ideeën. Neem me mee dan en gooi de draden van het net. [pagina 98] [p. 98] 5 Dans je licht?, Dans je vedervoet? 'n Bredere dynamiek en niet het grandioze van de barok. Mooi in de maat; kort, lang, kort, lang, takkete-takkete-bellen aan de voet brengen de allegorese naar de overkant. Als het vuur van de wereldstad smeult in het dal. De denker voelt de gesectioneerde oostmuur van het fabrieksgebouw. Mercy. Een stilleven eigenlijk van ach de schaars geklede meisjes aan de toog. Rastergesprekken en plantagemanieren. Fabelhaft! Een zin met tandjes in het land. Ginder dropen ze af. Vlinderbalzaal. Mijn deelname was niet aangetekend en onze middag lag piramideloos. Er naderde iets. Ik lichtte in lichting, net alsof altijd weer cyclisch. Vorige Volgende