Tirade. Jaargang 51 (nrs. 417-421)
(2007)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
[pagina 79]
| |
2. Suusje Oliepietz doet dingen voor zonder zich rekenschap te geven van de consequentiesSuusje Oliepietz vergelijkt het vliegen
van een vogel
met het zwemmen
van een vis.
Zij beweegt daarbij haar armen
om dingen te bewijzen.
Maar soms, als zij zichzelf is
vliegt en zwemt zij
door water en lucht tegelijk.
Weg is ze dan.
Eenzaamheid daalt neer
als dauw uit de hemelen.
Brood besmeerd met eenzaamheid eet ik.
In mijn bed kijk ik naar het witte plafond
met het hanglampje dat steeds meer
op een gezicht gaat lijken.
| |
[pagina 80]
| |
Een scheve glimlach heeft het.
Of het nu aan is of uit,
geen straaltje troost brengt het.
De lamp is eenzaam en het gordijn neemt
steeds meer de kleur van eenzaamheid aan.
Eenzaam is de maan, afgezien van haar schijn,
eenzaam ook de spijker in de muur. Een haar
op het oor van een weduwnaar. Het haar
op het afgesneden oor van de kunstenaar.
de zelfmoordenaar, de wereldverbeteraar.
De schaduw die de spijker op de muur werpt
verbleekt. De twee benen onder het witte laken
allebei even eenzaam. Eenzaam.
Eenzaam. En zie hoe de penis alleen is
tussen de twee benen; eenzaamheid is de koude geest
van een dode: de ogen wit, wit het tevergeefse kleed
van de eenzaamheid. Zij ontneemt je
alle gevoel van gezelschap
en warme liefde. Zij maakt bloed wit.
De rode liefde is voorgoed verloren
en ligt op de bodem van de zee, wordt ijskoud en
zij wordt overspoeld door ontelbare golven.
Kom vlug terug vogelenvis!
| |
3. Suusje Oliepietz in de nachtEen kat kan in het duister zien
en loopt dan hier
dan daar en lijkt op een gedachte
in de nacht. Het geritsel en gesmak
komt van de rat die een duizendpoot eet.
In de verte jankt een hond
naar de maan. De maan jankt terug.
Dat maakt alles nog erger dan het is.
We zijn nog niet ver,
maar wel op een plaats
waar we niet willen zijn.
| |
[pagina 81]
| |
4. Suusje Oliepietz leest in de geschriften van Alfred JarrySuusje Oliepietz wordt in Polen
en dus nergens geboren.
Zij drinkt altijd
azijn bij het ontbijt.
Zij staat op het punt
na het kopen van een hoogpolig tapijt
de pantoffel uit te vinden
en bij gebrek aan negers de paraplu. O,
ze dorst zo naar de grote dag
van de Algehele Onthersening!
En altijd staat haar vette zetkaars klaar.
Soms, ja soms blaast ze zacht haar tuban aan
Tatane est le mot que ricane.
Haar zon gaat zo'n beetje op
om half vijf en weer onder om half zeven.
De maan blijft ook maar even
staan. Vijf minuten, zeg zes, om stipt te zijn
hooguit zeven, of acht.
Het regent nu. Vandaar die paraplu.
Steekt zij hem op, dan is het nacht.
De maan hult haar in een witte nachtjapon.
In de verte hoor je een lustafweerkanon
en ruist de zee met haar eeuwige gezaan:
Tatane est le mot que ricane.
| |
5. Suusje Oliepietz en de ongelukkige liefdeWie is de vis?
Wie de worm?
Zij is de vis,
ik de worm.
De angel in mij
ziet zij niet.
| |
[pagina 82]
| |
6. Suusje Oliepietz onderkent een metafysisch vraagstuk met als resultaat twijfelZij zegt:
als er geen god bestaat,
besta ik ook niet.
Dan is er niets.
Dat is niet erg,
jij bent er dan ook niet.
Een gedachte kan niet zonder denken.
Maar bomen staan wel krom zonder
dat het waait.
| |
7. Suusje Oliepietz heeft een correspondentievriend die Egyptoloog isDit is een liefdesbrief, zegt Suusje Oliepietz.
Jij mag hem niet lezen.
Hij komt uit het verre Egypte,
waar aan de oevers van de Nijl
de groene papyrus groeit.
De Egyptenaren vouwen scheepjes
van papier. Die varen vanzelf naar hier.
Ze volgen de sterren.
| |
8. Suusje vraagt de weg aan een paleontoloogWeet u de weg naar het postkantoor?
Wilt u echt daarheen?
Laten we teruggaan naar het Myoceen.
Daar verschijnt zij als eerste vis, ongemotiveerd.
Later is zij een kwastvinnige
die hardnekkig uit de modder
wil krabbelen. Ze denkt niet
want het denken is nog niet begonnen.
| |
[pagina 83]
| |
Ze kent wel honger en liefde
en die twee lijken op elkaar.
| |
9. Suusje Oliepietz tijdens de hondsdagenHet is zo warm
dat zelfs onze woorden verwelken.
Als we nu onze kleren uitdoen
voelen we ons stukken beter.
| |
10. Suusje Oliepietz gaat op kamersDit is de gang, de deur
gaat naar binnen open.
Hier is geen licht, al is er een schakelaar.
Dit is uw kamer, nee ruim is hij niet.
Geen verwarming zoals u ziet. Er zou
een kachel kunnen staan. Ziet u, daar
is wel een opening voor een pijp, die
is nu dichtgestopt, men klaagde over tocht.
Er zit geen glas in het raam. U zou
een paar planken weg kunnen halen.
Een bed, geen matras; de deken
zit in de schoorsteen. Deze kamer
moet u delen, u moet zelf maar uitmaken
met wie, of wie overdag slaapt
en wie in de nacht. Het verschil
is hier niet groot. U wordt verwacht
elke week vooruit te betalen. Contant.
Dit is de stad. De wc is buiten en daar
is ook een kraantje, dat geeft wel eens
een probleempje in de winter. Maar,
zover is het nog niet.
| |
[pagina 84]
| |
11. Suusje Oliepietz haalt voorbeelden uit een hobbyboekBij tekening 16
Voor- en achterschot zagen. De plankjes voor bevestiging van de bodem en
de zijkanten op de juiste plaats schroeven. Hier tegenaan de zijkanten en de
bodem lijmen en spijkeren.
De arm voor het hemeltje oplijmen en alles schuren en in pastelkleur schilderen.
Het hemeltje stikken van zachte gebloemde stof en over de arm hangen.
Door het gaatje in de arm een kruisje hangen of een belletje of een
bijtringetje.
(Voor het maken van het kindje zie voorbeeld en tekening 17).
| |
12. Suusje Oliepietz staat naakt voor de spiegelDe spiegel schrikt
als zij haar
met een scheermes ziet.
Ik weet het, het lijkt
op een hitlersnorretje, maar
ik zal er een hartje van maken;
het is wel apart om daar
een hart te hebben.
| |
13. Suusje Oliepietz diep in de provincieWarrem sprikte zo roare,
Warrem sprikte zo oar,
Warrem dojje nie assikke,
Warrem kusteme nie aloor?
| |
[pagina 85]
| |
14. Suusje Oliepietz' verkeerde vogelMen hale de vogel uit de kookpan,
men stoppe de ingewanden terug op hun oude
vertrouwde plaats, men zette de kop er weer op,
men lijme de poten vast, steke de veren weer
in het vogelvel en verbaze zich dan
dat de vogel zo stil blijft zitten.
Maar wat wil je, met zo'n toekomst...
|
|