Het toeval wil dat laatstgenoemd principe ten grondslag lag aan een van de meest saillante stukken op het programma van Ensemble Klang. KlankRomp luidde de titel, maar het had evengoed BrandZalf of MoordKind kunnen heten. Het is een muziek van geleidelijke veranderingen, niet van de minimalistische aftelrijmpjessoort maar van de retorische laat-ik-het-eens-anders-zeggen-soort, waarin nieuwe maar ogenschijnlijk gelijkwaardige herformuleringen uiteindelijk resulteren in nieuwe betekenissen. Was het toeval of opzet dat KlankRomp zich weinig gelegen liet liggen aan het macho-karakter van het aanwezige instrumentarium (saxen, trombone, piano, gitaar, slagwerk) en het, integendeel, meer in naklank dan in attaque, meer tussen dan in de noten zocht?
Hoe dan ook, met klanken die afkomstig leken uit het hetzelfde niets als waarin zij na gedane zaken weer oplosten, werd een genuanceerd, soms bijna schroomvallig betoog van traag van kleur en intensiteit verschietende toonconstellaties opgebouwd waarin het even vreemd als aangenaam toeven was. Weldadig die plotselinge stiltes, betoverend die verre slagwerkklapjes, des te schrikwekkender de enkele schrille uithaal die deze poging tot idylle zo wreed maar met voelbare noodzaak verbrak. KlankRomp: de titel klinkt stoerder en rechtlijniger dan de muziek, die weliswaar weet wat zij wil maar na eenmalige beluistering nog genoeg te raden laat.
Niet alleen KlankRomp, ook de rest van het programma stond nog nat van de inkt op de lessenaars. Het ensemble van dienst slaagde er steeds opnieuw in de illusie van intieme vertrouwdheid met de onbekende noten te wekken en beschikte over de vereiste hoeveelheid jeugdige overmoed om de onderneming tot een goed einde te brengen. Zowel de uitgevoerde componisten als de musici zouden gebaat zijn bij een aantal herhalingen van het concert. Dames en heren, zaaldirecteuren, het is maar dat u het weet.