achterwege had gelaten. Toen dat obstakel was overwonnen - er is een tijd geweest waarin hij zijn geboortejaar nog niet achterwege hield, een tijd die papieren naliet - kwam het werkelijke probleem aan het licht. Mijn perfecte ordening bracht niet wat ik had gehoopt. De volgorde van de werken was nu van belang geworden, suggereerde een betekenis. Een betekenis die ik hoopte te ontdekken, nu deze ordening de werken in een tijd plaatste, de thema's in de generaties. Maar ik ontdekte die betekenissen niet. Betekenissen die er voor anderen wellicht waren maar die voor mij duister bleven. In mijn bibliotheek bleek de lineaire, opeenvolgende tijd niet in gesprek met de schrijvers. Ook al had ik het in de realiteit met onontkoombare volgordes te doen, in mijn bibliotheek, in mijn hoofd, bestond die volgorde niet. De geboortejaarvolgorde was voor mij niets anders dan een ordening naar een nieuw alfabet. Een alfabet dat ik niet uit mijn hoofd kende. Elke keer als ik een gelezen boek terug wilde zetten moest ik mijn lijstje geboortejaren raadplegen.
Uiteindelijk heb ik alles teruggezet op het bekende alfabet. Een alfabet dat geen betekenis suggereert en mij slechts helpt dat te vinden waar mijn gedachten mij naartoe leiden, gedachten die zich niet aan vaste volgordes houden, zoals mijn bibliotheek dat in wezen ook niet doet. Alles bestaat er tegelijkertijd. Alle schrijvers zijn met elkaar in gesprek. Nieuwe en oude, levende en dode.
Bij de B vind ik Borges. Jorge Luis Borges die dacht dat het een vergissing was om literatuur historisch te bestuderen, al wist hij ook niet hoe het anders kon. Borges die verwees naar het verzonnen tijdschrift Bladen voor de afschaffing van de werkelijkheid. Borges die beweerde tijdens de tweede wereldoorlog in plaats van kranten te lezen de Romeinse geschiedschrijver Tacitus te raadplegen omdat de beschrijving van een oudere oorlog hem meer over de realiteit kon vertellen dan de kranten deden. Ook in de tastbare werkelijkheid deed hij een poging in zijn bibliotheek te blijven, de uitgelezen plek van gelijktijdigheid. Daar waar het logisch is dat Sophocles in gesprek is met Gerardjan Rijnders.
De kogel waarmee Kennedy werd vermoord is in Borges' verhalen ‘een oude kogel’ en is tegelijkertijd de spijkers die het vlees van de verlosser doorboorden en de steen die Kaïn naar Abel wierp. Alles keert terug, niets verdwijnt. Een idee dat soms wat schuurt met mijn werkelijkheid omdat het me doet denken aan begrafenisredes waarin almaar wordt herhaald dat de dierbare dode niet is verdwenen, dat hij altijd blijft, in ons hart, aan de over-