Ik zou misschien diepe eerbied moeten hebben voor kunst als die van Mozart.
Moet ik echt onaangedaan blijven voor het lijden in de wereld? Misschien hebben anderen niet helemaal begrepen dat geboren worden en mens worden, zelfs al is dat onze natuur, veel verdriet behelst.
Ik denk dat ik toch maar tijdelijk het streven opgeef naar wat “je grenzen verleggen” wordt genoemd, voor mij bestaat geen genezing.
Het enige waarmee ik mezelf troost is dat ik geen haat ken. In mijn poëzie zit geen haat.’
We hoeven het niet met Shang Ch'ins oordeel over Mozart eens te zijn - Jozef Eyckmans noemde hem juist ‘spotvogel met de dood’ - om het leed en de eenzaamheid die hier spreken te begrijpen. Korte stukjes als deze twee verwoorden expliciet wat we in de poëzie ervaren: dat de dichter Shang Ch'in overduidelijk in de eerste plaats een mens is die begaan is met de mens, de gevangen mens achter slot en grendel van eigen lichaam, geest en leefomgeving. In de wereld van ‘het door mensenhand geschapen zonlicht’, waar rationaliteit, beheersing en overheersing de dienst uitmaken, zondert hij zich af in nacht, schaduw en duisternis. Alleen buiten het licht, buiten de rede, buiten de georganiseerde samenleving, vinden dromen en verbeelding hun weg, bevriezen taferelen voor een enkele seconde, en geven zo een stem aan wat in de marges van het bestaan gedrongen is.
Shang Ch'ins voorliefde voor het instinct en de intuïtie leiden vaak tot een omkering van gebruikelijke hiërarchieën en opposities, wat zijn werk soms een irreëel karakter geeft. Die onwerkelijkheid wordt wel in verband gebracht met het Franse surrealisme, waar Shang Ch'in zich in de jaren '50 en '60 wat intensiever mee bezig heeft gehouden, met vooral Max Jacob als een van zijn grote voorbeelden. Maar wat irreëel lijkt in Shang Ch'ins werk berust in feite op een heel concreet mentaal beeld, zo bleek telkens weer tijdens de paar gelegenheden die ik had om uitgebreider met hem over zijn werk te spreken. Begrijpelijkerwijs spreekt hij zelf dan ook liever van superrealisme, want in feite ligt aan het irreële effect een extreme precisie ten grondslag, een realisme van scherpe zintuiglijke waarneming en eigenzinnige logica.
Dat super-realisme uit zich in bijzonder lange, kronkelige zinnen, die uit herkenbare elementen bestaan maar toch ongrijpbaar zijn. Door hun eigen lengte lijken de zinnen als het ware om te kantelen, alsof ze, door hun bochten, aan de taal zelf willen ontsnappen. De verschillende onderdelen, de