Tirade. Jaargang 46 (nrs. 393-397)(2002)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Antoine Uitdehaag Gedichten Oud hout Je kunt een schuurtje worden, een deurtje met een hangslot door je navel, het is afgezaagd maar het geeft voldoening als ze bij je komen schuilen. Je kunt nog altijd fier rechtop als telefoonpaal dienst doen, stijf tot in lengte van jaren, onbuigzaam maar met uitzicht op de helling en het dal. Je kunt ook met je knoesten en je splinters in de haard worden gegooid. Je bent wat vlugger weg, maar zoveel warmte gaf je nooit. Ik steek mijn handen naar je uit. [pagina 73] [p. 73] Mei Waarom denk ik in mei al aan september, wat moet ik met het einde aan het begin. Laat mij met andere onnozelen op terrassen neuzelen en in de eeuwigheid geloven. Laat me ze aanmoedigen de bomen die aarzelend hun blaadjes uit- proberen. Moed moet. Moe zijn er al genoeg en worden we steeds vroeger. Ik wil de zachtste meisjes kussen op hun navel en daar in- en uitslapen en wakker worden op de avond toen alles begon. En alles wat ik ooit geloofd en wat me is beloofd kom ik nu halen. Waarom denk ik in mei al aan september, waarom als ik een kind zie aan de dood? [pagina 74] [p. 74] Drie mannen Drie mannen onder een oude kastanje en door de wolken priemde de zon alsof het behalve de stank van de geiten niet oud-testamentischer kon. Niet gesproken werd er een fles doorgegeven met de mouw afgeveegd, kort aan de mond. De zon scheen en verdween, goddelijk teken. Een spuugde een sliert naar de grond. Ik trachtte te duiden, het orakel te vatten maar kon niet dan staan waar ik stond. En te zien hoe zij. Misschien is dat alles. De kunst van zitten, zwijgen en geitenstront. [pagina 75] [p. 75] Zorgen Ik zie wat ik niet hoor. Ik hoor als ik niet zie. Aan de overkant van het dal slaat de bijl in het hout, de boer in de oktoberzon. Er dient gezorgd voor de winter. Ik zie het zwaaien, zie de bijl in het hout en hoor niets dan mijn adem. - Dan de klap sekonden later. Alles lijkt stiller door het uitstel. En heel ver weg de winter. Sierlijk en onontkoombaar slaat het vliegtuig in de wolken- krabber. Ik hoor niets dan mijn adem. En de klap moet nog steeds komen. Laat ons zorgen voor de winter. [pagina 76] [p. 76] Willens en wetens Dit is een ernstige vorm van zomaar. Zomaar begonnen en niet weten waarom en het af willen maken, maar wat is afmaken anders dan doden. Zo weinig als we weten en zoveel als we willen zouden we geen van onze kinderen het bos insturen, en toch vallen we als bladeren in de herfst als regen in het dal en geloven we dat als het niet ergens goed voor dan toch een natuurverschijnsel is. Vorige Volgende