Tirade. Jaargang 48 (nrs. 402-406)(2004)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] Eva Gerlach Situaties * Het beeld springt I. 's hoofd binnen als de deur uit een brandkast Daar staat de knecht het goud vliegt in zijn gezicht Zoals ze aankwam van het begin van het strand Klein in de verte maar hij wist meteen wie ze was Vier tellen staat hij stil met de handdoek Laat vallen Koud en om zijn benen spat zand Want ik ren Sprong voor sprong met grote sprongen in haar [pagina 102] [p. 102] * I. gaat zitten en bestelt een nieuw leven met glans en orde. De kelner, een jongen met puistjes in een verder gestroomlijnd gezicht, schrijft traag in zijn boekje. Zijn tanden lichten op. I. wil ook zo'n boekje (een handpalm balpuntblauw), maar eerst wil hij leven. In afwachting van zijn bestelling vraagt hij de kelner een glas met hem te drinken. De jongen neemt plaats en drinkt zijn glas zonder I. aan te kijken en I. bewondert de strakke lijn van zijn kaak en het kraakbeen dat in zijn oor ligt als de pit in een lamp. Elk moment kan I. vertrekken, maar hij blijft zitten, het is de onwil die hem definieert. [pagina 103] [p. 103] * De jongen staat op en loopt weg. Hij beweegt zich afstandelijk, denkt I., hij houdt een ruimte om zich heen waarin alleen zijn eigen plan bestaat. Er is geen toeneiging in zijn gewrichten. Zijn geur wordt niet door anderen geroken. Moeilijk te vangen. Hij laat zich niet met iedereen in. Met niemand misschien. Na een poosje brengt hij I's bestelling. Zijn lichaam, weerspannig maar goed in toom, buigt stijfjes. Een glans als van duizend nieuwe fornuizen stijgt op en verblindt I. totaal. ‘Mijn vrouw is dood omdat zij te veel aan mij dacht,’ zegt hij, zijn handen voor zijn ogen geslagen. De jongen loopt weg en I. volgt hem, zijn nieuwe leven staat onaangeroerd op de tafel met uitzicht op het meer, de glans neemt al af. [pagina 104] [p. 104] * I. bedekt zijn tatoeage waaruit een raaf omhoogvliegt naar zijn hart dat in het donker sneller is gaan kloppen, hij moet springen. Hij springt op het bed, flink hard zodat zijn hoofd door het karton van twee etages heengaat en de jongen in bed het nakijken heeft. Waar de sterren zijn, daar wil hij, maar in de buitenlucht is het moeilijker springen dan binnenshuis, omdat voortgang in donker moeilijk is te meten. Hij weet dat hij zijn lichaam is, hij haalt adem, er is geen gedachte in hem zelfs geen vergelijking, zijn hart klopt, hij heeft voeten en hij springt. Vorige Volgende