Tirade. Jaargang 49 (nrs. 407-411)(2005)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Ester Naomi Perquin Gedichten Ter verdediging van een nachtsuppoost Zoveel jaar en nooit een nacht gemist. Hij was een plattegrond geworden van waar al lang geen mens meer kwam. Hij hield de wacht, hij was alleen en dacht teveel aan wat maar niet gevangen kan. Hij zag wat nooit grondvast wil worden en dat in elk van vlucht verstoken ding, de stijve duiven achter duimdik glas, iets van beweging over was. Dat een vitrine nooit van binnenuit aan scherven ging. Het vrat hem langzaam aan. De nachten waren vol verstomd gefluit en trekkersdrang. Hij liep zijn rondes nog in wetenschap maar hoorde vleugels zingen in de gang. Hij vond soms veren op de trap. Zo zaagde hij de sloten door. Hij bracht de fuut en nachtegaal, de arend en harpij hun kasten en hun kooien uit. De nacht stond vol bevroren vliegverkeer. Hij zag een broedplaats zonder leven. Zoveel jaar en steeds de zon gemist. Hij sloeg zijn armen op en neer. Ze moeten hem zijn vlucht vergeven. [pagina 89] [p. 89] Winter Laat het na deze winter nog eens winter zijn. Geen statig broeden meer. Geen kievitsei. Geen welbedreven paring of zorgvuldig nest. Ik hoop dat de kou de grond voorgoed verpest met alles dat nog kiemen zou daarbij. Laat straten grauw zoals ze 's winters zijn. De moddersneeuw van uitgebeende dagen, twee blauwe kinderwanten naast een wak. Ik kan geen lammetjes verdragen. Niets erger dan dat woekerend gemak waarmee de lente aan het groeien slaat. Daaronder houdt het ijs een zoontje stil. Voor al dat leven maakt hij geen verschil. Er is geen zonlicht dat hem bovenbrengt. Geen vooijaar dat hem kennen wil. [pagina 90] [p. 90] Buitenland Gelezen over een berg als over een kuil zo diep, zo wijd oprijzend als omgekeerd maar ondergronds geen graf zou doen. Degenen die zoeken, vermeldt de krant, maken lang touwen vast en dalen af of stijgen op, dat is vaak om het even. Alle klimmers kammen mijnen uit, vinden ronde stenen die niet glanzen zonder licht. De diepste gravers klauwen langzaam op. Wat is er denk ik slecht gezocht naar leven dat tweeledig blijft, terwijl ook land op water drijft en omgekeerd water dat blijft en zoekt naar zand om grond te worden, een overkant spuwt water uit om zee te zijn. Maar ver van de kust trekken sporen door de aarde; kloven bergen open, rijzen dalen op, bestaat geen water. Wat is er denk ik weinig anders dan bij hoog en laag terug gaan vinden wat de hemel of de grond in kan. [pagina 91] [p. 91] Ontwerp Iemand verzon een plaats, een bos zoals dat toen voor ogen stond, rijen bomen en ook op wiens geboortegrond geplant. Bedacht vervolgens schemering die tussen dat hecht vertakte van jong hout het rag, het tasten tussen dunne basten is. Voorzag zelfs het hart alvast, dat alles werd dat over was; initialen los van namen in de schors gekrast. Maar niet de angst voor het verdwalen, dat haastig zoeken naar een pad dat niet in de maquette past. Vorige Volgende