Tirade. Jaargang 46 (nrs. 393-397)(2002)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 523] [p. 523] Alfred Schaffer Gedichten Het ijs is gebroken Verlekkerd heeft ze hem op bed geduwd, wijdbeens torent ze boven hem uit, haar naaldhakken in het matras. Hij kijkt niet zonder trots van haar borsten naar haar buik. De rolgordijnen blijven dicht om hun emoties tegen zonlicht te beschermen. De cijfers spreken voor zich: zelfs met een vergrootglas zijn haar woorden niet meer dan versiering. Ze heeft een lenig lijf, de ver uit elkaar staande ogen van een Russische gravin die een eenzame tango begint. Niemand durft haar aan te spreken. Boven het bed bungelt een microfoon, het decor is authentiek. Nu moet hij overeind komen en haar billen grijpen, alles zonder bijgeluiden in een zoemende stilte - geen opdracht slaat hem uit het veld. Iemand sluit de deur. Het klankverlies is wederzijds. [pagina 524] [p. 524] Het noodweer boven de oceaan Hij rent door een veld van paardebloemen en protea's, onsterfelijk de grijns op zijn gezicht. Met onze toegenomen kennis weten wij hoe dit eruit moet zien, herinneringen houden ons gaande, koeien staan her en der verspreid. Lang geleden zat hij in een vliegtuig dat af en toe in de wolken verdween en hevig schudde. Het verschil tussen zichtbaar en net niet. Wij zaten achter hem, sloegen een krant open, bijna demonstratief, keken uit het raampje op 11.900 m. hoogte. Een lachende derde zou nu roepen: ‘En op volle zee krijgt hij een duivels plan, bestelt het ene drankje na het andere, verheugt zich op culinaire hoogstandjes en sluit z'n ogen!’ Wat een geluk dat onze aandacht niet verslapt, de ochtend is verkwikkend. [pagina 525] [p. 525] De zachte landing van de astronaut Zijn lichaam is enkele centimeters gegroeid, zijn ruggengraat kraakt. Hij zou zich moeten bewegen als een ongeboren baby, sluimerend, vergelijk zijn doen en laten met dat van een man die midden in een droom wordt aangevallen door een wesp. Tijdens het afscheidsdiner verslikte hij zich tot driemaal toe in zijn dankwoord. De obers op een rij. Het glimmende bestek. De kaarsen en de bloemstukjes. Iedereen keek naar zijn bord. Tegen middernacht stapte hij uit een taxi, hongerig, mechanisch. Hij is een held en een symbool wanneer hij wetenschappelijke momenten tot een geheel improviseert, hij is een weeskind als de wereld slaapt. Over lange afstanden ruist ons traditionele gejuich. Zijn hoofd is wakker zodra het contact is hersteld. [pagina 526] [p. 526] De dageraad stokt in zichtbaarheid Hij ligt op zijn buik naast de bank, het televisielicht werpt een zenuwachtig schijnsel op alles wat hier achterbleef. Dit is nog net geen verhaal. Zijn ogen staan verbaasd, zweet druipt van zijn voorhoofd, de mond klapt open en dicht. Het is zaterdag of zondag, onbewolkt, een prachtige gelegenheid voor een wandeling in het park, een bezoek aan de kermis. De klok slaat zes: al die uren waarin hij zich heeft leeggeschreeuwd, zich probeerde los te rukken, oorzaak en gevolg verwarde. Een zeehond, blind of gewond, kruipt als vanzelf terug naar het vrieskoude water, hoe ver ook, onder het ijs voorvoelt hij de eerste sensaties van diepte als de uitkomst van een belofte. Een dik rood spoor verklaart zijn tocht in minuten of dagen. Vorige Volgende