Tirade. Jaargang 48 (nrs. 402-406)(2004)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Peggy Verzett Nadag 1 locus deze lucht had Laurel mooi gevonden bolle blauwe buik waarin meeuwen af en aan ik zie een beetje spel in de opzet in de verste verte zie ik nog de schoonheid van de vlek op vloer en wand kaatst de rommel terug die volgens afspraak ligt in deze kamer blijf ik tot aan de rand wil jij met mij Prediker lezen in de zon op mijn balkon? er ligt een laag een vrouwenmantel het nekwater om de boeg likt rimpels in de handen voel hoe deze onderwaterzit die overplanting inheems in ieder plaats zonder nadruk in de nadag mijn kades kaden (juni 2004) [pagina 56] [p. 56] 2 dit kanaal zwijmelt als een kroonluchter in de tijd van kluit huwt kluit en alpha en omega staan hand in hand als ze 's nachts volkomen verregend in het bos op apegapen de Esox Lucius onder de glazen stolp en de vrouwe voor het open raam? O & A centrifugeren vast maneschijn in een proper dorp ademt het kanaal in en uit dat marmer is beschilderd hout dit albast van gips en glans en ik ben zonder middelen waarmee wit van zoet kan worden onderscheiden je weet wel de anderen hebben het gedaan er is geen lichtuitzending vandaag d'oude dikke hondjes en haaienkoppen steken in stijglicht (traktaten, preken en sermoenen!) allemaal haaienkoppen uit de voordeuren van de langstraat en oude dikke hondjes de hoek omlopen je moet je inschakelen kongsie kongsie [pagina 57] [p. 57] in het rommelhok van de overlevering onder de vitrine grijzig gepierewaai van het tulen rafelrokje om het bronzen danseresje (juni 2004) [pagina 58] [p. 58] 3 jouw voorkeur in de nadag vertel eens over de heilige geest lekker abstract zonder ezelsschedel met paars gestifte lippen van de gewaagde pruikenmaker over zijn handelshouding haar lekhart en hun rationele zingeving reizen tussen twee dorpen zonder grensformaliteiten een aangezicht dat hangt in repen parels / oesters / koeien in de wei zoiets als de staccatovrede op de wind rijden en er zo vandoor gaan of koraaldiertjes kleven aan een rif nietig taallichaam, heb onzin met wachten vergeleken mijn betrekkingen met de kust zullen hun normale karakter krijgen ik zie er steekt een stukje in je buik het loopt stuk of bijt uit en pakt dan de nijdas neer die in zerpe lucht met zijn vleugel langs het onderdak sleept (juli 2004) [pagina 59] [p. 59] 4 de acteurs spelen op vlonders die tuurloos drijven op strakke waterrepen zie! de jonge vrouw probeert het navorsen al haar fijne zinsdelen slijten over het permafrost en een huidentuin tingelt in de toendra waar de graaf zweeg over de invloed van de dampkring op huig hand en nog een hoger ding laat de acteurs maar spelen op het scherp van de snede in de kastelen o moede mond en rijpe borst bis big bravo! Tandenloos verft meanwhile de vervallen muur permanentblauw er staat een sokkel in zijn buik alle dingen zijn een poolpaard langs bebouwd terrein genoeg! weer deinen geschiedenissen bij de nachtelijke boottocht over hem die van eb en vloed niet weet met een half gewei het stoute water een paar fikse stoten aan iedere branding hangt wel een meisje in zee-tenue (juli 2004) [pagina 60] [p. 60] 5 koud en nat brein ik denk terug aan hoe dit allemaal is gebeurd er lag een dode geit te mekkeren in mijn maag dat van het een het ander kwam nadat op Nova Zembla een overwintering in causaliteit radde tongen vergaten hun leven en gal niet meer en de verschillen lekken oostindisch zwart kortbenig mij vallen feiten in als de plooien in een plooienrijke broek vlaggen ze bestaan niet vlaggen binnenin verbindt verbannen drang de H is een staande coïtus ik doe wat overbodig is soms negentien keer de opzet voor een boeddhadrama over de rijken en een vederlicht avondmaal ligt nog in de linnenkast warm en nat hart ik ruik kamperfoelie 's nachts als andere bloemen gesloten zijn in het stille luchtruim wenkt ze naar vlinders en kevers nu denk ik aan haar met haar talent voor delilah-achtige rollen de horizontale marginalen en waar werd hij un autre? o hier komt Afrika! ik denk aan hoe wij allen 's avonds al niet meer buiten komen voor het geval wij ongemerkt op een worm zouden trappen (aug. 2004) [pagina 61] [p. 61] 6 wij dragen een dode stad in onze bovenwand waar onze korte vangdraad en nabrander gevallen is behalve dat gaan wij over naastenliefde zoals nabestaanden overgaan tot naastenliefde laat ik je mijn nieuwe naam noemen: Marie Joséoe in het gefrakeerde struikgewas pakte je mijn hand we waren oud en je riep: Marie Joséoe eminente aardelucht drong door tot in iedere vezel van de houten bank veertig onsterfelijken (gemiddelde leeftijd van in de tachtig) hieven een lied aan voor jou en mij over twee lamentijnen het lied klonk prachtig onze ideeën hadden niets verloren en in de nadag doken we niet diep en zwommen niet snel we lagen in de ondiepe arm opgewarmd en onze kunstzinnige pupillen keken onder naar het vormloze zeevee in volledig blauw wijwater (aug. 2004) Vorige Volgende