dat doolhofje van zonloze sleuven achter het Centraal Station?
Ongetwijfeld. Een normaal mens zou er liever zelfmoord plegen dan een bezoek brengen aan de manuscripten van Simon Vestdijk of Tessa de Loo.
Als de bezoeker met veel moeite het gebouw heeft gevonden, wordt hij al meteen afgeschrikt door een bordje bij de garderobe met de tekst: ‘Voor bezoekers van de Koninklijke Bibliotheek, het Letterkundig Museum en het Rijksbureau Kunsthistorische Documentatie is het gebruik van de garderobe verplicht. Roken, eten en drinken is niet toegestaan, behalve in de daarvoor bestemde ruimtes. Huisdieren worden niet toegelaten.’
Daar is de vervreemding van het gewone leven al begonnen. Hoeveel literatuur zou er nog tot stand zijn gekomen als het de schrijvers verboden was geweest te roken, te eten, te drinken en huisdieren te houden in de ruimten die zij zelf hadden verkozen?
Nadat je een verdieping hoger je kaartje bij een verbaasde secretaresse (‘En dat met dit mooie weer!’ denkt ze) hebt gekocht, wacht je de afdaling in een sombere, donkere ruimte. Hier en daar floepen lichtjes bij vitrines aan en uit, of er kraakt een oude stem uit een geluidsinstallatie.
Hoogst interessant allemaal, maar er overheerst bij mij altijd één gedachte: nu bevind ik me in de grafkelder van de Nederlandse literatuur, hier is geen ontsnappen mogelijk.
In het Letterkundig Museum is de letter dood, en de dood letter.
Alles ruikt er naar ondergang, vergeefsheid en saaiheid. Niets of niemand komt er tot leven. Wie dood is, blijft het. En wie nog dood moet, kan er beter morgen aan beginnen. Het doet er toch niet toe.
Er zou meer licht in dat museum moeten komen, daglicht liefst, en meer leven en lucht. De bezoeker moet er weer vrij kunnen ademhalen. Hij zou graag verrast willen worden, die bezoeker. Eén druk op de knop en de mooiste citaten en handschriften van Multatuli, Hermans, Reve, of wie hij ook verkiest, trekken op een beeldscherm aan hem voorbij. De wereld van de cybernetica maakt het allemaal mogelijk.
Wat galmt daar opeens uit het plafond? Het is de domineesstem van Gerrit Komrij, die voor deze gelegenheid een bijzondere tekst heeft geschreven die nergens anders te lezen is. Wil de bezoeker er meer van horen? Dan moet hij even naar het Komrijkamertje, door de meester zelf ingericht met zijn geliefdste meubeltjes. Het kan nog twee maanden - daarna zwaait Mulisch de scepter in dit kabinet, waar je kunt kijken naar zijn laatste manuscripten en nog niet eerder vrijgegeven brieven.
Wilt u weten wat Rutger Kopland vindt van die aanhoudende aanvallen