Bijna alles van deze schrijver heb ik in die onweerstaanbaar charmante winkel gekocht, onder andere het zeer zeldzame Certains, in een eerste druk (édition Tresse & Stock, 1889) dat Huysmans' kunstkritieken bevat over Rops, Whistler, Redon en Gustave Moreau, die toen nog een marginaal bestaan leidden.
In het kielzog van Huysmans verzamelde ik Franse symbolisten en decadenten, schrijvers die grosso modo publiceerden tussen 1880 en 1900: Léon Bloy, Jacques Maritain, René Ghill, Jules Laforgues, Jean de Tinan, Sâr Péladan, Jean Lorrain, Céard, Hennique, Robert de Montesquiou, de dandy die model stond voor twee bekende romanpersonages: Des Esseintes uit A rebours en de baron de Charlus in Prousts A la recherche du temps perdu. En Rachilde, de enige vrouwelijke fin de siècle schrijver.
Via hen zag ik duidelijke lijnen, vooral in stilistisch opzicht naar Drieu la Rochelle, Julien Gracq en Patrick Modiano. Ik had zo'n vermoeden dat ik in mijn eigen land van deze schrijversschool geleidelijk aan de rijkste privé-collectie had opgebouwd. Totdat ik kennismaakte met Johan Polak.
Kummer had een ontmoeting geregeld. Ik zou deze estheet en uitgever in zijn villa Flevorama in Muiderberg ontmoeten. We zouden over een contract spreken waarin was vastgelegd dat ik binnen enkele jaren een vertaling van A rebours zou aanleveren.
Hij toonde mij zijn bibliotheek, mijn eigen bezit schrompelde ineen. Van Huysmans' meesterwerk bezat hij meerdere bibliofiele edities waaronder het unieke exemplaar dat Edmond de Goncourt voor zichzelf had laten drukken in een beperkte oplage van één (!) en dat hij uit bewondering voor zijn vriend in een vitrine in zijn buitenhuis in Auteuil had tentoongesteld.
Polak temperde het licht, wees mij een antieke ronde tafel met gedraaide poten waar ik mocht plaatsnemen. Hij bleef lang weg en kwam terug met een dunne plaquette die hij voor mij neerlegde en opensloeg. Het was L'Après midi d'un faune, de beroemde herderszang van Mallarmé, geïllustreerd door Monet. Hij bezwoer mij het uiterst zeldzame geschrift waarvan er nog twee andere exemplaren op de wereld bestonden niet in mijn handen te nemen. Het bedwelmend genot dat ik onderging had ik bij het aanschouwen van een boek nog niet zó gekend. De opwinding had ook te maken met de vernederende rol die mij was toebedeeld.
Ik kijk. Ik sta oog in oog met de meest verfijnde uiting van uitgeverskunst. Monet en Mallarmé in acht pagina's volmaakt bijeengebracht. De beschrijving die Huysmans in A rebours van deze plaquette gaf, kende ik uit het hoofd: ‘Het omslag van Japans viltpapier in een grijswitte tint die veel