‘Toe Ron, nu niet flauw doen, hé.’
‘En dan steek ik mijn hand onder zijn bloes... Oh!’
(Verstikt gelach.)
‘En dan doen we alletwee ons bloes uit, want heet dat 't is, heet!’
Enzovoort.
Ronny speelde de nar van 't kamp. Dagelijks verscheen er een kampblaadje. De proost reed er, pijprokend in zijn aftandse Simca, speciaal voor terug naar school om het uit te tikken en te stencillen (en ook, zo vermoedden wij, om eens op zijn gemak naar de hudo te gaan). Het stond vol grollen, versprekingen en flauwiteiten van de Ron. Het deed allemaal nogal gewild aan. Vooral als hij wist dat de proost meeluisterde, kwam hij op dreef. Ronny zei dan iets opzettelijk stoms, bijvoorbeeld:
‘Ik heb ne nonkel die een vork een lepel noemt, en een lepel een vork.’
De proost begon al te hikken.
‘Maar Ronny, raar familie hebde gij!’
‘Ja, ik vind dat ook stom,’ ging Ronny verder met dat schraperig keelgeluid van hem (eerder een soort gekwaak) en zijn maffe gele petje op zijn kop. ‘Dat ge messen en vorken door mekaar klutst kan ik nog verstaan, ik heb dat ook, maar lépels en vorken?’
Van mij stond er nooit wat in het blaadje, hoe ik ook mijn best deed.
Ronny behoorde tot de allerlaagste klassen, tot het allergemeenste volk. Alleen die van Verdood stonden nog een trapje lager, een familie die aan de rand van de stad woonde op een erf dat meer leek op een stort, en waarvan verteld werd dat ze incestueus was. Eén jongetje dat er rondliep op vuile voeten zou van de dochter en de vader zijn, een ander... Enfin, er viel niet uit wijs te raken. Moeder, broer, dochter, nonkel, nicht, ze hokten allemaal samen. Niemand die wat met hen te maken hebben wou. De vraag was alleen of ze gemeden werden vanwege die hardnekkige geruchten over incest, dan wel of ze tot incest vervallen waren omdat ze halsstarrig gemeden werden.
Ronny woonde met zijn ouders en zijn drie of vier broers (hoeveel juist wist hij niet helemaal zeker, stond in het kampblaadje) in een arbeidershuisje in de Mariëndaalstraat. Arbeidershuisje is nog een deftige benaming voor het smerig, vochtig, bedompt kot dat het was. Ik heb nog een vriendin gekend die als studente in net zo'n huisje woonde in de cité in Leuven. Maar haar huisje was helemaal opgeknapt, en zij betrok het alleen. Je stond als je binnenkwam meteen in de piepkleine, betegelde woonkamer. Daar-